Yong
  • Home
  • Wie is Yong
    • Concept
    • Ons team
  • Opdrachtgevers
    • Projecten
    • Ervaringen
  • Professionals
    • Bij ons werken
    • Blogs
  • Kennis & Groei
    • Yong – LCGW inspiratiedag
    • Trainingen
  • Contact
  • Menu Menu

Jeugd en veiligheid; de Verwijsindex risicojongeren, Meldcode en Veilig Thuis

Verwijsindex Risicojongeren 

In de jaren negentig hebben er een aantal tragische incidenten plaatsgevonden, zoals de zaak van het Maasmeisje  en de zaak Savanna). Deze incidenten lieten zien dat er kortere lijnen moesten komen tussen de verschillende professionals die betrokken zijn bij een jeugdige in een risicosituatie. Hierop is de Verwijsindex Risicojongeren (VIR) opgezet. Dit is een landelijk digitaal systeem waarin de hulpverleners risicosignalen bij elkaar kunnen brengen door middel van meldingen. Er hoeft geen toestemming gevraagd te worden aan de jeugdigen of diens wettelijk vertegenwoordiger om een melding in de verwijsindex te zetten, maar het is wel gebruikelijk om de ouders/jeugdige hiervan op de hoogte te stellen. 

Bij een match wordt er geen inhoudelijke informatie gedeeld. Het is dan alleen bekend dat meerdere professionals zich zorgen maken. De professionals moeten voor ze verdere informatie uitwisselen in principe toestemming aan het gezin vragen. Krijgen ze deze toestemming niet, dan moeten ze een professionele afweging maken of het toch noodzakelijk is om informatie te delen. 

De toekomst van de VIR 

De toekomst van de VIR is ongewis. Begin december 2021 is er in de Tweede Kamer een motie aangenomen, waarbij de regering wordt gevraagd om de wettelijke verplichting tot het gebruik van de verwijsindex te schrappen. Op deze pagina van de VNG kun je lezen hoe dit proces verder gaat en wat de gemeente in de tussentijd moet doen in afwachting van een eventuele wetswijziging. 

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling (Meldcode)

We weten nu hoe de kwaliteit van jeugdprofessionals gewaarborgd wordt en hoe er met de VIR gezorgd wordt voor meer informatie tussen professionals onderling. Maar wat moet een professional doen bij vermoedens van een schadelijke situatie voor een jeugdige? We hebben het hier specifiek over kindermishandeling en huiselijk geweld. Op die vragen kan een antwoord gevonden worden in de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. Hierna proberen we korter van stof te zijn, dus houden we het voor nu even op alleen de ‘meldcode’. Maar hoe werkt de meldcode? In vijf stappen wordt er gekeken of er een melding moet worden gedaan of dat er een andere actie mogelijk is. Hieronder de vijf stappen op een (letterlijk) rijtje.

In tegenstelling tot het afgeven van een signaal in de VIR, is het bij de meldcode wel verplicht om contact te hebben met het gezin (zie stap 3). De professional is verplicht om zijn waarnemingen te delen. De reactie van het gezin wordt opgenomen in de uiteindelijke melding als het hiervan komt. 

De uiteindelijke afweging moet zorgvuldig gemaakt worden vanwege de gevolgen voor de betrokkenen. Het uitgangspunt is dat een melding noodzakelijk is wanneer er sprake is van acute of structurele onveiligheid. In andere situaties moeten andere vormen van hulp eerst onderzocht worden. 

Het is verplicht om de meldcode te gebruiken voor professionals die werken in: 

  • De (gezondheids)zorg​;  
  • Het onderwijs;​  
  • De kinderopvang​;  
  • De maatschappelijke ondersteuning​; 
  • De jeugdhulp;​  
  • Justitie​. 

Dit is vastgelegd in de Wet verplichte meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling. Wat een beetje verwarrend is, is dat deze wet vooral andere wetten aanpast. Je kunt de wet dus eigenlijk niet zelfstandig lezen, behalve voor de begripsbepalingen. Kijk ook even in de Jeugdwet (artikel 4.1.7) en Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (artikel 3.3), daar zie je hoe deze Wet verwerkt is in deze wetten.    

Veilig Thuis 

Bij signalen van mishandeling kan een melding gemaakt kan worden. Deze komen terecht bij Veilig Thuis. Wanneer er vermoedens zijn van huiselijk geweld en/of kindermishandeling in een gezin, doet Veilig Thuis een onderzoek. Veilig Thuis geeft een advies over wat er moet gebeuren in het gezin en welke professionele hulp eventueel ingeschakeld moet worden. Dit advies gaat naar de gemeente, die vervolgens akkoord moet geven voor het inschakelen van de professionele hulp. Zo nodig kan Veilig Thuis ook een melding maken bij de politie of Raad voor de Kinderbescherming. Overigens kunnen ook inwoners een melding doen bij Veilig Thuis, het hoeft dus niet altijd te gaan om professionals.

Veilig Thuis is een landelijk begrip, maar het is een regionale organisatie. Elke regionale afdeling maakt afspraken over de samenwerking met de gemeenten in de regio. Veilig Thuis beoordeelt bij elke melding die binnenkomt de veiligheid in de situatie. Er wordt ingeschat of de melding doorgestuurd kan worden naar de lokale toegang of dat zij eerst zelf de melding gaan beoordelen en daarna contact leggen met de lokale toegang. 

Meldcode, Veilig Thuis en VIR 

Let op: het één hoeft het ander niet uit te sluiten. Het is zelfs heel logisch dat als je overweegt om een melding te doen bij Veilig Thuis en dus de Meldcode toepast, ook een signaal afgeeft in de verwijsindex. Zo wordt voorkómen dat het feit dat jij je ernstig zorgen maakt niet terecht komt bij een andere professional die zich ook ernstig zorgen maakt. 


Check, dubbelcheck

  • Ik weet wanneer een professional volgens de meldcode een melding moet maken.
  • Ik snap de rol van Veilig Thuis bij een melding van signalen van mishandeling.

Jeugd en veiligheid; SKJ en tuchtrecht

Je hebt al veel geleerd over de Jeugdwet. En ja daar is ‘ie weer, hét kerndoel van de Jeugdwet: kinderen moeten gezond en veilig opgroeien. Wat is er allemaal geregeld om dit te waarborgen en welke instanties zijn hier allemaal bij betrokken? We starten met de kwaliteitseisen die gesteld worden aan jeugdprofessionals. Daarna vertellen we je meer over de Verwijsindex risicojongeren, de Meldcode Huiselijke Geweld en over Veilig Thuis. 

SKJ en tuchtrecht 

Met ingang van de nieuwe Jeugdwet in 2015 is de jeugdhulp gedecentraliseerd naar gemeenten. Om de kwaliteit van alle professionals die met jeugd werken te waarborgen is de norm verantwoorde werktoedeling opgenomen in het Besluit Jeugdwet (artikel 5.1). In de praktijk houdt dit in dat bepaalde werkzaamheden uitgevoerd moeten worden door geregistreerde professionals. Deze geregistreerde professionals zijn gebonden aan het tuchtrecht. 

Opdracht: Norm verantwoorde werktoedeling

In de norm verantwoorde werktoedeling heeft het SKJ opgenomen op welke wijze het verantwoord is om jeugdprofessionals taken uit te laten voeren. Bestudeer de norm verantwoorde werktoedeling in hoofdstuk 3 in het Kwaliteitskader Jeugd. 

  • Wat vind je van deze norm? 
  • Kun je beredeneren welke gevolgen de norm verantwoorde werktoedeling heeft voor het werk van een jeugdprofessional bij de gemeente?  
SKJ 

SKJ staat voor Stichting Kwaliteitsregister Jeugd. In dit register kunnen jeugdzorgwerkers, psychologen en (ortho)pedagogen zich registreren. Alleen professionals op hbo- of wo-niveau kunnen zich in het SKJ-register registreren. Om bepaalde werkzaamheden uit te mogen voeren, moet een professional SKJ-geregistreerd zijn. In het Kwaliteitskader Jeugd staat beschreven om welke werkzaamheden dit gaat. 

