In deze module leren we alle ins en outs van de bijzondere bijstand, maar wat is bijzondere bijstand nou eigenlijk? Volgens artikel 35 van de Participatiewet is bijzondere bijstand een extra financiële ondersteuning die inwoners kunnen aanvragen voor noodzakelijke bijzondere kosten die mensen niet kunnen betalen uit hun inkomen of hun spaargeld. Denk daarbij aan kosten van bewindvoering of reiskosten voor het volgen van een training of cursus in het kader van re-integratie activiteiten bijvoorbeeld.
Het kan ook gaan om algemene kosten van het bestaan, die voortvloeien uit bijzondere omstandigheden en die niet via een andere regeling (= voorliggende voorziening) vergoed worden. Denk daarbij aan aanvullende bijzondere bijstand voor jongeren tot 21 jaar, die door omstandigheden niet meer thuis kunnen wonen of aan woonkostentoeslag wanneer mensen door omstandigheden hun woonlasten niet meer kunnen betalen en er (nog) geen andere woning beschikbaar is.
Bijzondere bijstand is altijd maatwerk. Dat wil zeggen dat er sprake is van ofwel bijzondere kostensoorten ofwel van bijzondere omstandigheden. Bijzondere bijstand is er niet alleen voor mensen met een uitkering, maar ook voor anderen. Zo kan er bijvoorbeeld recht op bijzondere bijstand zijn terwijl iemand een inkomen heeft dat hoger is dan het bijstandsniveau. Het recht op bijzondere bijstand hangt af van meerdere factoren, die we later in deze module verder zullen uitleggen.
Wat zijn bijzondere omstandigheden?
Maar wat vinden we nou bijzondere omstandigheden? Bijzondere omstandigheden zijn alle gebeurtenissen (of samenloop van omstandigheden) die je niet kunt voorzien en waarvoor je geen geld hebt kunnen reserveren. Bijvoorbeeld: een vrouw met een dochter zit in de bijstand en heeft een parttimebaan gevonden in het hotel aan de andere kant van de stad. Zij heeft geen geld voor vervoer en het hotel geeft geen reiskostenvergoeding. Zij lost als nieuwkomer al af op de lening van de gemeente voor de inrichtingskosten bij eerste huisvesting. De gemeente kan dan met bijzondere bijstand een fiets financieren.
Verplichtingen
Aan bijzondere bijstand is een bestedingsverplichting verbonden (artikel 55 van de Participatiewet). Dit houdt in dat de bijzondere bijstand daadwerkelijk moet worden besteed aan het doel waarvoor zij is verstrekt. Als iemand bijzondere bijstand aanvraagt voor kosten van bewindvoering dan moet de bijzondere bijstand dus daaraan worden uitgegeven. Daarnaast bestaat ook de verplichting om bewijs te overleggen van de kosten (= een factuur of offerte). Indien de verplichtingen die verbonden zijn aan de bijstand niet worden nagekomen, kan de gemeente de bijzondere bijstand terugvorderen.
Check, dubbelcheck
Ik weet nu dat bijzondere bijstand verstrekt kan worden voor:
noodzakelijke bijzondere kosten;
en algemene kosten die voortvloeien uit bijzondere omstandigheden.
Ik weet dat bijzondere omstandigheden gebeurtenissen zijn die je niet kunt voorzien en waarvoor je geen geld hebt kunnen reserveren.
Ik weet nu dat de bijzondere bijstand een bestedings- en een bewijsplicht heeft.
Verhaal is het terughalen van verleende bijstand of middelen waarop de bijstandsgerechtigde aanspraak kan maken, bij een andere persoon dan de persoon die bijstandsgerechtigde is of was op grond van de Participatiewet. Regels voor verhaal van bijstand zijn vastgelegd in paragraaf 6.5, Artikel 61 t/m 62i van de Participatiewet.
De gemeente kan en mag op de volgende personen verhalen:
Op personen die de onderhoudsplicht niet nakomen (= kinder- of partneralimentatie) (artikel 62). Echtgenoten en geregistreerde partners hebben een onderhoudsplicht ten opzichte van elkaar. Ouders hebben een onderhoudsplicht naar hun kinderen tot ze 21 jaar zijn. Ex-partners moeten mogelijk partneralimentatie betalen als één van de partners te weinig inkomen heeft om van te leven.
Op personen die een schenking hebben ontvangen van een persoon die korte tijd daarna aangewezen werd op bijstand, tenzij dit redelijkerwijs niet had kunnen worden voorkomen (artikel 62f, onderdeel a).
Op de nalatenschap van een persoon: wanneer aan de overledene onterecht bijstand is verleend, bijstand is verleend als lening of als gevolg van borgstelling (artikel 62f, onderdeel a).
We zullen alle drie categorieën even uitleggen.
Onderhoudsplichtigen
Wanneer de gemeente bijstand betaalt aan een inwoner die door echtscheiding in de bijstand is gekomen, kan de gemeente de bijstand verhalen op de ex-partner voor zover die zijn alimentatieverplichtingen niet nakomt. Dat geldt zowel voor de partneralimentatie als voor de kinderalimentatie. Veel gemeenten verwijzen de bijstandsontvanger in dat geval naar het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) die namens de alimentatiegerechtigde de alimentatie probeert te innen bij de alimentatieplichtige. De gemeente kan een uitkeringsgerechtigde via artikel 55 verplichten de alimentatie van zijn ex-partner te vorderen.
De gemeente kan ook zelf een verhaalsonderzoek opstarten en berekenen wat de ex-partner kan en moet bijdragen. Wanneer deze weigert te betalen, dan kan de gemeente naar de bestuursrechter en betaling afdwingen via de Rechtbank.
Een verhaalsbijdrage op grond van een rechterlijke uitspraak moet binnen 30 dagen na de bekendmaking van de uitspraak worden betaald. Het college mag per dwangbevel en/of derdenbeslag het geld invorderen. Het verhaalsbedrag wordt jaarlijks per 1 januari geïndexeerd (artikel 62d, lid 1).
Voor meer informatie bekijk onder andere de website van het LIBO (Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen).
Filosofiemomentje: Een gemeente kan een uitkeringsgerechtigde dwingen om alimentatie te eisen bij zijn ex-partner. Wat vind je daarvan? Is dit logisch, omdat de maatschappij niet op hoeft te draaien voor gevolgen van een relatiebreuk? Of gaat dit toch wel ver?
Schenkingen
Het kan voorkomen dat iemand vlak voor bijstandsverlening een schenking doet waardoor hij onder de geldende vermogensgrens komt. De gemeente kan de schenking bij de ontvanger terugvorderen. Ze kan alleen het bedrag terugvorderen dat boven de vermogensgrens ligt. Daarnaast moet er voor dit bedrag al wel bijstand zijn verleend.
