Bepaalde jeugdhulp is zo specialistisch dat het niet logisch is om het op gemeentelijk niveau in te kopen. Je moet je voorstellen dat een aanbieder zoals FIER (die zeer specialistische hulp levert bij geweld, mensenhandel en prostitutie) dan met alle 342 gemeenten in Nederland apart moet onderhandelen en een contract afsluiten voor een tiental jeugdigen. Dat zou zo’n administratieve rompslomp zijn, dat voor dit soort situaties het LTA bestaat. Het gaat bijvoorbeeld om hulp in het kader van eetstoornissen, gesloten jeugdhulp voor tienermoeders, hulp bij zeldzame ziekten of geheime opvang bij eerwraak of mensenhandel.
Het gaat om zorg die aan de volgende criteria voldoet:
Aantal cliënten: Het aantal cliënten is zo klein dat het per regio van gemeenten moeilijk is om daarvoor een goed aanbod te contracteren waardoor er risico’s ontstaan om cliënten goed te bedienen;
Ordening van het aanbod: het aanbod is zo gespreid over het land en klein in omvang dat organisatie op lokaal of regionaal niveau extra hoge transactiekosten en/of administratieve lasten met zich meebrengt;
(Zorg)inhoud van het aanbod: de inhoud van het aanbod is zo specialistisch dat de kans op het organiseren van een alternatief op lokaal niveau moeilijk zal zijn en de drempel voor een aanbieder, om dit als nieuwe dienst aan te gaan bieden, hoog is.
De Vereniging van Nederlandse Gemeente (VNG) maakt op landelijk niveau de contractafspraken, het Landelijk Transitie Arrangement. In het LTA is vastgelegd welke aanbieders, welke dienst mogen leveren, tegen welk tarief en tegen welke voorwaarden. Je kunt hier een lijst vinden van de zorg waar de VNG afspraken over heeft gemaakt. Een gemeente kan gebruik maken van een LTA-overeenkomst wanneer de jeugdige aan bepaalde criteria voldoet. De criteria verschillen per vorm van zorg en zijn opgenomen in het programma van eisen van het LTA.
En nu kun je al het bovenstaande weer vergeten, want de gemeente heeft verder niet zoveel te vinden van de LTA afspraken. Sterker nog, de aanbieder meldt bij aanvang alleen maar dat hij zorg gaat leveren en laat achteraf pas weten welke zorg geleverd is. Dit omdat de zorg zo specialistisch is dat dit vooraf vaak nog niet helder is. De meeste LTA’s komen via het berichtenverkeer bij de backoffice binnen en zie je als jeugdprofessional niet. De backoffice herkent ze aan de specifieke code van LTA producten. Er wordt meestal verwezen vanuit de medisch specialist in het ziekenhuis of de psychiater en zelden via de gemeente.
Wat de gemeente wél moet doen is het woonplaatsbeginsel checken én de zorg financieren 😉.
Opdracht:
Neem hier eens een kijkje in de LTA voor het gebruik van de vier landelijke academische centra voor kinder- en jeugdpsychiatrie. Op pagina 4 onder ‘aard problematiek van het kind’ kun je vinden waaraan een kind moet voldoen om toegang te krijgen tot deze vorm van financiering.
Check ook eens of er in jouw gemeente een werkinstructie is gemaakt hoe je een LTA-indicatie regelt.
Check, dubbelcheck
Ik weet waarom bepaalde zorg landelijk via het LTA wordt ingekocht.
Ik weet wanneer de gemeente van een LTA-overeenkomst gebruik maakt.
Je hebt na een eindeloze zoektocht dé perfecte aanbieder gevonden, maar die is niet gecontracteerd! Wat nu?
In uitzonderlijke gevallen kan de gemeente een maatwerkovereenkomst sluiten met een aanbieder voor een voorziening van een individuele jeugdige. Bijvoorbeeld wanneer:
De jeugdige een voorziening nodig heeft waarin de door de gemeente gecontracteerde aanbieders niet kunnen voorzien; en
De ouders en het sociaal netwerk van de jeugdige niet voldoen aan de voorwaarden voor een pgb.