Tuchtrecht

SKJ-geregistreerde professionals zijn gebonden aan het SKJ-tuchtrecht. Tuchtrecht zorgt ervoor dat gedrag van professionals getoetst en beoordeeld kan worden. Het kan zo hulpverleners corrigeren en het zorgt ervoor dat de kwaliteit van het beroepsmatig handelen gehandhaafd en bevorderd wordt. Anders dan bij het klachtrecht, waarbij een instelling centraal staat, staat bij tuchtrecht het handelen van een individuele professional centraal. 

Als er een klacht ingediend wordt tegen een professional, dan wordt deze door tuchtcolleges behandeld. Tuchtcolleges bestaan uit juristen en beroepsgenoten. Eerst wordt de klacht door het College van Toezicht behandeld en daarna kan er eventueel in beroep gegaan worden bij het College van Beroep. Het tuchtcollege toetst het handelen van de professional bij een klacht aan de professionele standaard, bestaande uit de Beroepscode en de Richtlijnen voor Jeugdhulp en Jeugdbescherming.  

Goed om te onthouden: het tuchtrecht bestaat naast het klachtrecht zoals dat binnen een gemeente bestaat. Een ouder of jeugdige kan ook een klacht indienen bij een gemeente. In dat geval zal de interne klachtprocedure van de desbetreffende gemeente gevolgd worden. In tegenstelling tot het tuchtrecht staat hier niet het individuele handelen van de jeugdprofessional centraal, maar het handelen van de organisatie (waar de jeugdprofessional onderdeel vanuit maakt). 


Check, dubbelcheck

  • Ik snap de functie van een SKJ-registratie. 
  • Ik weet (globaal) hoe de procedure bij het tuchtrecht verloopt. 
  • Ik ken het verschil tussen tuchtrecht en de gemeentelijke klachtprocedure. 

Vormen van jeugdhulp; financiering

Ondertussen heb je een beeld van de vormen van hulp die vanuit de Jeugdwet geleverd kunnen worden. Nu gaan we kijken in welke vorm de jeugdhulp gegeven kan worden oftewel: hoe de hulp betaald wordt. 

Er zijn vier financieringsvormen mogelijk: 

  1. Zorg in natura (ZIN) 
  2. Persoonsgebonden budget (pgb) 
  3. Maatwerkcontract (andere termen komen ook voor) 
  4. Landelijk transitiearrangement (LTA) 

Laten we ze allemaal eens even bekijken.  

1. Zorg in natura 

Zorg in natura (ZIN) is met 95% verreweg de meest voorkomende financieringsvorm voor jeugdhulp vanuit de Jeugdwet volgens het CBS. De jeugdhulp wordt ingekocht door de gemeente, vaak in regionaal verband. De regio stelt de contracten op en maakt afspraken. In principe kunnen de ouders/jeugdige zelf kiezen van welke aanbieder ze gebruik willen maken. In de beschikking die het gezin krijgt, staat welke hulp ze van welke aanbieder krijgen. Afhankelijk van de manier van inkopen, wordt ook de omvang en de duur van de hulp vermeld. 

Opdracht: Inkoop jeugdhulp 

Zoals we al schreven: jeugdhulp wordt vaak ingekocht in regioverband. Jij als lokale beleidsmedewerker zal vaak betrokken worden bij de inkoop als deze ‘vernieuwd’ moet worden. 
 
De regionale inkooporganisaties hebben vaak een website, waar zowel inwoners als jeugdprofessionals kunnen vinden welke soorten jeugdhulp bij welke organisatie zijn ingekocht. 

Zoek voor jouw gemeente uit (of gebruik de link van de regio Midden IJssel Oost Veluwe https://www.zorgregiomijov.nl/) bij welke regionale inkooporganisatie zij hoort en beantwoord dan de volgende vragen: 

  • Kun je de producten jeugdhulp makkelijk vinden? 
  • Is er een uitleg wat de producten inhouden? 
  • Is er informatie te vinden over de aanbieders die de jeugdhulp geven? 
  • Wat vind je van het aanbod (met alles wat je nu hebt gelezen over jeugdhulpvoorzieningen)? Is het divers of mis je dingen? 

2. Persoonsgebonden budget  

Het kenmerk van een persoonsgebonden budget (pgb) is dat iemand een budget krijgt en daar zelf de benodigde zorg, hulp of ondersteuning voor inkoopt. De mogelijkheid om hulp in de vorm van een pgb te krijgen zien we niet alleen binnen de Jeugdwet, maar ook binnen andere wetten zoals bijvoorbeeld de Wlz en de Wmo. 

Maar waarom wel of niet een pgb? Als voordeel van een pgb wordt vaak de grote keuzevrijheid genoemd. Ouders kunnen zelf bepalen bij wie ze hulp inkopen en in sommige gevallen wordt het pgb ingezet om zichzelf of personen uit het netwerk te betalen. Een nadeel is zondermeer de hoeveelheid ‘regelwerk’. Er is namelijk een rijtje voorwaarden waar iemand aan moet voldoen om een pgb te krijgen. 

Voorwaarden pgb 

In artikel 8.1.1 van Jeugdwet worden de voorwaarden voor een pgb omschreven. Om te kunnen toetsen of ouders aan deze voorwaarden voldoen, vragen veel gemeenten aan de ouders een budgetplan (kan ook een andere naam zijn, maar met dezelfde functie) op te stellen. In dit plan moeten dan de gemaakte afspraken met de gewenste hulpverlener, doelen voor de hulp en de motivering beschreven zijn.  

Een belangrijk aspect is de motivering waarom een pgb beter is vergelijkbare ZIN. Er is dus in zoverre keuzevrijheid, dat duidelijk moet zijn, waarom een pgb de beste optie is. Daarnaast zal getoetst worden of ouders in staat zijn om het pgb te beheren en goede zorg in te kopen. Zij kunnen dit overigens ook bij iemand beleggen. Een veel gebruikte pgb-vaardigheidstest is die van Per Saldo. 

Hoogte en betaling van het pgb 

Gemeenten kunnen verschillend beleid hebben ten aanzien van het tarief dat bij een pgb gehanteerd wordt. Soms is dat gelijk aan de kosten die een gemeente kwijt is als zij ZIN inkopen, maar soms is het 90% of 80% van dit tarief. 

Veel gemeenten maken onderscheid tussen een professioneel tarief en een niet-professioneel tarief. Een pgb door niet-professionals wordt ook wel netwerk-pgb genoemd, omdat het vaak gaat om bekenden, familie of leden van het gezin zelf. De tarieven voor een netwerk-pgb zijn in vrijwel alle gemeenten flink lager dan het tarief voor een professional. Dit kan bijvoorbeeld 50% van het tarief voor ZIN zijn, maar het kan ook een vast uurtarief zijn, bijvoorbeeld € 20 per uur. 

Het pgb wordt niet direct op de bankrekening van de inwoner gestort. Het geld gaat namelijk naar de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De SVB betaalt – na de controle van de facturen – in opdracht van de inwoner de zorgleverancier uit. Dit heet het trekkingsrecht. Op deze manier is er minder kans op fraude.