Jetty is alleenstaande en heeft € 8.000 op haar rekening staan. Ze schenkt hiervan € 3.000 aan Gerrit. Het vermogen van Jetty is nu € 5.000 en ligt nu onder de voor haar van toepassing zijnde vermogensgrens van € 6.505,00. Jetty krijgt een bijstandsuitkering toegekend ad € 1.078,70. De gemeente ziet dat zij € 3.000 aan Gerrit heeft geschonken. Na een maand besluit de gemeente het bedrag van de uitkering op Gerrit te verhalen.
Jetty heeft nog (€ 6.505 – € 5000 =) € 1.505 over aan vrij te laten vermogen. Dit wordt van de schenking af getrokken. Er blijft nog (€ 3000 – € 1.505 =) € 1.495 over. Dit is het bedrag dat de gemeente op Gerrit kan verhalen. Echter, de kosten waren voor die maand uitkering lager. De gemeente verhaalt dus € 1.078,70 op Gerrit.
Erfgenamen
Te veel of onterecht betaalde bijstand en andere openstaande vorderingen kunnen worden verhaald op de nalatenschap van een inwoner. Bij het uitkeren van de erfenis worden dan eerst de vorderingen van de gemeente en andere schuldeisers betaald.
Check, dubbelcheck
Ik begrijp het proces van verhaal.
Ik weet op welke personen de gemeente kan verhalen.
Wanneer we het over invorderen hebben, gaat het over de betalingen die de inwoner doet om de openstaande schuld terug te betalen. Bij het invorderen wordt rekening gehouden met het inkomen en vermogen dat de inwoner tot zijn beschikking heeft. Gemeenten hebben beleidsvrijheid om te bepalen hoe zij omgaan met een eventuele vrijlating van vermogen of inkomen bij het bepalen van de hoogte van de afloscapaciteit. Zo kunnen zij van de inwoner eisen dat deze het gehele beschikbare vermogen moet gebruiken om de invordering te betalen. Of dat een inwoner een bepaald percentage van het verschil tussen het inkomen en de beslagvrije voet gebruikt.
Beslagvrije voet (= vrij te laten bedrag)
In Nederland is afgesproken dat iemand een bepaald minimumbedrag aan inkomen nodig heeft om van te leven. Dit noemen we de beslagvrije voet of het vrij te laten bedrag (VTLB). Hiervoor zijn normen opgesteld aan de hand van het inkomen en de leefsituatie van de persoon. De onderscheiden leefsituaties zijn:
alleenstaande;
alleenstaande met kind(eren) jonger dan 18 jaar;
gehuwden zonder kind(eren) jonger dan 18 jaar;
gehuwden met kind(eren) jonger dan 18 jaar.
De inkomens zijn onderverdeeld in
hoog inkomen;
inkomen met gedeeltelijk recht op toeslagen;
inkomen gelijk aan of lager dan de bijstandsnorm.
Het VTLB wordt van iemands inkomen afgetrokken om te zien hoeveel ruimte hij heeft om openstaande schulden en vorderingen te betalen.
Voor iemand met een bijstandsuitkering is het VTLB altijd 5% van de bijstandsnorm. Stel dat iemand een bijstandsuitkering heeft van € 1.078,70. Het VTLB is dan (€ 1.078,70 x 0,95 =) € 1.024,77. De ruimte voor betalingen aan schuldeisers is dan (€ 1078,70 – € 1.024,77 =) € 53,94.
Invordering door verrekening
Wanneer iemand met een schuld bij de gemeente een bijstandsuitkering heeft, kan de gemeente deze schuld invorderen door deze te verrekenen (artikel 60, lid 4). De gemeente houdt de ruimte die overblijft na het toepassen van het VTLB in op de uitkering als aflossing voor de openstaande vordering.
Ook als de inwoner een uitkering heeft bij het UWV of de SVB is een vorm van verrekening mogelijk. De gemeente kan middels artikel 60 Participatiewet deze instanties verzoeken geld in te houden om de invordering af te lossen. Dit noemen we ook wel pseudoverrekening.
Verrekening met andere instanties
Het kan voorkomen dat iemand een bijstandsuitkering krijgt toegekend en het later blijkt dat hij ook recht heeft op een andere uitkering voor het levensonderhoud (bijvoorbeeld een WW-uitkering). De WW-uitkering is voorliggend op de betaalde bijstand. De bijstand zou dus moeten worden teruggevorderd. Via een proces genaamd cederen (= het overdragen van een vordering op een andere partij) kan de terugvordering van de bijstand worden verrekend met de nog te betalen uitkering van een andere instantie.
Voorbeeld:
Mandisa (54) is haar baan verloren. In eerste instantie zegt het UWV dat ze geen recht heeft op een WW-uitkering. Ze krijgt van haar gemeente een bijstandsuitkering. Twee maanden later blijkt dat Mandisa toch voor een jaar recht heeft op een WW-uitkering.
Het UWV kan in haar systemen zien dat er door de gemeente al twee keer een uitkering betaald is van € 1.078,70. Mandisa heeft met terugwerkende kracht recht op € 3.000 van het UWV. Het UWV kan dat aan haar betalen, maar dan moet de gemeente de (2x 1078,70 =) € 2.157,40 terugvorderen. Via cessie mag het UWV de € 2.157,40 aan de gemeente betalen zodat er geen terugvordering ontstaat. De overige (€ 3.000 – € 2.157,40 =) € 842,60 betaalt het UWV dan nog aan Mandisa.
Betalingsregeling, aanmaning en dwangbevel
Als de persoon geen uitkering (meer) heeft, zal de gemeente hem in eerste instantie verzoeken de vordering in één keer af te lossen. Op verzoek van de inwoner kan er ook een betalingsregeling getroffen worden. Deze wordt dan gebaseerd op het inkomen en de leefsituatie van de persoon.
Als de inwoner niet meewerkt aan het betalen van zijn invordering, kan de gemeente overgaan op een dwangbevel. Eerst zal de gemeente een betaal- en aanmaningstermijn moeten stellen. Dit geeft de schuldenaar de laatste kans om alsnog te betalen. In deze brief wordt de inwoner ook op de hoogte gesteld van de extra kosten die in rekening worden gebracht wanneer hij niet meewerkt.
Een dwangbevel kan door de gemeente of een deurwaarder worden verstuurd per post. In het bevel wordt aan de inwoner duidelijk gemaakt dat als hij niet meewerkt, er beslag op (een deel) van zijn inkomen wordt gelegd. Vervolgens stuurt de gemeente een kopie van het dwangbevel met begeleidend schrijven naar de werkgever van de inwoner. Die is verplicht om mee te werken aan de uitvoering van het dwangbevel (oftewel het aflossen van de openstaande vordering). Een bijstandsvordering is een preferente vordering. Dit bekent dat wanneer er sprake is van meerdere vorderingen de gemeente in veel gevallen voorrang heeft (artikel 60, lid 7).
