Historie vóór de Participatiewet
Transitie en transformatie sociaal domein
Je hebt net geleerd dat de Participatiewet van kracht is sinds 1 januari 2015. Samen met de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (verder kortweg Wmo) en de Jeugdwet is de Participatiewet onderdeel van een grote stelselwijziging in het sociaal domein. Taken van het Rijk en de provincie op het gebied van arbeidstoeleiding, zorg voor mensen met een beperking en de zorg voor jeugdigen en opvoeders zijn overgeheveld naar gemeenten. Deze stelselwijziging wordt daarom ook wel de decentralisatie genoemd of de 3-D’s, omdat het gaat over de Participatiewet, Wmo en Jeugdwet. Sinds de overdracht (transitie) in 2015 werken gemeenten aan de verandering naar het op maat inzetten van ondersteuning van het sociaal domein (transformatie).
De decentralisaties moeten ervoor zorgen dat inwoners sneller worden geholpen bij vragen over zorg en ondersteuning en dat deze hulp goed aansluit bij hun persoonlijke situatie en mogelijkheden en die van hun netwerk. Soms wordt daarom ook gesproken van samenredzaamheid. Inwoners binnen en buiten het eigen netwerk die anderen willen helpen, moeten hiervoor ruimte en steun krijgen vanuit de overheid en samenleving. Door een groter beroep te doen op de zelf- en samenredzaamheid en ondersteuning meer op maat te bieden kunnen de omvang en kosten van de verzorgingsstaat worden teruggebracht tot wat nodig is.
Vijf jaar na de transitie constateerde het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) in haar onderzoeksrapport Sociaal domein op koers? Verwachtingen en resultaten van vijf jaar decentraal beleid (november 2020) dat het sociaal domein nog niet op orde is. Het SCP heeft onderzocht dat er nauwelijks verbetering is in maatschappelijke- en arbeidsdeelname van burgers met een beperking en dat de jeugdzorg nog steeds kampt met problemen. Ook al worden veel mensen wél geholpen door gemeenten, zij doen het nog niet beter dan het Rijk. Volgens het SCP waren de verwachtingen van het beleid te hoog, bijvoorbeeld over hoe zelfredzaam en zorgzaam naar elkaar burgers werkelijk zijn. Er is veel geïnvesteerd in lichte, goedkope vormen van ondersteuning, maar de zware, dure voorzieningen zijn hiermee helaas niet verminderd in gebruik. Bovendien zijn niet alle hulpbehoevende burgers in beeld en zij die wél in beeld zijn, kunnen soms niet goed geholpen worden. Denk maar aan de lange wachttijden voor jeugdigen met complexe problematiek. Het SCP adviseerde een betere samenwerking op centraal niveau en minder complexe regelgeving. Wat denk jij? Gaan we straks weer centraliseren?
Ontstaan van de Participatiewet
De Participatiewet is een samenvoeging van de Wet werk en bijstand (Wwb), de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) en delen van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong).
Wet werk en bijstand (Wwb)
De Wwb was van kracht van 1 januari 2004 tot 1 januari 2015. De Wwb voorzag inwoners, zonder of met onvoldoende eigen inkomen of vermogen, van een uitkering voor de kosten van levensonderhoud. Aan het recht op bijstand was de plicht verbonden om zo snel mogelijk weer via arbeid in het eigen inkomen te kunnen voorzien. De Wwb hielp ook bij de toeleiding naar betaald werk. ‘Werk boven inkomen’ was het veelgebruikte motto in die jaren.
Wet sociale werkvoorziening (Wsw)
De Wsw regelde dat burgers met een arbeidsbeperking op een zo regulier mogelijke plek konden werken, passend bij hun mogelijkheden. Burgers met een arbeidsbeperking zijn mensen die door een lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking alleen kunnen werken onder aangepaste omstandigheden. Per 1 januari 2015 is de instroom in de Wsw gestopt. Gemeenten hebben binnen de Participatiewet instrumenten gekregen om werkplekken voor de nieuwe instroom te realiseren.
Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong)
De Wajong regelt ondersteuning rondom werk en inkomen voor inwoners die door een ziekte of beperking voor hun 18e jaar of tijdens hun studie duurzaam arbeidsongeschikt zijn. Voor 2015 gold deze wet ook voor inwoners die een verdiencapaciteit hadden tussen de 20% en 80% van het wettelijk minimumloon. De Wajong geldt vanaf de decentralisaties enkel nog voor duurzaam volledig arbeidsongeschikte jonggehandicapten.
Sommige regels maakten het voor Wajongers echter moeilijker om te participeren. Daarom is de Wajong sinds 2021 eenvoudiger gemaakt. Wajongers die gaan werken kunnen meer gaan verdienen, en hun uitkering behouden als zij een opleiding willen volgen. Mocht hun gezondheid weer slechter worden, kunnen Wajongers altijd een beroep blijven doen op hun uitkering.
WIST JE DAT…
Maar waar komt dan die naam bijstandsuitkering vandaan? In 1964 is de Algemene bijstandswet aangenomen en spreken we voor het eerst over een bijstandsuitkering. Voor die tijd was er de Armenwet en waren mensen zonder inkomen vaak afhankelijk van goede doelen. Na wat naamsveranderingen en accentverschuivingen leeft de oude bijstandswet nu voort als Participatiewet. De term bijstandsuitkering gebruiken we nog steeds, maar bijstandsmoeders (ook lang een bekend begrip) zal in de huidige tijd niet zo snel meer worden gebruikt 😊.
Check, dubbelcheck
- Ik weet nu dat de Participatiewet ontstaan is vanuit een bredere stelselverandering die in het kader stond van decentralisering.
- Ik weet nu dat de Participatiewet bestaat uit een aantal taken die voorheen onder andere wetten en uitvoeringsorganisaties werden uitgevoerd.
- Ik weet nu wat de herkomst is van de term bijstandsuitkering.