Opdracht: Pgb in de verordening/het beleid 

Bekijk nogmaals de volgende artikelen uit de Jeugdwet:  

  • 8.1.1 Lid 4 Weigeringsgronden pgb  
  • 8.1.2 Melden wijziging 
  • 8.1.3 Heronderzoek 
  • 8.1.4 Herzien-intrekken 

We hebben eerder benoemd dat gemeenten verplicht zijn om regels voor het pgb op te nemen in de verordening. Per gemeente kan het behoorlijk verschillen hoe gedetailleerd ze dit vormgeven. In sommige verordeningen wordt ook iets opgenomen over de weigeringsgronden van het pgb. Het komt ook voor dat ze dit in een apart besluit aan bod laten komen. Zoek voor jouw gemeente of een gemeente naar keuze het volgende op: 

  1. Was is er over het pgb opgenomen in de verordening en het beleid?  
  • Wordt er iets gezegd over de hoogte van het pgb t.o.v. een voorziening in natura? 
  • Wordt er iets gezegd over de weigeringsgronden? 
  • Kun je de tarieven vinden? Is er verschil tussen professioneel en niet-professioneel tarief? 
  • Is het opstellen van een pgb-plan een voorwaarde voor toekenning? Of andersom een weigeringsgrond? 
  • Is degene die in dienst genomen wordt op basis van een pgb verplicht een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) af te geven? 
  1. Zijn er sancties verbonden aan het schenden van de plicht om wijzigingen te melden?  

Filosofiemomentje: Persoonsgebonden budget  

Zoals met veel dingen, kent het persoonsgebonden budget zowel voor- als tegenstanders. Enerzijds is het goed als ouders en jeugdigen in volledige eigen regie hun eigen jeugdhulp kunnen inkopen, anderzijds maakt het het monitoren op kwaliteit en resultaten wel lastig. 

De laatste tijd staat met name het netwerk-pgb ter discussie. Hiermee wordt in dit geval bedoeld dat een ouder zichzelf inkoopt om begeleiding aan zijn of haar kind te geven. De Centrale Raad van Beroep heeft, zoals we eerder hebben gelezen, een uitspraak gedaan dat ouders in principe zelf verantwoordelijk zijn voor de opvoeding en zorg voor hun kind, ook als er sprake is van beperkingen of belemmeringen. Toch komt het veel voor dat ouders een pgb vragen om zichzelf of familieleden te betalen. Zij vragen dan een vergoeding voor bijvoorbeeld het begeleiden en structureren van hun kind. Zo kunnen zij (of hun familielid) minder zijn gaan werken en aangeven dat het financieel niet haalbaar is om de hulp zonder vergoeding zelf te geven. 

Wat vind jij? Denk eens na over de volgende stellingen: 

  • Ouders zijn verantwoordelijk voor het verzorgen en opvangen van hun kind. Ten principale kan er geen pgb aan ouders worden verstrekt om hun eigen kind te ondersteunen of te verzorgen. 
  • Het is logisch en redelijk dat de overheid bijspringt in gezinnen met kinderen met een diagnose. Van die ouders wordt meer verwacht dan van ouders die kinderen hebben die geen diagnose hebben. Dus terecht dat de overheid ze ondersteunt. 
  • Van ouders mogen grote offers gevraagd worden, ook als het betekent dat ze minder kunnen werken. De overheid hoeft dit niet te compenseren met een pgb. 
  • Zorg voor jeugdigen is op geld waardeerbare arbeid, dat geldt ook voor ouders die in plaats van professionele hulp zelf de begeleiding willen geven aan hun kind. 
  • Het is terecht (of juist onterecht) dat gemeenten bepaalde vormen van jeugdhulp niet in de vorm van een netwerk-pgb verstrekken, omdat ze vinden dat de aard van de jeugdhulp zich hiermee niet verhoudt (bijvoorbeeld begeleiding complex).  

3. Maatwerkovereenkomst 

Laten we starten met te zeggen dat er in verschillende gemeenten verschillende termen worden gebruikt voor maatwerkovereenkomst. Dienstverleningsovereenkomst hoor je ook vaker en er zijn vast meer termen. 

Waar het om gaat, is dat de gemeente een apart contract met een jeugdhulpaanbieder afsluit (dus buiten de regionale inkoop om) om specifiek deze bepaalde hulp aan deze bepaalde jongere te leveren. Het gaat dan dus om niet-gecontracteerde aanbieders. Gemeenten zijn niet happig op deze overeenkomsten, want het is administratief een hele klus. 

Waarom gebeurt het dan soms toch? De meeste voorkómende situatie is verhuizing naar de gemeente. Er komt een jeugdige in de gemeente wonen, die een lopend traject heeft en de aanbieder heeft geen contract. Dan is een maatwerkovereenkomst een goede oplossing. Een gemeente mag ouders namelijk nooit dwingen om een pgb te nemen. Een andere situatie (en die komt als het goed is heel weinig voor) is dat er geen passend aanbod voor de jeugdige is in ZIN én dat de ouders niet in staat zijn om een pgb te beheren. Als deze situatie zich vaak voordoet, kun je je afvragen of er wel goed ingekocht is. Maar in uitzonderlijke situaties kan het zeker nodig zijn. 

4. Landelijk Transitiearrangement  

Bepaalde jeugdhulp is zo specialistisch van aard dat het eigenlijk niet mogelijk is om het op gemeentelijk of regionaal niveau in te kopen of te organiseren. Er is bij de decentralisatie in 2015 dan ook de keuze gemaakt om deze hulp landelijk in te kopen in een Landelijk Transitiearrangement (LTA).  

LTA-zorg voldoet aan de volgende criteria: 

  • Aantal cliënten: het aantal cliënten is zodanig klein dat regionaal contracteren moeilijk is waardoor het risico bestaat dat cliënten tussen wal en schip vallen;  
  • Ordening van het aanbod: het aanbod is zodanig gespreid over het land en klein in omvang dat organisatie op lokaal of regionaal niveau extra hoge transactiekosten en/of administratieve lasten met zich meebrengt; 
  • Inhoud van het aanbod: de inhoud van het aanbod is zodanig specialistisch dat de kans op het organiseren van een substituut op lokaal niveau moeilijk zal zijn en de drempel voor een aanbieder, om dit als nieuwe dienst aan te gaan bieden, hoog is. 

Het gaat bijvoorbeeld om hulp in het kader van eetstoornissen, specialistische psychiatrische zorg of gesloten jeugdhulp voor slachtoffers van mensenhandel. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft daarom op landelijk niveau in LTA’s contractafspraken gemaakt met een select aantal aanbieders over de inkoop van deze zorg. Hoewel de VNG deze contracten heeft gesloten, wordt de zorg vanuit deze aanbieders door gemeenten gefinancierd. Je kunt hier een lijst vinden van de zorg waar de VNG afspraken over heeft gemaakt. 

Opdracht: Landelijk transitiearrangement 

Neem hier eens een kijkje in de LTA voor het gebruik van de vier landelijke academische centra voor kinder- en jeugdpsychiatrie. Op pagina 4 onder ‘aard problematiek van het kind’ kun je vinden waar een kind aan moet voldoen om toegang te krijgen tot deze vorm van financiering. 

Check ook eens of er in jouw gemeente een werkinstructie is gemaakt hoe je een LTA-indicatie regelt. 


Check, dubbelcheck

  • Ik weet welke financieringsvormen er zijn. 
  • Ik weet wat ZIN betekent en hoe dit gefinancierd wordt. 
  • Ik weet wat een pgb is en ken de term trekkingsrecht. 
  • Ik kan een aantal voorwaarden noemen voor een pgb vanuit de Jeugdwet. 
  • Ik weet dat het beleid van gemeenten ten aanzien van de tarieven van het pgb kunnen verschillen. 
  • Ik weet wat een maatwerkovereenkomst is en wanneer een gemeente deze gebruikt.  
  • Ik begrijp de bedenkingen die er zijn ten aanzien van de maatwerkovereenkomst. 
  • Ik weet waarom bepaalde zorg landelijk via het LTA wordt ingekocht en in welke situaties dit gebeurt. 

Energizer

Je bent over de helft, op twee derde ongeveer. Valt het mee? Voordat je doorvliegt naar het volgende en laatste deel van de module is het tijd voor nog een energizer!  

Om met frisse moed aan het laatste deel te beginnen even wat anders; hoe staat jouw voorraadkast ervoor? 