De gemeente maakt bij een maatwerkovereenkomst voor één jeugdige contractafspraken met de aanbieder over het inkopen van de voorziening (want zonder contract/overeenkomst mag een aanbieder geen zorg leveren). Het sluiten van een maatwerkovereenkomst kost veel tijd en het is voor een gemeente niet haalbaar om dit voor elke jeugdige te doen. Je moet dan ook heel goed motiveren waarom het niet mogelijk is om bij een gecontracteerde aanbieder terecht te kunnen.
Voorbeeld
Stel je hebt een geschikte plek in een gezinshuis voor jouw jeugdige gevonden, maar dit gezinshuis is niet gecontracteerd in jouw regio. Dan zul je moeten motiveren waarom je niet kiest voor een gezinshuis in de regio. Je moet onderbouwen dat je gecheckt hebt dat er geen plek is bij de gecontracteerde gezinshuizen en/of dat de plekken die er zijn niet geschikt zijn. Vaak worden jeugdigen bijvoorbeeld geweigerd als ze niet bij de groepssamenstelling passen. Heb je dit onderzoek goed gedaan en kun je motiveren dat het noodzakelijk is dat deze aanbieder moet worden ingezet, dan kan hiervoor een maatwerkcontract worden afgesloten.
Omdat het zoveel administratieve lasten oplevert staat niemand te springen om een maatwerkovereenkomst. Omdat het net een andere route is gaat er vaak van alles mis met de administratie en declaratie rondom dit soort overeenkomsten. Probeer het dus altijd te voorkomen als het niet nodig is. Maar als het nodig is leg er dan zo’n goede motivering onder (en dat kan je nu), dat niemand eromheen kan!
Opdracht:
De meeste gemeenten hebben een apart werkproces voor zorg via een niet gecontracteerde aanbieder. Zoek deze op voor jouw gemeente.
Wat zijn de stappen die je als consulent kunt volgen? Is dit proces helder?
Check, dubbelcheck
Ik weet wat een maatwerkovereenkomst is.
Ik weet wanneer een gemeente gebruik maakt van een maatwerkovereenkomst.
Met een PGB kunnen ouders de benodigde ondersteuning zelf inkopen. Dit betekent dat iemand zelf de ondersteuning regelt bij een partij waarmee de gemeente geen contract heeft. Bij ondersteuning via PGB komt er meer regelwerk om de hoek kijken dan bij ZIN. Ouders moeten bijvoorbeeld zelf een aanbieder zoeken, afspraken maken over de uren en hoe de zorg geleverd wordt, de kwaliteit waarborgen en facturen indienen.
De gemaakte afspraken, doelen voor de hulp en de motivering beschrijven ouder(s) zelf in een budgetplan. De gemeente toetst dit plan en geeft een passend budget. Dit klinkt misschien als onnodige rompslomp, maar een PGB heeft ook voordelen.
Voordelen van een PGB
Een voordeel van een PGB is de keuzevrijheid. Zo kun je er met een PGB voor kiezen om iemand uit je sociale netwerk in te zetten voor ondersteuning. Een tante kan bijvoorbeeld betaald hulp bieden ter ontlasting van de gezinssituatie. Dit kan in het kader van een bekend gezicht, duurzame inzet van hulp en zo thuis mogelijk vaak ook goed gemotiveerd worden. Ook kun je met een PGB een zorgaanbieder inzetten waar de gemeente geen contract mee heeft, bijvoorbeeld omdat een bepaalde behandelvisie jou als ouder erg aanspreekt. Art. 2.3 van de Jeugdwet schrijft bijvoorbeeld voor dat je rekening moet houden met iemands geloof, levensovertuiging en culturele achtergrond. Dit kan dus een goede motivatie zijn om voor een PGB te kiezen. Je ziet ook regelmatig PGB’s voor kinderen die tegen de WLZ aanschuren met zeldzame ziektebeelden. Deze kinderen hebben vaak 24 uur per dag en op onplanbare tijden hulp en ondersteuning nodig in de thuissituatie. Dit is vanuit reguliere zorgorganisaties bijna niet beschikbaar. Dit wordt daarom vaak vanuit een mix van ondersteuning door het eigen netwerk en ZZP’ers georganiseerd en gefinancierd met een PGB.