Wanneer iemand zelfstandige is en dus geen werkgever heeft kan de invordering bij een deurwaarder gelegd worden. De kosten van de deurwaarder zijn voor de schuldenaar.
Opdracht invordering: Zoek in je werkinstructies op hoe jouw gemeente omgaat met invordering. Wat vind je van deze aanpak? Vergelijk waar mogelijk de aanpak van jouw gemeente met die van een andere.
Check, dubbelcheck
Ik snap wat invordering is en ik weet dat hierbij rekening wordt gehouden met het inkomen en de leefsituatie van de inwoner.
Ik weet wat cederen inhoudt.
Ik snap het proces van betalingsregeling, aanmaning en dwangbevel.
Bij deze energizer gaan we even helemaal ontspannen. Zoek een opname op van geluiden die door jou als ontspannend worden ervaren. Je kunt denken aan een knisperend haardvuur of zee geluiden. De opname moet minimaal 5 minuten lang zijn. Voor die tijd ga jij met je ogen dicht luisteren en ontspannen.
Terugvorderen is het terughalen van een schuld bij de inwoner. Iemand kan door verschillende redenen een schuld hebben bij de gemeente, bijvoorbeeld door:
Het herzien van het recht op bijstand waarbij er te veel uitkering is betaald.
Het intrekken van het recht op bijstand over een periode die al uitbetaald is.
Het ontvangen van bijstand in de vorm van een lening en de persoon houdt zich niet aan de voorwaarden voor die lening.
Bij terugvordering gaat het nog niet over het betalen. Dit behandelen we bij invorderen. Bij terugvordering wordt er gekeken op welke grond een schuld is ontstaan en of deze kan of moet worden teruggehaald. Het besluit tot terugvordering wordt een onzelfstandig besluit genoemd. Het volgt altijd op een ander besluit, bijvoorbeeld op het intrekken of wijzigen van het recht op uitkering. In de Participatiewet is artikel 58 gewijd aan terugvordering. Terugvordering is iets wat we in de praktijk regelmatig voorbij zien komen, dus een goede reden om het artikel even goed uit te pluizen. 😊
De gemeente is dus verplicht om het te veel aan bijstand -dat als gevolg van het schenden van de inlichtingenplicht is verstrekt- terug te vorderen. Belangrijk om aan te merken is dat het een plicht van de gemeente betreft.
2. Het college van de gemeente die de bijstand heeft verleend kan kosten van bijstand terugvorderen, voorzover de bijstand:
In dit lid worden verschillende situaties opgesomd waarin de gemeente ervoor kan kiezen om een bedrag terug te vorderen. Het is van belang om goed te kijken hoe de schuld ontstaan is om zo de juiste terugvorderingsgrond te kiezen.
a. Anders dan in het eerste lid, ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend;
In dit geval is er te veel aan uitkering betaald, maar is dit niet het gevolg van het schenden van de inlichtingenplicht. Een voorbeeld is wanneer de gemeente te laat een wijziging doorvoert of dat de hoogte van de inkomsten pas na de betaling bekend zijn.
b. In de vorm van geldlening is verleend en de uit de geldlening voortvloeiende verplichtingen niet of niet behoorlijk worden nagekomen;
Wanneer de gemeente een lening aan de inwoner verstrekt, worden er afspraken gemaakt over het terugbetalen van die lening. Wanneer de inwoner zich niet houdt aan deze afspraken, kan de gemeente ervoor kiezen om de lening terug te vorderen.
c. Voortvloeit uit gestelde borgtocht;
Het kan ook zijn dat de gemeente zelf niet de lening verstrekt, maar wel borg staat voor de betaling van die lening. Als de inwoner de betalingsverplichting naar de verstrekker van de lening niet nakomt, neemt de gemeente dit over. De betalingen die de gemeente hierbij doet, kan zij terugvorderen op degene die de lening is aangegaan.
d. Ingevolge artikel 52 bij wijze van voorschot is verleend en nadien is vastgesteld dat geen recht op bijstand bestaat;
Bij een aanvraag voor een bijstandsuitkering kan de gemeente beslissen om een voorschot te verstrekken voordat zij de uitkering definitief toekent. Dit doet zij bijvoorbeeld wanneer de persoon in broodnood verkeerd. Bij broodnood heeft iemand niet genoeg geld om in eten en drinken te voorzien in de periode dat zijn aanvraag wordt beoordeeld.
Een voorschot wordt verstrekt zonder dat er definitief vast is gesteld of er recht op uitkering bestaat. Er is een kans dat uiteindelijk blijkt dat dit recht er toch niet is. Op dat moment kan de gemeente het voorschot terugvorderen.
e. Anderszins onverschuldigd is betaald voorzover de belanghebbende dit redelijkerwijs had kunnen begrijpen, of
In deze situatie heeft de gemeente een fout gemaakt en is er te veel uitkering betaald. Als de inwoner had kunnen weten dat het bedrag dat hij ontving niet juist was dan mag de gemeente dit terugvorderen. Dit is van belang omdat hij dan kon weten dat dit geld terug naar de gemeente moet en hij het dus niet kan uitgeven.
f. Anderszins onverschuldigd is betaald, waaronder begrepen dat:
i. De belanghebbende naderhand met betrekking tot de periode waarover bijstand is verleend, over in aanmerking te nemen middelen als bedoeld in paragraaf 3.4 beschikt of kan beschikken;
Deze situatie kan bijvoorbeeld voorkomen wanneer iemand een erfenis ontvangt. Technisch gezien ontvangt de persoon de erfenis op het moment van overlijden van de erflater. Echter is op dat moment vaak nog niet duidelijk hoeveel hij ontvangt. Daarnaast kan de erfenis komen in de vorm van (een deel van) een huis. De inwoner kan niet direct over de middelen beschikken en ermee in zijn eigen levensonderhoud voorzien. De uitkering loopt daarom door tot het moment dat dit wel het geval is. Op dat moment kan de (te veel) verstrekte uitkering worden teruggevorderd.
f.
ii. Bijstand is verleend met een bepaalde bestemming en naderhand door de belanghebbende vergoedingen of tegemoetkomingen worden ontvangen met het oog op die bestemming.
Een voorbeeld hiervan is dat wanneer iemand ontslag heeft genomen en het UWV de WW-uitkering heeft geweigerd. De persoon vraagt bijstand aan en tekent bezwaar aan of gaat in beroep. Wanneer de WW alsnog wordt toegekend over de periode waarover de gemeente bijstand heeft verleend, dan wordt de te veel verstrekte bijstand teruggevorderd.