Zoek 3 dingen in je keukenkastje die (bijna) over de datum zijn. Zijn deze producten nog te redden, en hoe? Weet je al een leuk recept dat jij gaat maken vanavond? 

  

Jeugdhulpvoorzieningen; crisishulp

Crisis, spoed en urgentie 

Bij een crisis zijn er acute problemen binnen een gezin. De jeugdige is een gevaar voor zichzelf of zijn omgeving, of de veiligheid van de jeugdige wordt ernstig bedreigd door een ander. Bij een crisis moet er sprake zijn van ernstige dreiging zijn, zoals suïcide of agressie in het gezin. 

Er wil nog wel eens een spraakverwarring ontstaan over crisis, spoed of hoge urgentie. Soms zit een ouder of zorgverlener bijvoorbeeld met de handen in het haar en ervaart het als een crisissituatie. Toch is er geen sprake van een ernstige dreiging en daarom geen crisis. Een complexe vechtscheiding kan urgent zijn, maar als een ouder dreigt de kinderen vandaag te ontvoeren naar het buitenland, dan wordt het een crisis. Het zijn situaties die ook echt niet een dag kunnen wachten om opgepakt te worden. Als het wel een dag kan wachten, maar toch zeker deze week opgepakt moet worden, dan spreek je eerder van spoed. Meldingen van Veilig Thuis kunnen op deze manier ook spoed zijn. Er is geen crisis meer, maar binnen een week moet wel iemand betrokken zijn om de juiste vervolghulp in te zetten en het zicht op de veiligheidsafspraken te borgen.  

Crisisdienst 

Gemeenten hebben (meestal regionaal) een crisisdienst georganiseerd. Hoe dit is georganiseerd, verschilt sterk per regio. Soms is een zorgaanbieder ingekocht die de crisisdienst organiseert, soms is er vanuit de gecertificeerde instelling of gemeente een apart crisisteam. Meestal is de gemeente (of het wijkteam) tijdens kantoortijden verantwoordelijk voor de crisisdienst en is er een apart crisisteam buiten kantoortijden.  

Veiligheidsinschatting 

Bij de melding van een (mogelijke) crisis, is de eerste stap altijd de veiligheidsinschatting. Is hier daadwerkelijk sprake van een crisis? Is de situatie zo ernstig dat de politie gebeld moet worden? Er zijn inschattingsmodellen voorhanden (zoals bijvoorbeeld de LIRIK), maar de meeste gemeenten gebruiken hiervoor geen model. 

 
Naast de veiligheid van de jeugdige en het gezin is het ook belangrijk dat de veiligheid van de jeugdprofessional wordt meegewogen. De meeste gemeenten hebben een agressieprotocol en veiligheidsprotocol. Hier staat ook beschreven op welke wijze een jeugdprofessional zorgt voor de eigen veiligheid. Vanzelfsprekend wordt in crisissituaties hierover ook overlegd met de leidinggevende.  

Veiligheidsplan 

Is er sprake van een crisis en kan er veilig een huisbezoek plaatsvinden? Dan gaat diezelfde dag nog de jeugdprofessional erop af. Er worden direct afspraken gemaakt hoe de veiligheid geborgd kan worden en deze afspraken worden vastgelegd in een veiligheidsplan. Dit zijn bij voorkeur hele concrete afspraken. Bij een vechtscheiding wordt bijvoorbeeld exact afgesproken op welke dag, op welke locatie en op welk tijdstip er contact mag zijn tussen ouders of met de kinderen en hoe het nakomen van de afspraken wordt geborgd. 

Hulpverlening thuis of een crisisplaatsing 

Naast het maken van een veiligheidsplan, wordt er bij een crisis vaak direct ambulante spoedhulp ingezet. Ambulante spoedhulp (ASH) is een kortdurende, intensieve hulpvorm die gezinnen helpt bij het verkennen en ordenen van de problematiek, het bieden van structuur en veiligheid, het activeren van het sociaal netwerk en het herstellen van de regie in het gezin. Deze hulp start zo snel mogelijk, maar in ieder geval binnen 2 dagen na de melding. ASH mag zonder beschikking ingezet worden en wordt achteraf pas door de aanbieder bij de gemeente ingediend. De maximale duur van crisishulp is 4 weken. Op basis van het ASH-traject wordt een inschatting gemaakt welke vervolghulp nodig is. 

Het kan noodzakelijk zijn om de jeugdige (tijdelijk) ergens anders onder te brengen, bijvoorbeeld binnen het eigen netwerk, bij een pleeggezin of in een gezinshuis. Qua plaatsing lijkt zo’n crisisplaatsing op de reguliere procedure van verblijf. Het grootste verschil met reguliere plaatsing is de snelheid waarmee het in een crisissituatie gebeurt.  

Knelpunten crisisplaatsing

Er zijn helaas te weinig pleeggezinnen en te weinig gezinshuisplekken om een goede doorstroom te garanderen. Zeker bij gezinshuizen en pleegzorg is het feit dat er een plek is geen garantie dat de jeugdige daar past. Een zorgvuldige plaatsing is nodig om te zorgen dat deze ook succesvol en duurzaam is. Moeilijk dus, in een crisissituatie met weinig tijd. Regelmatig is het leuren met een jeugdige om deze op een crisisplek geplaatst te krijgen. Is de jeugdige eenmaal geplaatst, dan is een crisisplek voor korte tijd bedoeld. Dat betekent dat er ook direct een duurzame plek gezocht moet worden.  


Check, dubbelcheck

  • Ik weet wat crisishulp is en welke vormen het kan hebben. 
  • Ik weet het verschil tussen crisis, spoed en urgentie. 
  • Ik begrijp het belang van veiligheid, zowel voor de jeugdige, het gezin als de jeugdprofessional. 

Jeugdhulpvoorzieningen; respijtzorg

Alweer een andere term: respijt. Letterlijk betekent respijt ‘kort uitstel, pauze of opschorting’. Het betekent dus zorg of hulp om ervoor te zorgen dat iemand even een pauze heeft en op adem kan komen. Respijtzorg vanuit de Jeugdwet is dan ook een lichte vorm van hulp en is ervoor bedoeld om ouders te ontlasten, zodat zij hun rol als opvoeder kunnen blijven vervullen.  

Het is bedoeld voor ouders van jeugdigen onder de 18 jaar oud die een zware wissel trekken op het gezin, bijvoorbeeld omdat zij een kind hebben die boven gebruikelijk toezicht nodig heeft en begeleiding, persoonlijke verzorging of verpleging ontvangt. Pleegouders komen niet in aanmerking voor respijtzorg. Als het om respijtzorg vanuit de Jeugdwet gaat, dan gaat het met name om logeeropvang. 

Logeeropvang 

De gemeente is verantwoordelijk voor logeeropvang. Bij logeeropvang logeert een jeugdige in een logeerhuis. Hier nemen hulpverleners de zorg over de jeugdige tijdelijk over. Logeeropvang is vaak in het weekend of tijdens vakanties, maar kan ook doordeweeks plaatsvinden. Het is altijd in (kleinschalig) groepsverband. Logeerhuizen richten zich vaak op een specifieke doelgroep bijvoorbeeld: 

  • Logeerhuizen voor jongeren met een lichamelijke, zintuiglijke of verstandelijke beperking; 
  • Logeerhuizen voor kinderen met ADHD en/of autisme (duidelijke structuur). 
     

Logeren of hulpverlenen 

Het product logeeropvang is in toenemende mate diffuus. Wanneer het wordt ingezet als respijtzorg, is het enige doel van de logeeropvang dat het kind passend, veilig en gezond wordt opgevangen om het gezin te ontlasten. Wanneer er tegelijkertijd vaardigheden worden aangeleerd en geoefend in groepsverband, is het weliswaar logeerzorg, maar niet enkel als respijtzorg. Vaak wordt hier onvoldoende duidelijkheid over gegeven aan de voorkant en worden er te weinig afspraken over gemaakt. Als er weer hulpverlener wordt ingeschakeld, terwijl er vaak al andere hulpverlening in het gezin aanwezig is, is het risico dat er onvoldoende afstemming is tussen iedereen uit of betrokken bij het gezin. Maar het kan natuurlijk ook goed gaan. 😉 

Filosofiemomentje: Welk belang staat voorop? 

