Het is tijd voor een ontspannende energizer. Deze energizer heet ‘Zen concentratie’. Ga met je hoofd op je armen op de tafel liggen. Sluit je ogen. Probeer in 3 minuten zoveel mogelijk geluiden waar te nemen. Probeer ook geluiden te horen die verder weg zijn. Schrijf na 3 minuten zoveel mogelijk dingen op die je hebt gehoord.
Met de decentralisaties kregen de gemeenten er dus een heleboel taken bij. Met name op het gebied van jeugd werden hun taken behoorlijk uitgebreid. De gemeente werd zowel bestuurlijk als financieel verantwoordelijk voor de uitvoering van de Jeugdwet.
Taken van de gemeente
Wat valt er allemaal binnen de uitvoering van de Jeugdwet:
Duizelt het je en weet je van meer van de helft van de taken niet wat dit betekent? Geen nood! In module 3 gaan we hier dieper op in. Voor nu is het alleen belangrijk dat je ziet dat de gemeente verantwoordelijk is geworden voor:
Het inregelen van preventie;
Alle vormen van vrijwilligejeugdhulp;
De uitvoering gedwongen jeugdhulp zoals jeugdbescherming en jeugdreclassering.
De opdracht aan de gemeente in de wet
In de Jeugdwet is vastgelegd wat de gemeente móet doen. Daarnaast heeft de gemeente veel vrijheid om zelf keuzes te maken. Op die manier kan de gemeente haar inwoners bieden wat in die specifieke gemeente nodig is. De gemeente is verplicht om deze keuzes vast te leggen in een verordening enbeleidsplannen (hoofdstuk 2, artikel 2.1, 2.2 en 2.9).
Artikel 2.1 van de Jeugdwet
En dan nu even de diepte in voor alle beleidsmedewerkers of iedereen die interesse heeft in beleidswerk. In artikel 2.1 van de Jeugdwet is precies vastgelegd wat het Rijk wil zien in het beleid en van daaruit in de uitvoering van de gemeente. De wet is dus zelf al wel zo snugger om direct de koppeling te maken tussen beleid en uitvoering.
En omdat artikel 2.1 van de Jeugdwet zo’n goed beeld geeft van de ruimte die de gemeente heeft gekregen (beleidsvrijheid) en de kaders (beleidsopdracht) die het Rijk wil meegeven, behandelen we dit wetsartikel in z’n geheel en in detail.
Artikel 2.1 van de Jeugdwet
Het gemeentelijke beleid inzake preventie, jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering en de uitvoering van jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering is gericht op:
Sowieso valt gelijk op dat dit artikel gaat over beleid én uitvoering over de volle breedte van de jeugdhulp (zie ook het schema aan het begin van deze pagina).
a. Het voorkomen en de vroege signalering van en vroege interventie bij opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen.
De verantwoordelijkheid van de gemeente begint dus vóór de problemen zich aandienen.
Preventie
En de gemeente is attent op het zo vroeg mogelijk signaleren van problemen .
Signalering
b. Het versterken van het opvoedkundige klimaat in gezinnen, wijken, buurten, scholen en kinderopvang.
It takes a village to raise a child. Dat is waar het hier om gaat. Hoe kan de gemeente dit versterken? Bijvoorbeeld door het inrichten van een consultatiefunctie voor professionals die beroepsmatig met jeugdigen werken. Je kunt bijvoorbeeld denken aan leerkrachten, jeugdhulpverleners of crècheleiders die advies kunnen vragen aan gemeenten.
c. Het bevorderen van de opvoedvaardigheden van de ouders, opdat zij in staat zijn hun verantwoordelijkheid te dragen voor de opvoeding en het opgroeien van jeugdigen.