Verdieping We behandelen het PGB hier bewust als financieringsvorm. Soms wordt het PGB gezien als een voorziening. Ouders vragen dan bijvoorbeeld een PGB aan ter ontlasting van de gezinssituatie. Maar een PGB kan niet ontlasten of iets oplossen. Het kan slechts de noodzakelijke hulp of voorziening bekostigen, bijvoorbeeld begeleiding, persoonlijke verzorging of respijtzorg.
Als jeugdprofessional doe je er goed aan om het PGB niet ingewikkelder te maken dan dat. Het is belangrijk om altijd terug te gaan naar de kern; een zorgvuldig onderzoek (module 3). Onderzoek wat de vraag is, welke problemen daaraan ten grondslag liggen, welke hulp daarbij nodig is, welk deel daarvan vanuit eigen kracht of voorliggend opgelost kan worden en voor welk deel een individuele voorziening nodig is. Als de noodzakelijke hulp niet beschikbaar is binnen ZIN, dan kun je onderzoeken of de benodigde hulp vanuit een PGB gefinancierd kan worden.
Betaling van het PGB
De hoogte van het PGB staat niet landelijk vast. Het tarief kan dus per gemeente verschillen. Het tarief is vaak vastgesteld voor een aantal voorzieningen, begeleiding heeft bijvoorbeeld een ander tarief dan persoonlijke verzorging. Daarnaast werken gemeenten vaak met verschillende tarieven voor professionele organisaties, zzp’ers en voor niet professionele ondersteuning, bijvoorbeeld hulp door een familielid, kennis of vriend.
Het PGB wordt niet direct op de bankrekening van de inwoner gestort. Het geld gaat namelijk naar de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De SVB betaalt – na de controle van de facturen – de zorgleverancier uit in opdracht van de inwoner. Dit heet het trekkingsrecht. Op deze manier is er minder kans op fraude.
Voorwaarden PGB
Omdat een PGB organisatorisch meer vraagt van de ouders of het sociaal netwerk van de jeugdige zijn er een aantal voorwaarden gesteld. De voorwaarden zijn in ieder geval:
Bekwaamheid: ouders of het sociaal netwerk moeten op eigen kracht voldoende in staat zijn tot een redelijke waardering van zijn belangen (communicatie, coördineren zorg, zelf kwaliteit borgen, budget kunnen beheren of dit over kunnen laten aan een budgetbeheerder, bekend zijn met de regels en plichten die komen kijken bij een PGB).
Motivering: Waarom kiezen ouders voor een PGB en geen ZIN?
Zorg aanschaf moet veilig, doeltreffend en cliëntgericht zijn. Gemeenten controleren dit soms door mensen achteraf te vragen naar de ervaringen van de geleverde zorg uit het PGB. Soms wordt er ook gecontroleerd of de hulpverlener een BIG of SKJ registratie heeft of wil een gemeente dat informele hulpverleners een VOG overleggen.
Professioneel tarief of niet-professioneel tarief. De meeste gemeenten maken onderscheid tussen verschillende PGB-tarieven. Zo kan het bijv. zijn dat de gemeente een tarief van 50% (t.o.v. ZIN) hanteert voor ondersteuning door het netwerk, 75% voor ondersteuning door een ZZP’er en 90% voor ondersteuning door een professionele organisatie.
Wanneer ouders voor een PGB kiezen, horen ze dit verplicht te motiveren in een PGB-plan/budgetplan. Daarnaast kan er in een gesprek of door middel van een test onderzocht worden of iemand een PGB kan beheren. Een veel gebruikte PGB vaardigheidstest is die van Per Saldo.
Zoals je weet zijn gemeenten verplicht om hun jeugdbeleid vast te leggen in een verordening. In de jeugd-verordening stellen gemeenten ook regels op voor het PGB. Per gemeente verschilt het hoe gedetailleerd ze dit vormgeven. In sommige verordeningen wordt ook iets opgenomen over de weigeringsgronden van het PGB. Het komt ook voor dat ze dit in een apart besluit aan bod laten komen. Zoek voor jouw gemeente het volgende op:
Was is er over PGB’s opgenomen in de verordening en het beleid van jouw gemeente?