Veel gemeenten kampen met een grote en groeiende vraag naar logeerzorg. Sommige gemeenten zijn soepel in het verstrekken van logeerzorg, terwijl andere gemeenten met argusogen naar de toename van deze vraag kijken. Hieronder beschrijven we een situatie die misschien wel extreem (verzonnen) lijkt, maar die je in de praktijk echt wel vaak tegenkomt. Laten we je meenemen in het gezin van John en Sanne. 

John, Sanne, Sem, Eva en de toekomstige baby 
John en Sanne (eind-dertigers) zijn al flink wat jaren bij elkaar. Ze hebben zoontje Sem van 7 en dochtertje Eva van 2,5. Sanne is 5 maanden in verwachting van de derde. Net als de vorige zwangerschappen, heeft Sanne problemen met haar bloeddruk. Ze zou het echt rustiger aan moeten doen. 

John werkt fulltime als vertegenwoordiger. Hij verdient goed, vindt zijn baan leuk, maar hij heeft veel te maken met reistijden, files en overwerken. Sanne heeft een eigen bedrijf met twee man personeel. Hoewel ze ernaar streeft niet meer dan 30 uur per week te werken, schiet dat er meestal bij in als haar bedrijf dat vraagt. 

Sanne en John hebben een leuk sociaal leven, goede vrienden en geen ruzie in de familie. Ze vinden gezond leven en sporten belangrijk en willen ook ruimte om met elkaar leuke dingen te doen. Het is vanzelfsprekend moeilijk om hier in een druk gezin allemaal tijd voor te maken. Toch vinden ze de tijd om twee keer per week ’s avonds samen te sporten (hun buurmeisje past dan op). Daarnaast zijn ze vaak apart of samen nog wel 2 avonden bezet. 

De opvang voor de kinderen is altijd wel een beetje rommelig geweest. Gelukkig hebben ze nu een vast schema, in ieder geval voor dit schooljaar. 
 

Maandag Eva gaat naar een vriendin van Sanne, die haalt ook Sem op van school. 
Dinsdag Eva gaat naar de kinderopvang en Sem naar de buitenschoolse opvang (bso). 
Woensdag Eva gaat naar de vader van John. Sem erbij is wel wat te druk voor opa, daarom proberen ze altijd een speelafspraak voor Sem te maken. Als dat echt niet lukt, gaat Sem wel naar opa. 
Donderdag Eva gaat naar de kinderopvang en Sem naar de bso. 
Vrijdag Sanne probeert de zorg voor de kinderen te combineren met het werken voor haar bedrijf, wat ze op vrijdag vanuit huis doet. Als dat niet lukt, neemt ze Eva mee en soms ook Sem die ’s middags geen school heeft. 

Sem is altijd al heel gevoelig geweest voor prikkels. Hij is vaak erg druk, driftig en slaapt weinig. Het dak gaat er thuis vaak af en Sem vraagt de hele tijd aandacht. De leerkracht op school heeft aangegeven dat het op school ook minder gaat en heeft aangeraden maar eens met Sem naar de huisarts te gaan. John en Sanne zijn direct met dit advies aan de slag gegaan. John heeft namelijk vroeger ook een moeizame schoolcarrière gehad en is zelfs toen hij 16 was van school gestuurd vanwege wangedrag. Ze hebben de huisarts gevraagd om Sem te laten onderzoeken door een psycholoog. De huisarts heeft een verwijzing gegeven naar de psychologische praktijk van hun keuze en die heeft Sem onderzocht. Er zijn aanwijzingen voor ADHD en ook een bepaalde vorm van ASS (autismespectrumstoornis) is niet uit te sluiten. 

Sanne meldt zich bij het sociaal team met de vraag of ze geen logeeropvang voor Sem kan krijgen gezien zijn ADHD en mogelijk ook ASS. Ze denkt aan eenmaal per 4 weken en de helft van de schoolvakanties. Ze geeft aan dat haar gezin uitgeput is. Ze hebben al een heel druk schema en kunnen nu ook in het weekend nauwelijks bijkomen. Sem neemt zo veel ruimte in het gezin in, dat ook zijn zusje Eva eronder lijdt. Zeker nu straks de baby komt, weten ze niet hoe ze het anders moeten managen. 

Filosoferen 
Helemaal niet zo’n heel bijzondere situatie, toch? Dit komt bij veel gezinnen voor en het is voorstelbaar dat het gezin totaal overbelast en overprikkeld is. Denk eens na over de vragen hieronder. Er zijn geen juiste antwoorden, maar probeer de situatie uit verschillende kanten te bekijken. 

  • In wiens belang is de logeeropvang? 
  • Hoe zie jij in deze situatie de verantwoordelijkheid van John en Sanne? 
  • Hoe kijk je in deze situatie naar de eigen kracht van John en Sanne of misschien van hun netwerk? 
  • Als jij jeugdprofessional was, welke vragen zou je dan stellen over de situatie van Sem? 
  • Welke risico’s zie je in dit gezin als je juist wel of juist niet tegemoet zou komen aan de wens voor logeeropvang? 

Check, dubbelcheck

  • Ik weet wat respijtzorg is. 
  • Ik heb nagedacht over de mogelijkheden en onmogelijkheden van logeerzorg. 

Jeugdhulpvoorzieningen; residentiële jeugdhulp

Op de vorige pagina hebben we de ambulante jeugdhulp uitgewerkt en dan komen we nu bij de residentiële jeugdhulp. Residentieel betekent letterlijk: daar verblijf houdend. We spreken in het kader van jeugdhulp dan ook vaak over verblijf. Kenmerkend is dat de jeugdhulp plaatsvindt buiten de eigen gezinssituatie. Deze zorg kan komen in de volgende vormen: 

  1. Pleegzorg en gezinshuis. 
  2. Verblijf in een jeugdinstelling/jeugdinrichting. 

In het kader van zo licht waar mogelijk, zo zwaar waar als nodig, zal residentiële jeugdzorg pas worden ingezet wanneer ambulante zorg niet toereikend blijkt.  

1. Pleegzorg en gezinshuizen 

Pleegzorg 

Bij pleegzorg woont een kind (tijdelijk) in een ander gezin, in het pleeggezin dus. Dit kan voor een kortere of langere periode zijn. Het doel van pleegzorg is om een kind veilig op te laten groeien in een situatie die zoveel mogelijk lijkt op een normale gezinssituatie. Het pleeggezin krijgt begeleiding van een hulpverlener. Pleegzorg is tot 21 jaar mogelijk, maar is na de 18e verjaardag voor de jeugdige vrijwillig, want die is immers volwassen. 

Pleegzorg kan zowel vrijwillig als in het gedwongen kader plaatsvinden. In het gedwongen kader is sprake na een ondertoezichtstelling (OTS) of voogdij. Weet je nog uit module 2? Als het mogelijk is, blijven de ouders betrokken bij pleegzorg. Al zal dit bij een gedwongen pleegzorgplaatsing niet altijd kunnen. 