Gemeenten moeten manieren ontwikkelen om ouders op een laagdrempelige manier te ondersteunen bij het opvoeden. Denk bijvoorbeeld aan een inloopspreekuur waar ouders terecht kunnen met hun vragen.
d. Het inschakelen, herstellen en versterken van de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de jeugdige, zijn ouders en de personen die tot hun sociale omgeving behoren, waarbij voor zover mogelijk wordt uitgegaan van hun eigen inbreng.
Dit is de eigen kracht waar we, eerder in deze training, al op in zijn gegaan. Er wordt uitgegaan van de eigen kracht van ouders. Dit betekent dat er wordt gekeken naar het eigen probleemoplossend vermogen van ouders, al dan niet met ondersteuning vanuit het sociale netwerk.
e. Het bevorderen van de veiligheid van de jeugdige in de opvoedsituatie waarin hij opgroeit;
Gemeenten hebben de taak om kindermishandeling te bestrijden. Ook de signalering rondom kindermishandeling is een taak van de gemeente. Gemeenten zijn regievoerder voor de aanpak van kindermishandeling en huiselijk geweld. Ook de samenwerking en afstemming met verschillende instanties is hier de verantwoordelijkheid van gemeenten. In module 3 komen we hier nog op terug.
f. Integrale hulp aan de jeugdige en zijn ouders, indien sprake is van multiproblematiek
Hier komt het idee van één gezin één plan één regisseur op net een andere manier terug in de wet. Bij multiproblematiek moeten we integraal en over de grenzen van de Jeugdwet heen kijken.
g. Het tot stand brengen en uitvoeren van familiegroepsplannen en het verlenen van hulp op basis van familiegroepsplannen, ter uitvoering van artikel 4.1.2 en indien sprake is van vroege signalering van opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen.
Een familiegroepsplan is een plan dat wordt opgesteld door de ouders, samen met familie of andere personen uit het sociale netwerk van de jeugdigen. De gemeente moet ouders ondersteunen als zij een familiegroepsplan willen opstellen en rekening houden met wat er in het plan door de familie is geschreven.
Verdiepingskans: Nog niet genoeg? Voor de echte bijtertjes: artikel 2.2 van de Jeugdwet werkt uit wat er in het beleid moet staan, welke verbanden er gelegd moeten worden, welke visie en doelstellingen de gemeente heeft. Veel plezier!
Check, dubbelcheck
Ik kan de 3 belangrijkste taken/onderdelen van de Jeugdwet noemen.
Ik heb door middel van het bestuderen van artikel 2.1 van de Jeugdwet gezien hoe de wet de gemeente verplichtingen oplegt en keuzevrijheid geeft.
Het doel van de Jeugdwet is om jeugdigen veilig en gezond te laten opgroeien en ze op deze manier de kans te geven op een goede manier te groeien naar volwassenheid. In de volgende module komen we hierop terug.
Opdracht: Lees artikel 2.3 van de Jeugdwet. Wat is hier allemaal bepaald?
Uitgangspunten
Om dit doel te bereiken zijn er een aantal uitgangspunten die overal terugkomen:
Aandacht voor preventie en vroegtijdige ondersteuning;
We gaan uit van de eigen verantwoordelijkheid en de eigen mogelijkheden van jeugdigen en hun ouders, waaronder de inzet van hun sociale netwerk;
Het de-medicaliseren en normaliseren van de opvoedingsomgeving. Hierbij is ook weer het uitgangspunt dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt;
Vroegtijdig de juiste hulp bieden. Dichtbij en effectief met aandacht voor de (kosten)effectiviteit van de geboden hulp;
Eén gezin, één plan, één regisseur; het uitgangspunt is integrale hulp;
Ruimte voor professionals om de juiste hulp te bieden door vermindering van regeldruk en ruimte voor maatwerk.
Eigen kracht
Of zoals Loesje zou zeggen: Ga lekker zelf in je eigen kracht staan.