Wordt er iets gezegd over de hoogte van het PGB t.o.v. een voorziening in natura?
Wordt er iets gezegd over de weigeringsgronden?
Kun je de tarieven terugvinden? Is er verschil tussen professioneel en niet-professioneel tarief?
Is het opstellen van een PGB-plan een voorwaarde voor toekenning? Of andersom een weigeringsgrond?
Is degene die in dienst genomen wordt op basis van een PGB verplicht een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) af te geven?
Zijn er sancties verbonden aan het schenden van de plicht om wijzigingen te melden?
Verdieping De beoordeling van eigen kracht bij informele PGB’s geeft nog steeds veel discussie binnen de Jeugdwet. Wij zijn hier in module 3 op ingegaan, dus lees dat nog even terug als je hier meer over wilt weten. Daarnaast heeft het sociaal web hier een goed artikel over geschreven. In dit artikel kun je ook lezen waarom de invoering van de Jeugdwet en de historie van de PGB’s deze problemen mede veroorzaakt heeft.
Check, dubbelcheck
Persoonsgebonden budget is mij bekend en ik weet dat de betaling via de SVB loopt.
Ik weet wat de voorwaarden voor het toekennen van een pgb zijn.
Zorg in natura (ZIN) was in 2018 (en is nog steeds) met 95% verreweg de meest voorkomende financieringsvorm voor de jeugdwet volgens het CBS. Bij deze vorm wordt de jeugdhulp door de gemeente ingekocht. De gemeente heeft vooraf afspraken gemaakt met de zorgaanbieders. Dit noemen we de inkoopvoorwaarden. De gemeente stelt hierin vast:
Voor welk tarief een aanbieder hulp mag leveren.
Aan welke kwaliteitseisen de aanbieder moet voldoen. Bijvoorbeeld wanneer een regiebehandelaar nodig is, hoeveel kinderen maximaal in een groep voor dagbehandeling mogen zitten of wat het opleidingsniveau van de hulpverlener moet zijn voor specifieke vormen van hulp.
Welke bijzondere voorwaarden er zijn. Zoals welke hulp wel of niet samen geboden kan worden. Of reistijd of administratietijd wel of niet inbegrepen is. Hoe lang een bepaalde vorm van hulp geleverd mag worden of wat het maximaal aantal uren per week is voor een hulpvorm.
Administratieve voorwaarden. Zoals dat de aanbieder tijdig declareert en cijfers aanlevert als de gemeente daarom vraagt.
Voor hulp kan het gezin alleen uit de gecontracteerde aanbieders kiezen. Dit kun je zien als een beperking voor ouders, zij hebben namelijk maar een beperkt aanbod om uit te kiezen. Hoe beperkt verschilt erg per gemeente en inkoopstrategie, maar dat is weer een heel ander verhaal. Wat goed is om te weten is dat de gemeente de wettelijke taak heeft om een passend zorglandschap te creëren. De gemeente is dus verantwoordelijk om met aanbieders te zorgen dat voor iedere zorgvraag in principe een passend aanbod is.
Daarnaast scheelt het heel veel rompslomp. Je krijgt als ouder niet te maken met stapels administratie en hoeft ook niet zelf de facturen in te dienen. Alle administratieve rompslomp wordt door de aanbieder en de gemeente aan de achterkant geregeld voor de inwoner.
Opdracht: Alle gemeentes hebben voor hun jeugdprofessionals een overzicht van welke aanbieders zij hebben gecontracteerd voor welke hulp. Zoek voor jouw gemeente uit waar je dit overzicht kunt vinden en neem een kijkje naar de gecontracteerde aanbieders.
Vind je het aanbod divers? Mis je bepaalde belangrijke aanbieders voor bepaalde hulp?