Deeltijdpleegzorg

Naast voltijdpleegzorg – waarbij de jeugdige iedere dag in het pleeggezin verblijft – is er ook deeltijdpleegzorg. De jeugdige gaat dan een aantal dagen of dagdelen naar een pleeggezin. Dit kan worden ingezet om uithuisplaatsing te voorkomen. Deeltijdpleegzorg kan inhouden: 

  • Een aantal uren/dagdelen per week. 
  • Meerdere dagen per week. 
  • Eén of meer weekenden per maand. 
  • Een paar dagen of weken in vakanties. 
Gezinshuizen 

Een gezinshuis is een kleinschalige setting (vaak met maximaal 6 kinderen), waarin zowel lang- als kortdurend voor jeugdigen gezorgd kan worden. Gezinshuizen zijn bedoeld voor jeugdigen die (tijdelijk) niet thuis kunnen wonen en daarnaast te zware problematiek hebben om in een pleeggezin terecht te kunnen. Als een jeugdige naar een gezinshuis gaat, dan komt hij/zij (tijdelijk) in een gezin te wonen, waarin ten minste één van de ouders een professional is en die ervaring heeft met kinderen met zware en ingewikkelde problematiek. De gezinsouders zelf krijgen, net als bij formele pleegzorg, begeleiding van een hulpverlener. Net als bij pleegzorg, kan een jeugdige tot 21 jaar in een gezinshuis blijven, al is het na de 18e verjaardag dan wel weer vrijwillig. 

2. Verblijf  in een jeugdinstelling/jeugdinrichting  

Het uitgangspunt bij jeugdhulp is om hulp zoveel mogelijk binnen een gezinssetting te organiseren. In artikel 2.3 lid 6 van de Jeugdwet wordt zelfs geschreven dat bij een uithuisplaatsing – als het redelijkerwijs mogelijk is – gekozen moet worden voor een pleegouder of een gezinshuis, tenzij dit aantoonbaar niet in het belang is van een jeugdige. Dit geeft wel heel duidelijk aan hoe belangrijk de wetgever het vindt dat kinderen en jeugdigen in een gezinssituatie opgroeien. 

Toch is dit niet altijd mogelijk. Het gaat dan om ernstige problematiek en ernstige situaties en vaak ook om een stapeling van problemen. Denk aan: 

  • Ernstige lichamelijke of verstandelijke beperkingen waardoor verzorging thuis niet haalbaar is; 
  • Psychiatrische problematiek die behandeling in een instelling behoeft; 
  • Verslaving; 
  • Ernstige gedragsproblemen (risico op afglijden richting het crimineel milieu); 
  • Bescherming voor de thuissituatie (zoals mishandeling of misbruik) of omgeving (loverboys). 

Er wordt onderscheid gemaakt tussen een open groep en gesloten jeugdzorg. In een open groep is de jeugdige (afhankelijk van de leeftijd) vrij om het instellingsterrein te verlaten voor school, sport of hobby’s. 

Gesloten jeugdhulp

Bij een gesloten plaatsing (ook wel JeugdzorgPlus genoemd) mag de jeugdige alleen met toestemming of onder begeleiding van het terrein. Gesloten jeugdhulp is een ingrijpende maatregel en wordt niet zomaar ingezet. Feitelijk gaat het altijd over het beschermen van de jeugdige en/of de maatschappij. 

Gesloten jeugdhulp is bedoeld voor jeugdigen met ernstige (gedrags)problemen, die bescherming tegen zichzelf of tegen anderen nodig hebben. Denk hierbij bijvoorbeeld aan jeugdigen met agressieproblemen, psychiatrische stoornissen of jeugdigen onder invloed van loverboys.  

Zoals je zult begrijpen, is gesloten jeugdhulp de meest extreme vorm van verblijf in een instelling en wordt dan ook alleen ingezet als andere voorzieningen geen oplossing bieden. Uitgangspunt is dat het verblijf zo kort mogelijk is, maar zo lang duurt als noodzakelijk is. Als verblijf in een jeugdinrichting onvermijdelijk is, blijft toch het streven om de jeugdige waar mogelijk weer thuis te laten wonen. 

We hebben het bij pleegzorg al even gehad over het vrijwillig en gedwongen kader. Dit onderscheid is ook te maken voor plaatsing in een instelling.  
 

Gedwongen gesloten plaatsing 

Net als bij een kinderbeschermingsmaatregel, heeft de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) ook bij de gedwongen gesloten jeugdhulp een belangrijke rol. De RvdK doet onderzoek en kan daarna bij de kinderrechter een verzoek indienen voor een machtiging gesloten jeugdhulp. Gesloten jeugdhulp is namelijk alleen mogelijk met zo’n machtiging. De rechter beoordeelt of: 

  • Jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren, én  
  • De opname en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.  

Vrijwillig gesloten plaatsing 
Doordat een machtiging van de rechter nodig is, zou je kunnen denken dat een gesloten plaatsing alleen mogelijk is vanuit het gedwongen kader, maar dat is niet zo. Als gezagdragers (ouders, voogd) achter de gesloten plaatsing staan (denk bijvoorbeeld aan een loverboyproblematiek), kan deze ook aangevraagd worden vanuit het vrijwillig kader. Maar omdat het wel gaat om een vrijheidsbeperkende maatregel van een jeugdige, moet alsnog een machtiging bij de rechtbank gevraagd worden voor de gesloten plaatsing. Bij een vrijwillig gesloten plaatsing doet de gemeente het onderzoek en vraagt de rechterlijke machtiging.  

Opdracht: Gesloten jeugdhulp
De gesloten jeugdhulp komt de laatste tijd vaak negatief in het nieuws. Volgens sommigen doet de gesloten jeugdhulp meer kwaad dan goed. Lees de onderstaande artikelen (het artikel van Trouw is met een account gratis te lezen). 

  • https://www.trouw.nl/binnenland/de-gesloten-jeugdzorg-moet-op-de-schop-maar-hoe-ik-kreeg-er-alleen-maar-trauma-s-bij~bfce8a1a/  
  • https://www.ad.nl/opinie/draai-bezuinigingen-op-de-jeugdzorg-terug~a2b8f316/ 

Wat valt je op nu je deze artikelen gelezen hebt? Is de inhoud te rijmen met wat je nu weet van de gesloten jeugdhulp? 

Filosofeer ten slotte even kort over wat er beter zou kunnen. 
 


Check, dubbelcheck

  • Ik weet wat residentiële jeugdhulp inhoudt en welke vormen er zijn. 
  • Ik ken de wettelijke voorkeur voor plaatsing in een pleeggezin of gezinshuis. 
  • Ik weet wat op wat voor gronden een jeugdige binnen een instelling kan verblijven. 
  • Ik weet wat vrijwillig en gedwongen kader is en wat open en gesloten jeugdzorg is én ik weet dat dit verschillende begrippen zijn.  
  • Ik kan op een verjaardag uitleggen wat gesloten jeugdhulp is en wanneer en hoe het wordt ingezet. 
  • Ik heb nagedacht over de gesloten jeugdhulp, de mogelijkheden en onmogelijkheden om het goede te doen. 

Jeugdhulpvoorzieningen; ambulante jeugdhulp

De letterlijke betekenis van ambulant is: niet plaatsgebonden. Je hoeft dus niet op een bepaalde plaats te zijn om deze vorm van jeugdhulp te ontvangen. Bij ambulante jeugdhulp woont de jeugdige thuis bij diens ouders. De jeugdhulp kan thuis gegeven worden, maar het is ook mogelijk dat de jeugdige naar de locatie van de zorgaanbieder gaat. Bij residentiële jeugdhulp verhuist de jeugdige (tijdelijk) naar de jeugdhulpplek. Dit kan zowel een instelling of behandelkliniek zijn als een gezinshuis of pleeggezin.  

We gaan hieronder even kort in op de volgende vormen van ambulante jeugdhulp: 

  1. Jeugd-ggz, diagnostiek en behandeling. 
  2. Begeleiding. 
  3. Persoonlijke verzorging. 
  4. Dyslexiezorg. 
  5. En de vreemde eend in de bijt: vervoer. 

1. (Ambulante) Jeugd-ggz 

Onder de jeugd-ggz (ggz is de afkorting voor geestelijke gezondheidszorg) vallen alle vormen van hulp (consult en behandeling) voor jeugdigen met problemen die kunnen duiden op een psychische stoornis. Denk hierbij aan: ontwikkelingsstoornissen (bijv. autisme, ADHD), stemmingsstoornissen of depressies, eetstoornissen, gedragsstoornissen, problematisch middelengebruik of verslaving, psychotische stoornissen, hechtingsstoornissen, angststoornissen.  