Eigen kracht: deze term is onlosmakelijk verbonden met de ontwikkelingen in het sociaal domein in de laatste jaren. Het betekent dat iedereen (dus ook ouders ten opzichte van hun kinderen) eerst zelf verantwoordelijk is om te doen wat hij kan. Dat kinderen gezond en veilig kunnen opgroeien is allereerst de verantwoordelijkheid van de ouders. Dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van de jeugdige bij ouders ligt is niet iets nieuws.
In de memorie van toelichting van een wet staan de achtergronden en keuzes die gemaakt zijn in het wetgevingsproces en wordt vaak ook de geest van de wet omschreven.
In paragraaf 3.3 van de memorie van toelichting van de Jeugdwet wordt dus de eigen kracht omschreven. Het is een vanzelfsprekendheid voor ouders om hun kinderen gezond en veilig op te voeden en op te laten groeien. Er mag vanuit gegaan worden dat ouders er alles aan doen om dit te bereiken.
De andere kant is dan wel dat het ook heel belangrijk is om ouders te betrekken bij de keuze voor jeugdhulp. Praten mét en niet praten óver is dan ook een heel belangrijk uitgangspunt. Evenals het betrekken van het sociale netwerk.
Waarom is die eigen kracht dan zo belangrijk? Oplossingen vanuit de eigen kracht sluiten aan bij eigen kennis, inzichten en de leefwereld. Uitgaan van eigen mogelijkheden en bouwen vanuit het sociale netwerk biedt bescherming tegen het ontstaan van nieuwe problematiek. Jeugdhulp moet dus ook altijd aanvullend zijn op de eigen kracht van de ouders en hun netwerk.
Gemeenten hebben een belangrijke rol om ervoor te zorgen dat er voldoende algemene voorzieningen (dat is een voorziening, waar iemand zonder verwijzing of beschikking naar toe kan, bijvoorbeeld een informatieavond, een cursus of een opvoedinloopspreekuur) aanwezig zijn om ouders op een laagdrempelige manier te ondersteunen om hun kinderen op een gezonde en veilige manier op te laten groeien.
Één gezin, één plan, één regisseur
Zie ook het linkje hierboven wat de memorie van toelichting er in paragraaf 3.4 over zegt.
Naast eigen kracht is er nog een ander belangrijk uitgangspunt: één gezin, één plan, één regisseur. Vooral wanneer er sprake is van meervoudige problematiek in een gezin, is dit een belangrijk uitgangspunt. Denk hierbij aan financiële problematiek, gezondheidsproblematiek en opgroei- en opvoedproblemen. In deze situaties heeft een gezin te maken met verschillende vormen van hulp en het komt vaak voor dat het gezin, maar ook de hulpverlener,s door de bomen het bos niet meer zien.
Maar wat betekent één gezin, één plan, één regisseur in de praktijk? Het betekent niet dat één persoon alles kan doen binnen een gezin. Het uitgangspunt is dat het gezin zelf actief betrokken wordt om de hulp vorm te geven. Samen met het gezin maken hulpverleners een plan. Hierbij voeren de gezinnen zelf (eventueel met hulp) de regie, waar mogelijk.
Indien het gezin in een situatie niet zelf de regie kan voeren, dan kan een professional de regietijdelijk overnemen. Deze professional zorgt dat er een goede afstemming is tussen de verschillende hulpverleners om te zorgen dat het gezin uiteindelijk op eigen kracht met hulp vanuit het sociale netwerk terug kan naar het ‘gewone’ leven.
Filosofiemomentje: Werkt het eigen kracht en één-gezin-één plan-één-regisseur principe? Wat heb je erover gehoord of gelezen? Heb je een idee welke dingen juist mee of juist tegenwerken bij deze idealen?
Check, dubbelcheck
Ik heb artikel 2.3 van de Jeugdwet gelezen en ik begrijp wat daar staat.
Ik kan een paar van de belangrijkste uitgangspunten noemen die ten grondslag liggen aan de Jeugdwet.
Ik ken de term eigen kracht en weet wat hier in het kader van de Jeugdwet mee bedoeld wordt.