3. Indien een gemeente ingevolge artikel 42, lid 3, gehouden is kosten van bijstand over een bepaalde periode aan een andere gemeente te vergoeden, geschiedt de terugvordering over die periode, voorzover zij nog niet heeft plaatsgehad, door het college van eerstgenoemde gemeente.
Soms kan er onduidelijkheid bestaan welke gemeente verantwoordelijk is voor de verstrekking van de uitkering. Een voorbeeld is wanneer iemand ingeschreven staat in de ene gemeente, maar het grootste gedeelte van de tijd verblijft in een andere. In artikel 42 PW is opgenomen hoe hiermee om te gaan. Het tweede lid van het artikel stelt dat totdat het geschil is opgelost, de gemeente waar de inwoner verblijft de uitkering verstrekt. Mocht de uitkering dan toch niet door deze gemeente betaald moeten worden, dan kan zij deze op basis van dit lid terugvorderen.
4. Het college is bevoegd tot verrekening van in de voorafgaande zes maanden ontvangen middelen met de algemene bijstand.
Deze lichten we even toe met een voorbeeld. Stel Ans (61) werkt in maart parttime voor 60 uren. Ze wordt niet direct betaald en Ans krijgt die maand nog een volledige uitkering ad € 1.078,70. In april ontvangt Ans € 600 voor haar gewerkte uren. Nu heeft ze in maart € 600 verdient en € 1.078,70 uitkering ontvangen. Dat is dus € 600 te veel. Door dit lid mag de gemeente deze € 600 verrekenen met de uitkering van april. In april ontvangt Ans nog (€ 1.078,70 – € 600 =) € 478,70 aan uitkering. Gemiddeld gezien heeft Ans dan weer € 1.078,70 per maand ontvangen.
5. Bij gebreke van tijdige betaling kan de vordering worden verhoogd met de op de terugvordering betrekking hebbende kosten. Loonbelasting en de premies volksverzekeringen waarvoor de gemeente die de bijstand verstrekt krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 inhoudingsplichtige is, kunnen worden teruggevorderd, voor zover deze belasting en premies niet verrekend kunnen worden met de door het college af te dragen loonbelasting en premies volksverzekeringen.
Zoals we in de module over algemene bijstand hebben gezien, is het bedrag dat de inwoner aan bijstand ontvangt een netto-uitkering. De gemeente draagt aan het eind van ieder kalenderjaar aan de Belastingdienst inkomstenbelasting en premies af. Wanneer het door de gemeente teruggevorderde bedrag niet binnen het kalenderjaar wordt ontvangen, wordt het nog openstaande bedrag van de vordering verhoogd met de daarover verschuldigde premies en belastingen. De inwoner kan deze gebruteerde schuld als negatief inkomen opvoeren bij de volgende belastingaangifte voor het daaropvolgend jaar. De inwoner krijgt dit gebruteerde bedrag dus uiteindelijk weer terug via zijn belastingaangifte.
6. Terugvordering als bedoeld in het tweede lid, onderdeel e, vindt niet plaats, indien de betreffende kosten zijn gemaakt meer dan twee jaar vóór de datum van verzending van het besluit tot terugvordering.
In het tweede lid van dit artikel onder e zagen we dat als de gemeente door haar fout te veel uitkering verstrekt, zij dit mag terugvorderen, mits de inwoner dit had kunnen voorzien. Dit lid stelt dat de gemeente maximaal twee jaar heeft om deze fout te vinden en terug te vorderen.
7. In afwijking van het eerste lid kan het college besluiten van terugvordering of van verdere terugvordering als bedoeld in het eerste lid af te zien, indien de persoon van wie de kosten van bijstand worden teruggevorderd:
a. Gedurende tien jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan;
Zoals we zien, kan dit normaliter nadat de inwoner 10 jaar aan de overeengekomen betalingsverplichting heeft voldaan. Over hoe zo’n betalingsverplichting tot stand komt, vertellen meer bij de pagina over invordering.
b. Gedurende tien jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog heeft betaald;
Als de inwoner niet aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, krijgt hij de kans het nog verschuldigde bedrag alsnog te betalen. Ook dan komt hij in aanmerking voor het afzien van verdere invordering na 10 jaar.
c . Gedurende tien jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten; of
Er kan ook worden afgezien van invordering als de inwoner in 10 jaar niets aan de invordering heeft afbetaald en het ook niet te verwachten valt dat dit gaat gebeuren.
d. Een bedrag, overeenkomend met ten minste 50% van de restsom, in één keer aflost.
De laatste mogelijkheid doet zich voor als de inwoner in staat is om tenminste de helft van de openstaande vordering in één keer af te lossen.
8. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan het college besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.
Artikel 58 eindigt met een lid over dringende redenen. Dit moet maatwerk mogelijk maken in gevallen waar invordering geheel of gedeeltelijk onwenselijk is.
Zesmaandenjurisprudentie
Van belang in de terugvorderingsregels is de zesmaandenjurisprudentie. Dat is een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) waarin vastgelegd is dat zes maanden na het moment dat de gemeente kennis heeft of had kunnen hebben van het feit dat er sprake was van een onverschuldigde betaling, de gemeente niet meer kan overgaan tot terugvordering van het ten onrechte betaalde. Het is dus van belang om bij het ontvangen van signalen over eventueel te veel betaalde bijstand, tijdig een onderzoek op te starten. Paragraaf 6:4, artikel 58 t/m 60c van de Participatiewet, regelt wanneer en hoe de gemeente overgaat tot terugvordering.
Deze jurisprudentie gaat niet in op wanneer de inlichtingenplicht is geschonden.
Check, dubbelcheck
Ik weet wat terugvordering inhoudt en artikel 58 over terugvordering is mij duidelijk.
Ik weet dat de gemeente bij het schenden van de inlichtingenplicht verplicht is tot terugvordering.
Intrekken van bijstand betekent dat je constateert dat er over een bepaalde periode helemaal geen recht was op bijstand. Dit kan bijvoorbeeld zo zijn wanneer iemand langer dan de toegestane periode verbleef in het buitenland. Dan beëindig je niet de uitkering, maar trek je het recht in over de periode waarmee de toegestane vakantieduur is overschreden. Je trekt de uitkering in vanaf de datum dat iemand er geen recht meer op had. Deze datum kan dus in het verleden liggen.
Het kan ook zijn dat iemand niet voldoende informatie aanlevert om het recht op bijstand vast te kunnen stellen. In dat geval kun je het recht op bijstand ook intrekken. Het intrekken van het recht op bijstand gebeurt net als het herzien op basis van artikel 54, lid 3.