Niet alle personen met klachten hebben jeugd-ggz nodig. Het past bij het demedicaliseren binnen de Jeugdwet om goed na te gaan of het noodzakelijk en helpend is om jeugd-ggz in te schakelen.  
In het algemeen is het pas nodig om een stoornis te behandelen, als er sprake is van disfunctioneren. De psychische stoornis is dan zo ernstig, dat de jeugdige in diens ontwikkeling wordt bedreigd. Nadat de jeugdige 18 jaar is geworden, gaat de jeugd-ggz over naar de reguliere ggz voor volwassenen. Deze wordt bekostigd vanuit de Zorgverzekeringswet. 

Ho, stop, halt… We lopen misschien wat op de feiten vooruit, want eerst moet er gekeken worden óf er wel sprake is van een stoornis. 

Eerst diagnostiek, dan behandeling 

Behandeling zonder diagnostiek is onmogelijk, dus voorafgaand aan een behandeling wordt er een diagnose gesteld. Dit gebeurt op basis van de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM-5). In de DSM-5 worden alle stoornissen beschreven, bedoeld om te achterhalen welke behandelmethode het beste past bij bepaalde problematiek.  

Na de diagnose kan de jeugdige behandeld worden, bijvoorbeeld door middel van medicatie of het inzetten van bepaalde methodieken (zoals cognitieve gedragstherapie of speltherapie). Behandelingen kunnen zowel ambulant (thuis of op locatie) of in een kliniek plaatsvinden. Wanneer de behandeling ambulant in een kliniek plaatsvindt, wordt dit poliklinische hulp genoemd. Behandeling kan zowel individueel als in groepsverband plaatsvinden.  
 

Doorverwijzing vanuit de huisarts

De huisarts is een belangrijke verwijzer naar de jeugd-ggz. Zoals we al eerder bespraken, valt ook de hulp doorverwezen door de huisarts onder de jeugdhulp en wordt deze bekostigd door de gemeente.  

2. Begeleiding  

Begeleiding is nadrukkelijk geen behandeling of zorg, zoals we bij de jeugd-ggz hebben beschreven. Het onderscheid zit in het volgende; waar behandeling zich richt op verandering en zorg op dat wat de cliënt (nu) niet kan, zit begeleiding er tussenin. Begeleiding houdt zich bezig met het leren omgaan met beperkingen en het gebruiken van mogelijkheden. In deze definitie is begeleiden dus ‘leren omgaan met’ of ‘leren benutten van’. Begeleiding is dan ook over het algemeen een leerproces met een doel en dus ook een eindpunt als dat doel behaald is. 

Begeleiding kan erg divers zijn en zowel individueel als in groepsverband worden aangeboden. De begeleiding kan toegespitst zijn op de jeugdige als individu, maar ook op het hele systeem (lees gezin) van de jeugdige. Begeleiding kan zich ook specifiek richten op de ouders bijvoorbeeld in de vorm van opvoedondersteuning of begeleide omvang na een echtscheiding. Veel verschillende smaakjes dus. Juist omdat er zo veel verschillende vormen en doelen van begeleiding zijn, noemen we hieronder een aantal heel verschillende voorbeelden.

Bij begeleiding in een groep kan de interactie met anderen kan de effectiviteit van het ‘leren’ versterken. Voorbeelden hiervan zijn: 

  • Groepsbegeleiding 
  • Agressieregulatietrainingen 
  • Socialevaardigheidstrainingen 
  • Opvoedtrainingen, Triple P, pubercursussen 
  • Leefstijltrainingen 

3. Persoonlijke verzorging 

Persoonlijke verzorging wil zeggen het overnemen van, ondersteunen bij of aanleren van algemene dagelijkse handelingen en verzorging. Het gaat dan om wassen, aankleden, tandenpoetsen, douchen, naar het toilet gaan, etc. Persoonlijk verzorging kan nodig zijn bij jeugdigen met een ontwikkelachterstand, een verstandelijke of meervoudige beperking en/of ernstige gedragsproblemen. Het gaat dan wel om ernstige beperkingen. 

Afhankelijk van de situatie van de jeugdige, kan persoonlijke verzorging vanuit verschillende wetten worden gefinancierd, maar meestal zal dit Jeugdwet zijn. Je kunt nog even terugkijken in module 3 bij de informatie over de Zorgverzekeringswet en de Wet langdurige zorg. 

4. Dyslexiezorg  

We gaan hier wat dieper in op dyslexiezorg. Eigenlijk is dit maar een klein onderdeel van de jeugdhulp, maar een (startende) beleidsmedewerker zal relatief vaak met dit onderwerp te maken krijgen.  

Je hebt in module 3 al gelezen over het spanningsveld tussen onderwijs en Jeugdwet. Eén van de speelvelden in dit spanningsveld is dyslexiezorg. Iemand heeft dyslexie wanneer: 

  • Het niveau van lezen en/of spelling significant ligt onder hetgeen van het kind, gegeven zijn of haar leeftijd en omstandigheden, verwacht mag worden; 
  • De lees- en/of spellingproblemen hardnekkig zijn. De problemen met lezen en/of spellen op woordniveau blijven bestaan, ondanks adequate remediërende instructie en begeleiding. 

Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de diagnose, behandeling en begeleiding van jeugdigen met dyslexie tussen de 7 en 12 jaar oud die basisonderwijs volgen. Samenwerkingsverbanden (passend onderwijs) maken afspraken over wat een school als basisondersteuning hoort aan te bieden, bijvoorbeeld ondersteuning van leerlingen met lees- en spellingproblemen. Dit wordt bekostigd door het samenwerkingsverband. De basisondersteuning komt dus níet uit de Jeugdwet. 
 

Blijkt basisondersteuning niet voldoende te zijn en is er sprake van Ernstig Enkelvoudige Dyslexie (EED), dan valt dit onder de Jeugdwet. Enkelvoudig betekent in dit geval dat de jeugdige alleen last heeft van dyslexie en dat er geen sprake is van andere diagnoses (zoals ADHD.) Bij EED heeft een jeugdige alleen last van dyslexie en zorgt dit voor lees- en spellingsproblemen.  

Er kan ook sprake zijn van meervoudige dyslexie. Dit houdt in de dyslexie in combinatie met een andere stoornis of stoornissen aanwezig is, bijvoorbeeld dyslexie en ADHD. In dit geval valt de hulp – ook wanneer de jeugdige naar de middelbare school gaat – binnen de jeugdhulp en zijn gemeenten hiervoor verantwoordelijk. 

Het bovenstaande superhandige plaatje over dyslexie is gemaakt door Wolters Kluwer voor de kennisbank van Schulinck. 

5. Vervoer  

Wanneer jeugdhulp op locatie wordt verleend en de jeugdige geen eigen vervoer heeft, kan dit geregeld worden vanuit de Jeugdwet. Het gaat alleen om vervoer van en naar de jeugdhulplocatie. Zo valt vervoer naar school onder het leerlingenvervoer en vervoer naar sociale contacten onder de Wmo. Verder gaat het alleen om vervoer van de jeugdige en niet om bijvoorbeeld vervoer van ouders naar de jeugdhulplocatie.  

Lees bovenstaande alinea nog eens. Je krijgt vast al een beeld, welke discussies deze regelgeving op gaat leveren. Veel kinderen moeten juist uit school naar de behandeling. Maar het busje van leerlingenvervoer rijdt alleen naar huis en niet naar de behandeling. Verwarrend?  

Om in aanmerking te komen voor vervoer, moet de jeugdige op medische of zelfredzaamheidsgronden (over het algemeen jonger dan 12 jaar) niet in staat zijn zelfstandig te reizen (Jeugdwet artikel 2.3, lid 2). Maar vooral ook: ouders zijn primair verantwoordelijk voor hun kind, dus ook om hun kind te halen en te brengen. 