Ik weet wat het ideaal van één gezin, één plan, één regisseur inhoudt.
Ik heb al dan niet onder het genot van een kop thee minimaal 5 minuten gefilosofeerd over de eigen kracht en het één-gezin-één-plan-één-regisseurprincipe.
Hieronder zie je een filmpje dat gemaakt is in 2013 door Jeugdzorg Midden-Brabant. Waarom in deze hippe, moderne training zo’n oud filmpje? Omdat de ideeën en idealen nog steeds springlevend zijn, al weten we intussen wel dat de praktijk weerbarstiger is.
Het ontstaan van de Jeugdwet is onderdeel van de decentralisatie die in 2015 plaatsvond. Decentraliseren betekent, in dit geval, dat het Rijk en de provincie (heel centraal tot best wel centraal) taken overhevelen naar gemeenten (lokaal, dus decentraal).
De decentralisatie was veel breder dan alleen jeugd. In 2015 werden gelijktijdig de Wmo 2015 en de Participatiewet ingevoerd. Binnen alle wetten werden de taken van de gemeente uitgebreid. Feitelijk was 2015 de geboorte van het Sociaal domein zoals we dat nu kennen.
In deze training kijken we door de bril van de Jeugdwet naar de decentralisatie. Wat was nu de reden om zo’n grote decentralisatie uit te voeren?
Filosofiemomentje: Denk na over de motivatie om de Jeugdwet vast te stellen, de dingen die beter geregeld zouden worden en bedenk wat er nu in de kranten over de jeugdzorg geschreven wordt.
De aanleiding was een aantal tekortkomingen in het stelsel voor 2015:
Veel onduidelijkheid en bureaucratie;
Onvoldoende samenwerking tussen verschillende instanties;
Wachttijden;
Steeds meer jeugdigen kregen een diagnose binnen de GGZ (etiket/label in de volksmond);
Bureau Jeugdzorg werd steeds minder als laagdrempelig ervaren omdat zij ook gedwongen jeugdhulp uitvoerden.
De conclusie: het jeugdstelsel moet eenvoudiger, efficiënter en effectiever worden. Hulp moet dichter bij de burger komen te staan en snel toegankelijk zijn. Aangezien gemeenten dichterbij inwoners staan dan bijvoorbeeld de provincie, was het een logische stap om de uitvoering van de Jeugdwet bij gemeenten te beleggen.
Met de decentralisatie konden een aantal dingen beter geregeld worden:
De geldstromen worden ontschot door één wet = één financieringsstroom. Dit moet de effectiviteit bevorderen en voor minder bureaucratie zorgen over wie waarvoor verantwoordelijk is.
De uitvoering van de jeugdhulp komt bij één bestuurslaag, namelijk de gemeente, met één wettelijk kader, namelijk de Jeugdwet. Dit maakt de hulp laagdrempelig waardoor er vroegtijdig en snel hulp ingezet kan worden.
En misschien nog wel het belangrijkste. Wanneer al deze hulp vanuit de gemeente, dichtbij de inwoner wordt georganiseerd, kan er maatwerk geleverd worden. Van de gemeente wordt gevraagd om bij de hulp en ondersteuning die gegeven wordt aan de inwoners écht aan te sluiten op situatie en behoeften van de inwoner.
Transitie en transformatie
In het filmpje ging het over transitie en transformatie. Met transitie bedoelen we het overgaan van de verantwoordelijkheid voor de jeugdhulp naar de gemeente. Maar het uiteindelijke doel is transformatie. De transitie is gerealiseerd. De Jeugdwet is ingevoerd en de taken zijn overgeheveld naar de gemeente. Maar de transformatie (het daadwerkelijk anders doen) is nog in volle gang.
Filosofiemomentje: We gaan zo verder in op de doelen en de uitgangspunten van de Jeugdwet: de transformatie. Wat betekent transformeren binnen de Jeugdwet volgens jou?