Beëindigen
De uitkering wordt beëindigd wanneer er geen recht op bijstand meer bestaat; wanneer iemand niet meer voldoet aan de voorwaarden. Er zijn vele redenen waarom er op een bepaald moment niet meer aan de voorwaarden voor een bijstandsuitkering wordt voldaan. Dat kan variëren van verhuizing naar een andere gemeente, het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd of in het meest gunstige geval, doordat iemand zelf weer voldoende inkomen heeft om in zijn levensonderhoud te voorzien. Het kan ook zijn, zoals we hierboven al bespraken, dat het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld omdat de inwoner niet de benodigde informatie aanlevert. Als de persoon dit niet tijdig herstelt, wordt de uitkering ook beëindigd.
Normaliter beëindigt de gemeente de uitkering wanneer het inkomen gedurende een aaneengesloten periode van 30 dagen hoger ligt dan de van toepassing zijnde uitkeringsnorm. Er zijn gemeenten die de uitkering pas later beëindigen, bijvoorbeeld omdat er sprake is van sterk wisselende inkomsten uit uitzendwerk. Dat voorkomt dat inwoners na een maand weer de hele uitkering opnieuw moeten aanvragen. Andere gemeenten kennen ook een verkorte aanvraagprocedure indien de inwoner binnen een te overziende periode (bijvoorbeeld een half jaar) weer terugvalt op een uitkering.
De uitkering wordt officieel beëindigd door de gemeente op de datum van de beschikking. Deze datum is altijd in het hier en nu en dus niet per de datum dat het recht op bijstand eindigde. Met een beschikking informeert de gemeente de inwoner over de beslissing over het herzien, het intrekken of de beëindiging van de uitkering.
Voorbeeld:
Iemand heeft per 1 januari voldoende inkomen om in zijn eigen levensonderhoud te voorzien. De beschikking waarin de gemeente de persoon op de hoogte stelt van het beëindigen van de uitkering wordt op 15 januari verstuurd. Per deze datum wordt de uitkering officieel beëindigd in de systemen van de gemeente.
Bij een beëindiging is het altijd belangrijk om te onderzoeken of er nog openstaande verplichtingen zijn over en weer zoals: een openstaande schuld die nog moet worden afgelost of dat er nog een aangifte inkomstenbelasting dient te worden gedaan, in verband met mogelijk terug te ontvangen middelen over de periode waarover ook bijstand is ontvangen.
Check, dubbelcheck
Ik weet wat intrekken van bijstand inhoudt en ik kan een voorbeeld noemen van een situatie waarin dit kan gebeuren.
Het beëindigen van bijstand is mij duidelijk en ik kan hier ook een voorbeeld van geven.
We hebben al geleerd hoe bijstand wordt toegekend op basis van voorwaarden en de middelen waarover iemand zelf kan beschikken. Maar het houdt natuurlijk niet op na het toekennen van bijstand. Daarna wordt periodiek gecontroleerd of een uitkering rechtmatig verstrekt wordt. Met andere woorden: het is de taak van de consulent om te kijken of een persoon niet te veel, maar ook niet te weinig uitkering krijgt. Dit doet deze door te beoordelen of wijzigingen in de situatie van de inwoner invloed hebben op het recht op bijstand. Als er blijkt dat er iets is gewijzigd in de situatie van de inwoner, dan wordt het recht op bijstand herzien. Het met terugwerkende kracht wijzigen van het recht op bijstand wordt ook wel herzien genoemd (artikel 54, lid 3).
Inlichtingenplicht
Zoals we in module 7 hebben gezien, is de inwoner op grond van artikel 17 Participatiewet verplicht om alle veranderingen in zijn situatie door te geven die van invloed zijn op het recht of de hoogte van de uitkering. Per wijziging beoordeelt de consulent of dit van invloed is op de bijstand. Zo wordt er gekeken of de bijstand hoger of lager moet worden.
Als de wijzigingen op tijd worden doorgegeven, kan het recht op een uitkering aangepast worden voordat er te veel of te weinig uitkering wordt betaald. Wanneer dit te laat gebeurt, moeten er met terugwerkende kracht zaken worden hersteld door het recht op bijstand te herzien of zelfs helemaal in te trekken. Met een terugvordering of nabetaling moet het recht achteraf worden rechtgezet, maar daar vertellen we later meer over.
Er kan ook sprake zijn van herziening zonder dat daarbij sprake is van schending van de inlichtingenplicht. Uitkeringsgerechtigden hebben vaak een aantal dagen om een verandering te melden. Soms is de gemeente zelf te laat met het afhandelen van het proces. Hierdoor moet het recht ook worden herzien, maar is er geen sprake van schending van de inlichtingenplicht.
Een voorbeeld van een verandering in de situatie is wanneer een inwonend kind van ouder dan 21 jaar al drie maanden geleden gestopt is met studeren en nu een betaalde baan heeft. Het recht op bijstand wordt herzien vanaf het moment dat het inwonende kind is gestopt met de studie. Met de herziening wordt het recht op bijstand over een periode in het verleden aangepast.
Een ander voorbeeld: stel je komt er als inkomensconsulent op 11 september 2021 achter dat iemand met een uitkering in de maand februari inkomsten heeft gehad uit arbeid. Deze inkomsten hadden in februari gekort moeten worden op de uitkering. Je herziet de uitkering dan over de periode van 1 februari 2021 tot en met 28 februari 2021.
Bevoegdheid
Herziening is doorgaans een bevoegdheid van de gemeente. Dit betekent dat een gemeente het recht op bijstand mag herzien, maar er niet toe verplicht is. In twee gevallen is de gemeente hier wel toe verplicht:
Als door het niet (behoorlijk) nakomen van de inlichtingenplicht ten onrechte of tot een te hoog bedrag bijstand is verleend.
Als de uitkeringsgerechtigde niet voldoet aan het verzoek van het college om de in de BRP opgenomen adresgegevens in overeenstemming te brengen met de feitelijke woonsituatie.
Opschorten en hersteltermijn
Het kan zijn dat een persoon niet de informatie aanlevert om het recht op bijstand correct vast te kunnen stellen. In zo’n geval kan de gemeente het recht op bijstand opschorten (artikel 54, lid 1). Het recht bestaat op dat moment nog wel, maar er worden geen betalingen gedaan. De gemeente stelt de inwoner op de hoogte van de opschorting en geeft hem de kans om alsnog de benodigde informatie aan te leveren binnen een bepaalde termijn (artikel 54, lid 2). Zo’n termijn noemen we een hersteltermijn. Als de inwoner niet binnen de hersteltermijn adequaat reageert, kan de gemeente het recht op bijstand intrekken (artikel 54, lid 4). Wanneer de persoon bij het doen van een aanvraag voor bijstand niet alle noodzakelijke informatie aanlevert, dan stelt de gemeente de aanvraag zelfs buiten behandeling (artikel 4:5 Awb). De persoon moet dan een nieuwe aanvraag indienen.