Check, dubbelcheck

  • Ik weet wat het begrip ambulant betekent en heb een beeld bij de vormen van ambulante jeugdhulp. 
  • Ik kan voorbeelden geven van ambulante jeugdhulp. 
  • Ik weet wat het verschil is tussen jeugd-ggz (behandeling) en begeleiding. 
  • Ik ken de specifieke rol van de (huis)arts bij de verwijzing naar jeugd-ggz. 
  • Ik heb een beeld bij het type hulpvragen waarvoor begeleiding wordt ingezet (individueel en groep). 
  • Ik weet vanuit welke wetten persoonlijke verzorging ingezet kan worden en de positie van de Jeugdwet hierbij. 
  • Ik weet wanneer een gemeente verantwoordelijk is voor dyslexiezorg. 
  • Ik weet wanneer vervoer vanuit de Jeugdwet ingezet wordt en ik heb een beeld bij de afstemmingsproblemen. 

Jeugdhulpvoorzieningen

 
We zijn nu eindelijk zover dat we het over de jeugdhulpvoorzieningen zelf gaan hebben. Het onderzoek is dus afgerond. De vier basisvragen uit het onderzoek zijn beantwoord en er staat vast wat de hulpvraag van het gezin is, dat er sprake is van opgroei- en opvoedingsproblemen en/of psychische problemen, welke hulp er nodig is en wat ouders of het sociaal netwerk zelf kunnen oppakken. Dus dan komt nu het moment dat er gekeken moet worden welke jeugdhulpvoorziening passend is. De Jeugdwet spreekt dan over individuele voorzieningen.  

Je zult begrijpen dat er echt heel veel te vertellen is over jeugdhulpvoorzieningen. Dat past eigenlijk niet bij het karakter van deze helikoptertraining. Wil je als beleidsmedewerker toch een beeld hebben van de jeugdhulpvoorzieningen, dan móeten we wel even de diepte in. We gaan dus proberen om je zo veel mogelijk informatie te geven in zo weinig mogelijk woorden. Maar echt beknopt gaat het niet worden, ook al hebben we echt ons best gedaan. En ook: alles doorgronden zal vrijwel onmogelijk zijn. Het doel is dat je in ieder geval de belangrijkste begrippen kunt plaatsen in het brede kader van de jeugdhulpvoorzieningen. 

In deze module delen we de jeugdhulp op in de categorieën ambulant en residentieel. Andere verdelingen zijn ook mogelijk, bijvoorbeeld behandeling en begeleiding of individueel en systeemgericht. Maar we starten hier voor het overzicht nu met de verdeling ambulant en residentieel. Na ambulante en residentiële jeugdhulp, gaan we ook nog even in op respijtzorg en crisishulp als specifieke vormen van jeugdhulp. 

Evidence based

Steeds meer gemeenten willen dat de ingekochte jeugdhulp evidence based is. Evidence based betekent, dat de methodiek is gestoeld op en beoordeeld is vanuit: 

  • Informatie uit het wetenschappelijke domein, meestal in de vorm van  collegiaal getoetste  artikelen in vakbladen of wetenschappelijke databanken. 
  • Ervaring en inzicht van de beroepsbeoefenaar zelf en de kennis van experts in het vakgebied. 
  • Informatie en voorkeuren van de gebruiker(s). 

Voor evidence based methodieken heeft het NJI een databank waarin is opgenomen welke hulp effectief, interessant om even rond te snuffelen. 😉 


Check, dubbelcheck

  • Als het gaat over jeugdhulpvoorzieningen, dan weet ik dat deze in de Jeugdwet ook wel een individuele voorziening genoemd worden.  
  • Ik weet dat jeugdhulpvoorzieningen op verschillende manieren gecategoriseerd kunnen worden, zoals door een verdeling in ambulant en residentieel.  
  • Ik weet wat evidence based betekent voor jeugdhulpvoorzieningen en ik heb ook even in de databank van het NJI gekeken.  

Energizer

En? Hoe erg ben je toe aan deze energizer? Vlieg je vol energie door de module heen of moet je even op adem komen? Hoe dan ook: je bent goed bezig en hebt nu een derde van de module al achter de kiezen. Voordat we verder gaan, is het nu tijd om even je gedachten te verzetten en nieuwe energie op te doen!  

Zet een wekker voor 2 minuten en pak pen en papier. Kijk rond in de kamer waar je nu bent. Schrijf zoveel mogelijk op wat je in deze ruimte ziet. 

Zijn de 2 minuten voorbij? Bekijk je blaadje eens waar je alles op hebt geschreven. Hoeveel heb je opgeschreven? 

Pagina 1 van 12123›»

Pagina’s

  • Aanmelden inspiratiedag
  • Aanmelden Yong Netwerk Courant
  • Alemke van Baren
  • Amber Cové
  • Basis sociaal domein
  • Beleid
  • Bij ons werken
  • Bij ons werken – vacature jeugdconsulent
  • Bij ons werken – vacature yong professional
  • Bij ons werken – vacature yong stage
  • Blogs
  • Concept
  • Contact
  • Cookiebeleid
  • Dagmar van Beek
  • Disclaimer
  • Esmee de With
  • Evy Reinders
  • Ex-Yong Professionals
  • Felix van den Belt
  • Femke Masselink
  • Harm Luursema
  • Heleen Vermeulen
  • Home
  • Irma Ramackers
  • Jacintha Schuurman
  • Jeugdwet
  • Jochem Roode
  • Jorwin van der Velde
  • Josta Meijers
  • Kwaliteit
  • Lars Vermeulen
  • Leren & Ontwikkelen
  • Linde van Triest
  • Maaike Ariaans
  • Maaike den Bakker
  • Maaike van Kalmthout
  • Management
  • Mariana da Silva de Sousa
  • Merel Oosterom
  • Nienke Dalinghaus
  • Onderzoek/Projecten
  • Online Leeromgeving Divosa
  • Online Leeromgeving gemeente Breda
  • Online Leeromgeving gemeente Nijmegen
  • Online Leeromgeving gemeente Overbetuwe
  • Online Leeromgeving gemeente Renkum
  • Online Leeromgeving gemeente Vijfheerenlanden
  • Online Leeromgeving Yong
  • Online Leeromgeving Yong
  • Ons team
  • Ons verhaal
  • Opdrachtgevers
  • Overig
  • Participatiewet
  • Paulien Dekkinga
  • Privacyverklaring
  • Professionals
  • Projectenoverzicht
  • Sam Mulder
  • Sandrine Umuhire
  • Solliciteer bij Yong
  • Sophie Witsmeer
  • Stanley West
  • Testimonials
  • Trainingen
  • Uitvoering
  • Vonne Claessens
  • Wmo
  • Yong netwerk
  • Yong-LCGW inspiratiedag
  • Yong-LCGW Inspiratiedagen 2022 (terugblik)

Categorieën

  • Blog
  • In gesprek met een Yong professional
  • Kiescompas
  • Zomerblogs

Archief

  • augustus 2023
  • juli 2023
  • juni 2023
  • juli 2021
  • juni 2021
  • april 2021
  • maart 2021
  • januari 2021
  • december 2020
  • oktober 2020
  • augustus 2020
  • juli 2020
  • juni 2020
  • mei 2020
  • april 2020
  • maart 2020
  • februari 2020
  • december 2019
  • juli 2019
  • mei 2019
  • april 2019
  • februari 2019
  • juli 2018
  • december 2017
  • november 2017
  • oktober 2017
  • Home
  • Disclaimer
  • Privacyverklaring
  • Cookiebeleid
  • Contact

Yong in de sociale media

Yong Linkedin

YONG BV

Jan Steenlaan 127
6717 TB Ede
06 - 28 08 20 50
06 - 52 46 24 48
info@yong.nl
© 2018 - Yong | Webdesign: Vindingrijck - Creatief in Media
Instant SSL
Scroll naar bovenzijde