Dit is al kort voorbijgekomen bij de melding als onderdeel van de triage. Het kan zijn dat de jeugdige en/of de ouder(s) een probleem hebben waar vanuit een andere wet beter passende ondersteuning geboden kan worden. Het is dus van belang dat je als jeugdprofessional ook basale kennis hebt van de aanpalende wetgeving. In module 4 gaan we hier dieper op in. We stippen het nu alleen aan als belangrijk onderdeel van het onderzoek.
Wetten waar jeugdigen en hun ouders ook mee te maken kunnen krijgen zijn de Wmo (wonen, rollen,vervoer) Zorgverzekeringswet (Zvw), de Wet Langdurige Zorg (Wlz). In de Jeugwet in artikel 1.2 lid 1 Jeugdwet is bepaald dat er geen voorziening vanuit de Jeugdwet verstrekt behoeft te worden als er recht bestaat op een voorziening vanuit de Zvw, de Wlz of de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen.
Maar ook niet als zij van mening zijn dat er sowieso een aanspraak bestaat op een passende voorziening in een andere wet. Grappige uitzondering is begeleiding binnen de Wmo. Deze is niet voorliggend aan de Jeugdwet. Op deze manier geeft de wetgever aan dat opvoedproblemen altijd binnen de Jeugdwet vallen, ook als deze veroorzaakt worden door beperkingen van de ouder.
En als de problemen onder meerdere wetten kunnen vallen? Maar ook onder de Jeugdwet? Dan wordt het Jeugdwet.
Dit is te lezen in artikel 1.2 lid 2 Jeugdwet .
De Jeugdwet: net Haarlemmer olie, dus overal goed voor ????.
Meer over dit leuke onderwerp in module 4.
Er zijn allerhande voorzieningen waarvan jeugdigen en hun ouders gebruik kunnen maken en waar geen beschikking voor nodig is. Vaak worden deze voorzieningen wel gesubsidieerd vanuit de gemeente, maar dat hoeft niet. Voor dit soort voorzieningen waar iedereen vrij gebruik van kan maken, worden verschillende termen gebruikt. Soms is het verwarrend, omdat dezelfde term binnen een andere omgeving of wet een andere betekenis heeft.
Voorbeelden van termen die je kunt tegenkomen zijn: Voorliggend veld en algemene voorzieningen dus, maar ook maatschappelijk voorveld, 0-de lijnsvoorziening, welzijnswerk, lokale voorzieningen, voorliggende voorzieningen enz. enz. Belangrijk is dat je weet dat er geen beschikking nodig is om gebruik te kunnen maken van deze voorzieningen. Hier gebruiken we in het vervolg algemene voorzieningen.
Kenmerkend voor de algemene voorzieningen naast dat je geen beschikking nodig hebt, is dat ze laagdrempelig zijn, midden in de wijk zitten en dat de hulp vanuit deze voorzieningen vaak licht van aard is.
Ten aanzien van de ondersteuning van jeugdigen en hun ouders zijn er tal van voorbeelden. Niet alle voorzieningen zullen in alle gemeenten aanwezig zijn.
Opdracht: Ga eens na voor de gemeente waar je werkt (of een gemeente naar keuze) welke algemene voorzieningen je kunt vinden die specifiek gericht zijn op ouders en jeugdigen.
Denk aan: de website van de gemeente, CJG, welzijnsorganisatie, GGD/consultatiebureau, verordening of beleidsregels Jeugdwet. En het nodige gevonden? Waar vond je het meeste? Vond je dat de verordening duidelijke handvatten gaf?
Een individuele voorziening vanuit de Jeugdwet komt pas in beeld als alle andere verdiepingen van de piramide zijn gepasseerd en als er toch nog aanvullende hulp nodig is. De jeugdprofessional bepaalt samen met het gezin welke voorziening, bij welke aanbieder, voor welke duur en welke omvang noodzakelijk is. De exacte keuze voor een individuele voorziening maakt onderdeel uit van het onderzoek. Over individuele voorzieningen valt nog een hoop meer te vertellen. Dit doen we in module 6 waar uitgebreid aandacht besteden aan de verschillende individuele voorzieningen en verstrekkingsvormen.