Check, dubbelcheck
Ik begrijp dat veranderingen in iemands situatie ertoe kunnen leiden dat het recht op bijstand verandert.
Herzien van bijstand is mij duidelijk.
Ik weet dat het herzien van bijstand een bevoegdheid is van de gemeente. Er zijn twee gevallen waarin de gemeente verplicht is om de bijstand te herzien. In andere gevallen mag de gemeente dit zelf beslissen.
Ik snap hoe het opschorten van bijstand werkt en wat een hersteltermijn is.
Ik begrijp dat het recht op bijstand wordt ingetrokken wanneer de inwoner de gevraagde informatie niet aanlevert binnen de (herstel)termijn. De aanvraag wordt buiten behandeling gesteld nadat de hersteltermijn is verlopen.
Om verschillende redenen kan de gemeente besluiten een maatregel anders op te leggen dan hierboven beschreven. We zullen deze één voor één behandelen.
Recidive
Als iemand voor een tweede keer binnen korte tijd een geüniformeerde verplichting overtreedt, heeft dat invloed op de duur van de maatregel. We hebben gezien dat bij een eerste schending de bijstand wordt verlaagd met 100% voor minimaal één maand en maximaal drie maanden. Een tweede schending – waarbij de eerste schending minder dan een jaar geleden was – wordt gesanctioneerd met een verlaging van 100% voor een langere periode dan bij de eerste schending met een maximum van 3 maanden. Bij elke daaropvolgende schending die binnen een jaar van de vorige schending plaatsvindt, zal de maatregel langer zijn dan de vorige. De lengte van de maatregel zal echter nooit de maximale duur van 3 maanden overschrijden.
VOORBEELD
Fatma schendt meerdere keren een geüniformeerde verplichting. Dit gebeurt vijf keer, waarbij er tussen elke schending steeds minder dan een jaar zit. De gemeente waar Fatma woont heeft in de afstemmingsverordening opgenomen dat een eerste schending leidt tot een maatregel van 100% voor een maand. Bij de tweede schending wordt de bijstand met 100% verlaagd voor een duur van twee maanden. Daarna gaat het steeds om drie maanden.
De maatregel zou dan dus als volgt opbouwen:
Hoogte
Duur
Maatregel 1
100%
1 maand
Maatregel 2
100%
2 maanden
Maatregel 3
100%
3 maanden
Maatregel 4
100%
3 maanden
Maatregel 5
100%
3 maanden
De duur van een maatregel kan, als dit zo is vastgelegd in de afstemmingsverordening, bij de eerste schending meteen al 3 maanden zijn. Hoewel er bij daaropvolgende maatregelen sprake kan zijn van recidive, zal de duur dus nooit langer worden.
Inkeerregeling
Waar bij recidive sprake is van meerdere keren een verplichting schenden, kan er ook sprake zijn van inkeer. De gevolgen van een maatregel kunnen beperkt worden door een inkeerregeling. De inkeerregeling houdt in dat een inwoner een verzoek doet aan de gemeente om de maatregel te herzien vanwege inkeer (artikel 18, lid 11). Inkeer betekent dat uit de houding en het gedrag van een inwoner ondubbelzinnig – duidelijk dus – blijkt dat de inwoner aan de verplichtingen voldoet. Dat is eigenlijk het doel toch? Dat iemand zich (weer) houdt aan de verplichting! J De gemeente zal bij de inkeerregeling bepalen:
of het verzoek tot inkeer aan bepaalde criteria voldoet, bijvoorbeeld dat het schriftelijk is ingediend en ondertekend is;
of de inwoner op dat moment toch ondubbelzinnig aan de verplichting voldoet.
met ingang van wanneer de maatregel wordt herzien.
Samenloop
Het kan ook zo zijn dat de gemeente zich genoodzaakt ziet om meerdere maatregelen op te leggen aan iemand. Dit kan bijvoorbeeld zijn omdat iemand met één daad meerdere verplichtingen overtreedt. Er wordt dan gesproken van een ééndaadse samenloop. Iemand kan ook in een korte periode met meerdere daden meerdere verplichtingen schenden. Dan is er sprake van een meerdaadse samenloop. In haar verordening zal de gemeente moeten vastleggen hoe om te gaan met beide vormen van samenloop. Worden de maatregelen bijvoorbeeld gestapeld of telt alleen de zwaarste?
Dringende omstandigheden
Zoals we hierboven hebben gezien, liggen de hoogte en duur van de verschillende maatregelen vast in de Participatiewet en de gemeentelijke afstemmingsverordening. Er lijkt weinig ruimte voor maatwerk. Met artikel 18, lid 10 heeft de wetgever hier toch ruimte voor opengelaten bij dringende omstandigheden. De dringende omstandigheden moet bij dit artikel ruimer worden opgevat dan bij het opleggen van een boete. De gemeente mag op basis van dit artikel bij het opleggen van een maatregel kijken naar de omstandigheden, de mogelijkheden en middelen van de inwoner. Ze mag in individuele gevallen besluiten een maatregel te verlagen, verkorten of op nul vaststellen. Dit kan bijvoorbeeld wanneer vergroting van de schuldenproblematiek of huisuitzetting dreigt of wanneer de overtreding van de plicht niet evenredig is aan de straf.
Check, dubbelcheck
Ik weet nog steeds wat recidive is en ik weet ook hoe maatregelen worden aangepast als er sprake is van recidive.
Ik weet wat een inkeerregeling en dat iemand deze kan aanvragen bij de gemeente.
De twee soorten samenloop zijn helder voor mij.
Ik begrijp dat dringende omstandigheden een reden kunnen zijn voor gemeenten om de maatregel aan te passen.
Nu we weten wat een boete inhoudt en waar die voor gegeven kan worden, gaan we door met de maatregelen. Een maatregel is het gevolg van het verwijtbaar schenden van aan de bijstand verbonden verplichtingen, behalve bij het schenden van de inlichtingenplicht. Zoals we net zagen, is dan een boete op zijn plaats. Wanneer aan iemand een maatregel wordt opgelegd, wordt de uitkering met een percentage van de uitkeringsnorm verlaagd.
Zoals we al eerder zagen in de module Verplichtingen, kent de Participatiewet geüniformeerde en niet-geüniformeerde verplichtingen. De gemeente heeft beleidsvrijheid bij het vaststellen van de gevolgen van het schenden van niet-geüniformeerde verplichtingen. Hoe zij omgaat met deze maatregelen, moet zij echter wel vastleggen in een afstemmingsverordening (artikel 8, lid 1, onderdeel a). Daarnaast zijn er nog een aantal beleidsvrijheden met betrekking tot het opleggen van maatregelen.