Als er aanbod mist dan kunnen daar allerlei redenen voor zijn. Sommige aanbieders willen niet gecontracteerd worden. Sommige aanbieders voldoen niet aan de inkoopvoorwaarden en zijn geweigerd. Soms is er onvoldoende aanbod en moet de gemeente erop sturen dat meer aanbieders die vorm van hulp gaan leveren (bijvoorbeeld bij pleegzorg en gezinshuizen) of soms ontstaan nieuwe zorgbehoeften waar nog aanbod voor opgezet moet worden (er is nu bijvoorbeeld meer vraag naar ondersteuning bij genderdysforie of hoogbegaafdheid dan 15 jaar geleden, omdat het toen simpelweg minder bekend was). De signalen die jij in de praktijk opmerkt zijn super belangrijk! Dus geef het altijd door als je ziet dat er gaten in het zorgaanbod zijn.
Check, dubbelcheck
Ik weet wat ZIN betekent en hoe dit gefinancierd wordt.
Nu je een beeld hebt bij de verschillende vormen van jeugdhulp, gaan we kijken hoe die hulp gefinancierd wordt. Er zijn vier financieringsvormen mogelijk:
Zorg in natura (ZIN)
Persoonsgebonden budget (PGB)
Landelijk transitiearrangement (LTA)
Maatwerkovereenkomst
We gaan ze hierna één voor één behandelen. Waar we het niet over gaan hebben is een eigen bijdrage. Die bestaat in tegenstelling tot de Wmo, Zvw en WLz namelijk niet in de Jeugdwet. De regering heeft in het recent verschenen coalitieakkoord wel voorgenomen om de mogelijkheid hiervan te onderzoeken. Dus wie weet wordt deze module in de toekomst nog uitgebreid 😉.
Bij een crisis zijn er acute problemen binnen een gezin. Er is een ernstige verstoring van het alledaagse functioneren van een individu of gezinssysteem. Een jeugdige kan bijvoorbeeld een gevaar voor zichzelf zijn of anderen, of is door toedoen van een ander in gevaar. Als er een melding binnenkomt van een crisis is het van belang dat de hulpverlener direct in actie komt. De hulpverlener moet in geval van een crisis binnen 2 uur bij het gezin aanwezig zijn en direct ingrijpen. Hierbij kan de hulpverlener besluiten dat hulpverlening thuis voldoende is om de crisis op te lossen, of dat een crisisplaatsing nodig is.
Hulpverlening thuis
Deze hulp start zo snel mogelijk, maar in ieder geval binnen 2 dagen na de melding. Crisishulp thuis leert het gezin hoe het beter met elkaar om kan gaan en helpt met praktische problemen. De maximale duur van crisishulp thuis is 4 weken, daarna wordt naar het vervolg gekeken of er nog andere hulp nodig is. Een voorbeeld van crisishulpverlening thuis is Ambulante Spoedhulp. Ambulante spoedhulp is een kortdurende, intensieve hulpvorm die gezinnen onder andere helpt bij het verkennen en ordenen van de problematiek, het bieden van structuur en veiligheid, het activeren van het sociaal netwerk en het herstellen van de regie in het gezin. Hierbij wordt ook gekeken naar eventuele aanvullende hulpverlening.
Crisisplaatsing
Bij een crisisplaatsing wordt de jeugdige (tijdelijk) ergens anders ondergebracht. Bijvoorbeeld binnen het eigen netwerk of bij een pleeggezin of gezinshuis. Qua plaatsing lijkt crisisplaatsing op de reguliere procedure van verblijf. Het grootste verschil met reguliere plaatsing is de snelheid waarmee het in een crisissituatie gebeurt. Een crisisplaatsing gaat niet alleen om de jeugdige uit de crisissituatie op dat moment te halen, maar is bedoeld om de veiligheid ook voor de lange termijn te herstellen en de ontwikkeling van de jeugdige (weer) op gang te brengen.
Check, dubbelcheck
Ik weet wat crisishulp is en welke vormen het kan hebben.
Het uitgangspunt bij jeugdhulp is om hulp zoveel mogelijk binnen een gezinssetting te organiseren. Als de situatie dit niet toestaat kan de jeugdige worden opgenomen in een instelling. Opname in een instelling kan vanwege verschillende problemen. Je kunt bijvoorbeeld denken aan:
Emotionele problemen of gedragsproblemen
Lichamelijke klachten, of zichzelf slecht kunnen verzorgen
Leerproblemen en aandachtsproblemen
Slechte relatie met ouders
Problemen op school of met werk
Moeilijkheden bij het opbouwen van een sociaal netwerk
Psychische problemen
Een opstapeling van problemen.