Check, dubbelcheck
Ik weet wat decentralisatie inhoudt en zie het verband met de Jeugdwet.
Ik heb een beeld bij de idealen die aan de wieg hebben gestaan van de Jeugdwet.
Ik heb gefilosofeerd over vroeger en nu: hoe gaat het met het behalen van de idealen.
Ik weet wat het verschil is tussen de transitie en de transformatie.
De Jeugdwet, zoals we deze nu kennen, is ingevoerd in 2015 en wordt uitgevoerd door gemeenten. Maar vóór 2015 zag de situatie er heel anders uit. Er waren meerdere wetten waarin de uitvoering van de jeugdhulp was geregeld. In onderstaande afbeelding zie je het wettenlandschap voor en na 2015. Daaronder wordt het verder uitgelegd.
Zoals je in de afbeelding kunt zien, was de jeugdhulp voor 2015 onderverdeeld in vier delen:
De Wet op de jeugdzorg (Wjz)
Deze was van 2005 tot 2015 van kracht. De provincie was financieel verantwoordelijk. De uitvoering lag bij Bureau Jeugdzorg. De wet regelde onder andere:
Ambulante zorg – hulp en gesprekken bij jeugdigen thuis of bij de aanbieder.
Dagbehandeling – hulp en gesprekken bij de aanbieder vaak in een groep.
Pleegzorg – betalen en begeleiden van het pleeggezin waar het kind tijdelijk woont.
Daarnaast was Bureau Jeugdzorg ook de uitvoerder van de jeugdreclassering en de jeugdbescherming.
De Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ)
Op grond van deze wet ontvingen jongeren met een beperking de zorg en begeleiding die nodig was. Denk bijvoorbeeld aan de zorg voor jeugdigen met een verstandelijke handicap. De AWBZ is vervangen door de Wet langdurige zorg (Wlz) én verdeeld onder andere wetten. De zorg en begeleiding voor jeugdigen met een beperking is in de Jeugdwet opgenomen.
Zorgverzekeringswet (Zvw)
Delen van deze wet zijn in 2015 onder de Jeugdwet komen te vallen. Zo valt de jeugd GGZ sinds 2015 onder de Jeugdwet. Onder de jeugd GGZ valt bijvoorbeeld behandeling voor dyslexie, diagnose en behandeling voor jeugdigen en jeugdpsychiatrie. Maar ook de persoonlijke verzorging van een gehandicapt kind (dat wil zeggen wassen, aankleden, eten geven of het helpen hierbij) valt nu binnen de Jeugdwet.
Oude taken gemeente
Voor 2015 waren vraagstukken rondom opvoed- en groeiondersteuning en de jeugdgezondheidszorg al wel bij gemeenten belegd. Ook na 2015 zijn deze taken bij gemeenten gebleven. Gemeenten waren en zijn verantwoordelijk voor de GGD’s waar de consultatiebureaus en jeugdgezondheidszorg onder vallen. Daarnaast is en was er in veel gemeenten aanbod in bijvoorbeeld welzijnsorganisaties of organisaties van maatschappelijk werk. Dit was preventief aanbod dat gemeenten inregelden. Hier was geen indicatie voor nodig en was een laagdrempelige voorziening.
Voor 2015 had de gemeente een relatief kleine taak, maar met de komst van de Jeugdwet is de taak van de gemeente enorm uitgebreid. Natuurlijk ziet het schema er net iets simpeler uit, dan het in werkelijkheid is. We gaan in een latere module wat meer de diepte in. Maar nu gaan we eerst in op de vraag: waarom kwam er eigenlijk een nieuwe wet?
Check, dubbelcheck
Ik weet welke wetten vóór 2015 de jeugdhulp regelden.
Ik weet welke jeugdhulp de gemeente vóór 2015 al organiseerde.
Ik weet welke taken sinds 2015 naar de gemeente zijn verschoven.