Geüniformeerde verplichtingen
De hoogte van een maatregel voor het niet nakomen van geüniformeerde verplichtingen is volledig vastgelegd in de Participatiewet in artikel 18, lid 5. De bijstand wordt bij schending van geüniformeerde verplichtingen altijd met 100% – dus volledig – verlaagd. Daarbij wordt geen onderscheid gemaakt naar de ernst van de schending, de mate van verwijtbaarheid of welke geüniformeerde verplichting is geschonden.
Niet-geüniformeerde verplichtingen
De niet-geüniformeerde verplichtingen zijn opgenomen in verschillende artikelen. Voorbeelden zijn:
het niet of onvoldoende meewerken aan het opstellen, uitvoeren en evalueren van een plan van aanpak zoals bedoeld in artikel 44a Participatiewet;
het niet of onvoldoende verrichten van een door het college opgedragen tegenprestatie naar vermogen zoals bedoeld in artikel 9, lid 1, onderdeel c.
Voor het schenden van deze verplichtingen krijgt iemand een maatregel, maar de hoogte van de maatregel is niet vastgelegd in de wet. Dit bepaalt elke gemeente zelf en wordt vastgelegd in de afstemmingsverordening. Hierbij kan de gemeente ervoor kiezen om het schenden van de ene verplichting zwaarder te straffen dan de andere.
VOORBEELD
Een gemeente legt een maatregel van 10% op voor een maand voor het niet voldoen aan de identificatieplicht. Als iemand zich niet op tijd afmeldt voor een afspraak, wordt er een maatregel van 5% opgelegd voor een maand.
Duur maatregel
Voor zowel geüniformeerde als niet geüniformeerde verplichtingen heeft de gemeente enige beleidsvrijheid in de duur van de maatregel. Oftewel: voor welke periode deze wordt opgelegd. In de wet is bepaald dat de duur van een maatregel minimaal voor één en maximaal drie maanden is. De keuzes die de gemeente hierin maakt, legt ze vast in de afstemmingsverordening. De duur van alle maatregelen moet gelijk zijn. Het kan dus niet zo zijn dat de duur van een maatregel voor het niet of onvoldoende verrichten van een tegenprestatie twee maanden is en die voor het niet of onvoldoende meewerken aan een plan van plan van aanpak één maand.
Verrekening
Zoals we net geleerd hebben, wordt bij een maatregel de uitkering met een percentage van de bijstandsnorm verlaagd. Een verlaging van 100% voor één maand betekent dat iemand één keer zijn norm minder aan uitkering krijgt. In principe betekent dat dus een maand geen uitkering. Echter, hoeft dat bedrag niet met één maand uitkering verrekend te worden. Het mag, afhankelijk van het gemeentelijk beleid, over maximaal drie maanden verspreid worden. Daarbij eist de wet dat minimaal een derde van de verlaging over de eerste maand wordt verrekend (artikel 18, lid 5 ).
VOORBEELD
Harry krijgt als maatregel een verlaging van 100% van de bijstand voor één maand. Hij krijgt een uitkering naar de norm van een alleenstaande ad € 1.283,83. Zijn gemeente heeft in de afstemmingsverordening toegestaan dat de maatregel verrekend mag worden over drie maanden. Harry wil de maatregel graag over twee maanden verdelen. In de tweede maand krijgt hij namelijk vakantiegeld en kan hij de verlaging beter opvangen. Volgens de Participatiewet moet een derde van de verlaging in de eerste maand verrekend worden. Voor Harry is dat (€ 1.283,83 / 3 =) €427,94. De rest van de verlaging (€ 1.283,83 – €427,94 =) € 855,89 wordt verrekend met de tweede maand. Harry krijgt in maand één (€ 1.283,83 – €427,94) = € 855,89 aan uitkering. In maand twee krijgt hij (€ 1.283,83 – € 855,89 =) € 427,94 aan uitkering.
Geen verwijtbaarheid
Het kan zo zijn dat iemand een verplichting overtreedt, maar dit niet te verwijten valt. In het geval van gebrek aan verwijtbaarheid, zal de gemeente geen maatregel opleggen voor het schenden van de verplichting. Dit is terug te vinden in artikel 18, lid 9.
Check, dubbelcheck
Ik weet nu dat de hoogte van de maatregel bij schending van de geüniformeerde arbeidsverplichtingen is vastgelegd in de wet en dat de gemeente beleidsvrijheid heeft bij het vaststellen van de hoogte van de maatregel bij het schenden van de niet-geüniformeerde arbeidsverplichtingen.
Ik weet dat een maatregel bedoeld is om de persoon aan te sporen om de aan de bijstand verbonden verplichtingen na te komen.
Ik weet dat een maatregel nooit langer mag duren dan drie maanden, waarbij in de eerste maand in ieder geval een derde van het bedrag van de maatregel moet worden voldaan of verrekend.
Ik weet dat, er geen maatregel opgelegd hoeft te worden als iemand helemaal niks te verwijten valt, zelfs al schendt iemand een verplichting.
Net hebben we gezien waarvoor een boete opgelegd kan worden en hoe hoog die boete dan is. Maar een gemeente kan er ook voor kiezen om af te zien van het opleggen van een boete. Dat doen ze natuurlijk niet zomaar. Er zijn een aantal redenen waarom een gemeente hiervoor kan kiezen.
Dringende redenen
Het afzien van het opleggen van een boete kan bijvoorbeeld op grond van dringende redenen (artikel 18a, lid 7). Er is sprake van dringende redenen wanneer een bestuurlijke boete tot onaanvaardbare gevolgen kan leiden voor de persoon of zijn gezin. Het gaat dan om andere factoren dan het feit dat iemand daardoor onvoldoende middelen heeft om te voorzien in de noodzakelijke kosten van het bestaan. Er kan sprake zijn van een kwetsbare gezondheid of een precaire situatie. Het gaat echt om incidentele individuele gevallen waarbij iets uitzonderlijks aan de hand is.
Verwijtbaarheid
Wanneer het schenden van de inlichtingenplicht de persoon niet kan worden aangerekend, spreken we van het ontbreken van verwijtbaarheid (artikel 5:41 Awb). Hierbij wordt er niet alleen gekeken of iemand objectief verweten kan worden dat hij de inlichtingenplicht heeft geschonden, maar ook subjectief. Met objectieve verwijtbaarheid wordt bedoeld dat iemand feitelijk niet de inlichtingen heeft verstrekt. Bij subjectieve verwijtbaarheid wordt er gekeken of iemand wist, of had kunnen weten, dat hij de inlichtingenplicht schond. Het centrale idee is dat je iemand niet iets kunt verwijten (en er voor straffen) als hij niet wist dat hij het moest doen.