Wanneer een jeugdige vrijwillig in een instelling verblijft gebeurt dit in een open groep. De jeugdige is dan vrij om het instellingsterrein te verlaten voor school of de beoefening van sport of hobby’s. Bij gedwongen verblijf (ook wel gesloten jeugdhulp) is de groep besloten. De jeugdige mag dan alleen met toestemming of onder begeleiding van het terrein. Gesloten jeugdhulp is een ingrijpende maatregel en wordt niet zomaar ingezet. Over de redenen voor de inzet van- en de manier waarop gesloten verblijf wordt ingezet hebben we het gehad in module 5 van deze training. Ga gerust nog even terug om je geheugen op te frissen.
Het doel van jeugdhulp met verblijf is om de jeugdige waar mogelijk weer thuis te laten wonen. Dit kan bijvoorbeeld door de problemen van de jeugdige te verminderen, de thuissituatie te stabiliseren of de opvoedmogelijkheden van de ouders te verbeteren.
Check, dubbelcheck
Ik weet wat op wat voor gronden een jeugdige binnen een instelling kan verblijven.
Respijtzorg vanuit de Jeugdwet is een lichte vorm van hulp en is ervoor bedoeld om ouders te ontlasten, zodat zij hun rol als opvoeder kunnen blijven vervullen. Het is bedoeld ter voorkoming van uithuisplaatsing. De gemeente is verantwoordelijk voor respijtzorg, dit is vastgelegd in artikel 2.3, lid 3 Jeugdwet. Hierin staat dat het college voorzieningen moet treffen die de ouders in staat stellen hun rol als verzorgers en opvoeders te blijven vervullen. Het is bedoeld voor ouders van jeugdigen onder de 18 jaar oud die een zware wissel trekken op het gezin. Bijvoorbeeld omdat zij boven gebruikelijk toezicht nodig hebben en begeleiding, persoonlijke verzorging of verpleging ontvangen. Pleegouders komen niet in aanmerking voor respijtzorg. Als het om respijtzorg vanuit de Jeugdwet gaat, dan gaat het met name om logeeropvang.
Logeeropvang
De gemeente is verantwoordelijk voor logeeropvang. Bij logeeropvang logeert een jeugdige in een logeerhuis. Hier nemen hulpverleners de zorg over de jeugdige tijdelijk over. Logeeropvang is vaak in het weekend of tijdens vakanties, maar kan ook doordeweeks plaatsvinden. Het is altijd in (kleinschalig) groepsverband. Er zijn verschillende soorten logeerhuizen, zoals:
Logeerhuizen voor jongeren met een lichamelijke, zintuiglijke of verstandelijke beperking
Logeerhuizen voor kinderen met ADHD en/of autisme. Hier is een duidelijke structuur aanwezig voor de jeugdigen.
Het is voor gemeenten en aanbieders lastig om logeeropvang goed te kunnen organiseren. Hoewel logeeropvang een uitkomst biedt voor het ontlasten van het gezinssysteem, is het de vraag of het soms niet te snel wordt ingezet. Zo kan het bijvoorbeeld ingezet worden op het moment dat een gezin het wat zwaar heeft, zonder het gezin te leren hiermee om te gaan. Logeeropvang biedt dan tijdelijk een oplossing, maar geen duurzame oplossing.
Pleegzorg is een intensieve vorm van jeugdhulp waarbij een kind (tijdelijk) in een ander gezin woont (het pleeggezin). Dit kan voor een kortere of langere periode zijn. Het doel van pleegzorg is om een kind veilig op te laten groeien in een situatie zo dicht mogelijk bij een gezinssituatie. Ook blijven de ouders zoveel mogelijk betrokken. Zoals je je vast nog herinnert uit module 1 is pleegzorg tot 21 jaar mogelijk. Wel is het zo dat pleegzorg vanaf het 18e jaar vrijwillig is.