Rechtvaardigingsgronden
Het kan ook zijn dat er op basis van een rechtvaardigingsgrond besloten wordt geen boete op te leggen (artikel 5:5 Awb). Er is dan sprake van een situatie waarin het te rechtvaardigen (te begrijpen) is dat iemand de verplichting heeft overtreden. De klassieke strafrechtelijke rechtvaardigingsgronden, op basis van artikel 40 t/m 43 lid 1 WvS zijn:
noodweer;
(rechtvaardigende) overmacht;
handelen ter uitvoering van een wettelijk voorschrift;
handelen ter uitvoering van een bevoegd gegeven ambtelijk bevel.
Bij noodweer kan je denken aan wanneer een persoon informatie achterhoudt om zichzelf te beschermen tegen onmiddellijk gevaar of dreiging. Bij overmacht kan je denken aan twee conflicterende verplichtingen. De persoon kan maar één van de twee nakomen en zal een keuze moeten maken.
Aangifte bij het Openbaar Ministerie
In principe wordt er bij elke schending van de inlichtingenplicht een strafbaar feit gepleegd. Zowel de gemeente als het openbaar ministerie (OM) kan iemand hiervoor vervolgen. Echter, mag iemand maar één keer bestraft worden per feit. Daarom is er vastgelegd in de Aanwijzing i.d.z.v. art. 130 lid 6 Wet RO dat bij een benadelingsbedrag tot € 50.000 er een bestuurlijke boete door de gemeente wordt opgelegd. Echter, als er sprake is van een of meerdere onderstaande wegingscriteria, worden zaken voorgelegd aan het OM ter beoordeling of deze alsnog strafrechtelijk moeten worden afgedaan.
Wegingscriteria:
combinatie sociale zekerheidsfraude met andere strafbare feiten;
status verdachte en/of voorbeeldfuncties;
Recidive;
thematische aanpak;
bestuurlijk optreden is niet mogelijk;
georganiseerd crimineel verband.
Bij benadelingsbedragen boven € 50.000 wordt aangifte gedaan bij het OM. Vanwege het principe van één keer straffen per feit zal de gemeente dan geen bestuurlijke boete meer opleggen.
Voor dezelfde gedraging is al een bestuurlijke boete opgelegd
Zoals we hierboven zagen, mag iemand niet twee keer gestraft worden voor hetzelfde feit. Dit betekent ook dat de gemeente niet een tweede boete mag opleggen voor hetzelfde feit, bijvoorbeeld als er later bekend wordt dat het benadelingsbedrag hoger lag dan bij het opleggen van de initiële boete bekend was.
VOORBEELD
Alan heeft een uitkering en verrichtte een half jaar betaalde arbeid zonder dit de gemeente te melden. De gemeente heeft in januari onderzoek gedaan en komt tot de conclusie dat op basis van het benadelingsbedrag de boete € 2.000 moet zijn. Zij legt de boete op en rondt het proces af. Twee maanden later wordt het duidelijk dat Alan in dat half jaar veel meer heeft verdiend dan dat er in januari bij de gemeente bekend was. Het benadelingsbedrag is veel hoger en de boete had € 4.000 moeten zijn. Echter, heeft Alan al een boete gehad en mag hij niet nog een keer gestraft worden voor dezelfde overtreding.
Termijn voor opleggen van de boete is vervallen
Bij het opleggen van een boete heeft de gemeente een uiterste termijn nadat de overtreding heeft plaatsgevonden waarbinnen zij dat moet doen (artikel 5:45 en artikel 5:53 Awb). Hoelang die termijn is, is afhankelijk van de hoogte van de op te leggen boete. Voor boetes tot € 340 is deze drie jaar. Voor hogere boetes heeft de gemeente vijf jaar de tijd om deze op te leggen. Wanneer iemand in bezwaar of beroep gaat tegen een bestuurlijke boete, wordt deze termijn opgeschort tot er een beslissing is genomen.
Belanghebbende is overleden
Op grond van artikel 5:42 Awb wordt er geen bestuurlijke boete opgelegd als iemand is overleden. Een boete vervalt als de boete op het tijdsstip van overlijden nog niet onherroepelijk (niet meer terug te draaien) is. Als een boete al wel onherroepelijk is, maar op het tijdsstip van overlijden nog niet is betaald, vervalt deze ook.
Gegevens tijdens aanvraag en na aanvultermijn niet compleet
De inlichtingenplicht is volgens de wet van kracht op het moment dat iemand zijn aanvraag indient. Strikt gezien zou een onvolledige aanvraag (onvolledig ingevuld formulier of ontbrekende documenten) een schending zijn van de inlichtingenplicht en dus reden voor het opleggen van een boete. Echter, gaan gemeenten hier meestal niet zo strikt mee om. De aanvrager is vaak nog niet bekend met het aanvragen van een uitkering en kan dus nog niet weten wat hij wel en niet moet inleveren. Doorgaans krijgt iemand met een aanvultermijn de kans om de ontbrekende informatie aan te leveren. Ook wanneer de aanvrager na de aanvultermijn in gebreke blijft, volgt er meestal geen boete. Zijn aanvraag wordt dan buiten behandeling gesteld of afgewezen omdat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld.
De gemeente legt wel een boete op wanneer de aanvrager valse informatie verstrekt bij zijn aanvraag.
Waarschuwing
In plaats van een bestuurlijke boete, kan er ook gekozen worden om een waarschuwing op te leggen op basis van het Boetebesluit socialezekerheidswetten artikel 2aa. Gemeenten hebben hier beleidsvrijheid in. Gemeenten zijn dus niet verplicht om een waarschuwing te geven. Een waarschuwing is mogelijk wanneer:
het benadelingsbedrag lager is dan € 150; of
de inwoner zelfmelder is, wat inhoudt dat de inwoner alsnog de inlichtingen heeft gedaan binnen 60 dagen (vanaf het moment waarop de inlichtingen moesten worden verstrekt).
Een waarschuwing is niet mogelijk als de inwoner in de twee jaar ervoor ook al een waarschuwing heeft gekregen of wanneer het gemeentelijke beleid een waarschuwing niet toelaat. In dat geval leg je een boete op van in beginsel € 150. Dit bedrag is afhankelijk van de mate van verwijtbaarheid en kan daarom nog wijzigen.
Opdracht: Zoek voor de gemeente waar jij werkt wat het beleid is wat betreft waarschuwingen. Is het in jouw gemeente mogelijk om een waarschuwing te krijgen voor het schenden van de inlichtingenplicht?
Check, dubbelcheck
Ik begrijp de situaties waarin er wordt afgezien van het opleggen van een boete.
Ik weet dat gemeenten ervoor kunnen kiezen om een waarschuwing te geven en ik weet ook hoe het binnen mijn gemeente zit met waarschuwingen.
We gebruiken cookies voor een goede werking van onze website. Met het plaatsen van deze cookies verzamelen we geen persoonsgegevens! Voor meer informatie bekijk ons cookiebeleid.AkkoordCookiebeleid