Vrijwillig en gedwongen kader
Ouders kunnen er zelf voor kiezen om in overleg met hulverlening hun kind in pleegzorg te plaatsen. In dit geval is er sprake van pleegzorg in het vrijwillig kader. Voor vrijwillige plaatsing kan bijvoorbeeld gekozen worden om de ouders tijdelijk te ontlasten. In een dergelijke situatie komt er geen rechter aan te pas en kent de gemeente vrijwillige pleegzorg toe in een besluit. Van pleegzorg in het gedwongen kader is sprake na een ondertoezichtstelling (OTS) of voogdij. Zoals je je uit module 5 misschien nog herinnert is hier een besluit van de kinderrechter voor nodig.
Informele en formele pleegzorg
De meest laagdrempelige vorm van pleegzorg is wanneer de jeugdige tijdelijk bij familie of vrienden verblijft. De gemeente geeft hiervoor geen jeugdhulpbesluit af en er is geen pleegzorgcontract. De ouders waar de jeugdige verblijft, worden wel aangemerkt als pleegouders. Maar omdat er geen pleegzorgcontract is, krijgen zij geen pleegzorgbegeleiding of pleegzorgvergoeding vanuit de jeugdwet.
Formele pleegzorg is vastgelegd in artikel 5 Jeugdwet. De eerste stap in het proces is om te zoeken naar het meest passende gezin. Dit wordt door de pleegzorgaanbieder gedaan. Pleegouders moeten aan de volgende voorwaarden voldoen. (art. 5.1, lid 1 Jeugdwet):
21 jaar of ouder zijn
Zelf niet onder toezicht van een pleegouder staan
Het voorbereidings- en selectietraject goed afgerond hebben
Beschikken over een verklaring van geen bezwaar (deze wordt gegeven door de Raad voor de Kinderbescherming)
Bij formele pleegzorg sluiten de pleegouders een contract met de pleegzorgaanbieder. Hierin zijn bijvoorbeeld afspraken vastgelegd over de begeleiding aan de jeugdige, de pleegouders en de ouders. Pleegouders die een contract hebben met een pleegzorgaanbieder hebben recht op een pleegzorgvergoeding en een vergoeding voor bijzondere kosten.
Informele pleegzorg kan omgezet worden in formele pleegzorg, maar dan moet de pleegouder binnen 13 weken na afsluiten van het pleegzorgcontract aan de voorwaarden zoals hierboven beschreven voldoen (art. 5.1, lid 3 Jeugdwet).
Deeltijdpleegzorg
Pleegzorg kan ook deeltijd ingezet worden. De jeugdige gaat dan een aantal dagen of dagdelen naar een pleeggezin. Dit kan worden ingezet om uithuisplaatsing te voorkomen. Deeltijdpleegzorg kan inhouden:
Een aantal uren/dagdelen per week
Meerdere dagen per week
Eén of meer weekenden per maand
Een paar dagen of weken in vakanties
Er is sprake van voltijdpleegzorg als de jeugdige iedere dag in het pleeggezin verblijft.
Gezinshuizen
Een gezinshuis is een kleinschalige setting (met maximaal 6 kinderen), waarin zowel lang- als kortdurend voor jeugdigen gezorgd kan worden. Gezinshuizen zijn bedoeld voor jeugdigen die (tijdelijk) niet thuis kunnen wonen en daarnaast te zware problematiek hebben om in een pleeggezin terecht te kunnen. Als een jeugdige naar een gezinshuis gaat, dan komt hij/zij (tijdelijk) in een gezin te wonen, waarin ten minste één van de ouders een professional is, die ervaring heeft met kinderen met zware en ingewikkelde problematiek. De gezinsouders zelf krijgen, net als bij formele pleegzorg, begeleiding van een hulpverlener.
Vanaf 1 februari 2020 is verblijf in gezinshuizen mogelijk voor jeugdigen tot 21 jaar, dit is vastgelegd in een bestuurlijke regeling tussen VWS, VNG, Jeugdzorg Nederland, Gezinshuis.com en Driestroom. Hiervoor was dit tot 18 jaar.
Check, dubbelcheck
Ik weet vanuit welke kaders pleegzorg of een gezinshuis ingezet kan worden.
Ik weet aan welke voorwaarden pleegouders moeten voldoen.