Het Rijk
De Rijksoverheid bestaat uit 12 ministeries, 16 ministers, verschillende rijksdiensten, adviescolleges en Hoge Colleges van Staat. Het ministerie van Financiën is het oudst en bestaat al sinds 1798 (op de kleintjes letten hoort erbij in Nederland). De naamgeving van de ministeries wil nog wel eens wisselen. En het aantal ministers kan ook per regeringsperiode wijzigen. In het algemeen is in de loop van de tijd te zien dat het aantal ministers toeneemt.
Regering en kabinet
De ministers vormen, samen met het staatshoofd, de regering. Alle ministers en de staatssecretarissen vormen samen een kabinet. De taak van een minister is om politieke leiding te geven aan een ministerie. Als een minister niet de leiding over een ministerie heeft, dan heet dit een ‘minister zonder portefeuille’ en wordt deze minister opgenomen in een ander ministerie. Een minister kan ondersteund worden door staatssecretarissen.
De taak van een staatssecretaris, maar ook hoeveel staatssecretarissen er aangesteld worden kan per kabinetsperiode verschillen. Zij nemen, als een minister dit opdraagt, een gedeelte van de taak van een minister over. Een staatssecretaris is als het ware een onderminister. Hij of zij kan de minister vervangen bij debatten en kan namens de minister deelnemen aan ministerraadvergaderingen. Het gebeurt best wel eens dat een staatssecretaris op een zeer politiek gevoelig dossier geplaatst wordt en dat het ook alleen de staatssecretaris is die aftreedt als het misloopt. Tsja, je moet er heel wat voor over hebben om in het politieke bedrijf te werken 😊.
Ministeries aan zet in het Sociaal Domein
Verschillende ministeries hebben te maken met het Sociaal Domein op financieel gebied en inhoudelijk gebied. De volgende ministeries zijn aan zet in het Sociaal Domein:
- Bij het Sociaal Domein denken we waarschijnlijk gelijk aan het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). Dit ministerie houdt zich bezig met onder andere participatie, migratie en het sociale vangnet in Nederland. De Participatiewet valt onder dit ministerie.
- Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) is onder andere verantwoordelijk voor de Wmo en mantelzorg, de Jeugdwet, het persoonsgebonden budget, en inkoop en aanbesteding in het Sociaal Domein.
Naast deze twee vakinhoudelijke ministeries die in het hart van het sociaal domein opereren, zijn er meer ministeries die belangrijk zijn voor het sociaal domein.
- Het Ministerie van Financiën houdt zich bezig met de financiën van alle domeinen, waaronder het Sociaal Domein. Dit ministerie houdt zich bijvoorbeeld bezig met het opstellen van de Rijksbegroting. Hierin staat hoeveel geld elk ministerie krijgt. En geld is wel een heel belangrijke factor ook in het sociaal domein.
Daarnaast werken 5 ministeries samen in het Programma Sociaal Domein om integraal (waar hebben we dat meer gehoord) een impuls te geven aan het Sociaal Domein.
Naast de ‘vakministeries’ SZW en VWS zijn dat:
- Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK);
- Ministerie van Justitie en Veiligheid (J&V).Denk hierbij bijvoorbeeld aan (jeugd)criminaliteit, ondermijning en de verbanden tussen zorg en veiligheid;
- Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap (OCW). Denk bijvoorbeeld aan passend onderwijs.
Parlement/Staten-Generaal
Het parlement (of: Staten-Generaal) wordt gevormd door de Eerste Kamer en de Tweede Kamer. Er zijn 150 leden in de Tweede Kamer en 75 leden in de Eerste Kamer. Het parlement bestaat dus in totaal uit 225 leden. Leden van de Tweede Kamer worden rechtstreeks door de Nederlandse bevolking gekozen. Leden van de Eerste Kamer worden indirect gekozen. Dit houdt in dat ze door leden van de Provinciale Staten gekozen worden. En deze leden van de Provinciale Staten worden wél direct door de Nederlandse bevolking gekozen.
Taken van het parlement
De twee belangrijkste taken van het parlement zijn:
Het controleren van de regering:
Het parlement controleert de regering door middel van ministeriële verantwoordelijkheid. Dit houdt in dat ministers (en staatssecretarissen) verantwoording af moeten leggen bij het parlement. Het kabinet moet zich aan twee zaken houden:
- Informatieplicht: Als het parlement om informatie vraagt, moet het kabinet deze informatie geven.
- Vertrouwen: Als het kabinet of individuele ministers het vertrouwen van het parlement schaden, kan het parlement een motie van wantrouwen indienen. Dit kan ertoe leiden dat een minister of het kabinet moet aftreden.
De Tweede Kamer heeft in deze taak een grotere rol dan de Eerste Kamer. Toch heeft de Eerste Kamer hierin een belangrijke rol. De Eerste Kamer controleert namelijk met name de hoofdlijnen van beleid en de onderlinge samenhang van de verschillende regeringsplannen.
De functie van (mede)wetgever:
Wetten worden gemaakt door de regering in samenwerking met het parlement. Een wetsvoorstel wordt meestal door de regering ingediend, maar kan ook door een Tweede Kamerlid ingediend worden. De Tweede Kamer behandelt wetsvoorstellen, wat resulteert in een stemming over het wetsvoorstel. In het geval dat het wetsvoorstel door de Tweede Kamer wordt aangenomen, wordt het door de Eerst Kamer behandeld. Een wetsvoorstel kan dus pas inwerkingtreden als zowel de Eerste- als Tweede Kamer dit heeft aangenomen. Hoewel formeel gezien de Eerste Kamer een wetsvoorstel niet meer kan wijzigen, kan de Eerste Kamer in de praktijk toch invloed uitoefenen om een wetsvoorstel aan te passen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan moties. Gedetailleerdere informatie over hoe een wet tot stand komt, komt aan bod in module 2 van deze training.
Rechten van het parlement
Om bovengenoemde taken uit te kunnen oefenen, heeft het parlement rechten.
Budgetrecht | Het recht om de inkomsten en uitgaven van het Rijk te beoordelen en te beslissen over de goedkeuring hiervan. |
Initiatiefrecht | Het recht om zelf wetsvoorstellen in te mogen dienen. (Dit recht geldt alleen voor de Tweede Kamer.) |
Recht van amendement | Het recht om wetsvoorstellen aan te passen. (Dit recht geldt ook alleen voor de Tweede Kamer.) |
Onderzoek- en enquêterecht | Het recht om onderzoek in te stellen naar een bepaalde kwestie. Dit heet dan een parlementair onderzoek. |
Vragenrecht | Het recht om een minister of staatssecretaris ter verantwoording te roepen en vragen te stellen. |
Recht om moties in te dienen | Het recht om uitspraken te doen over onderwerpen en te oordelen over beleid. Moties, behalve een motie van wantrouwen, hoeven niet uitgevoerd te worden door het kabinet. Zij zijn een (dringend) advies. |
NB De termen amendement en motie zijn belangrijk om te onthouden. Ook bij de gemeentelijke besluitvorming komt dit terug. Een amendement wijzigt een conceptbesluit. Een motie is een dringend advies.
Check, dubbelcheck
Mij duizelt het!
- Ik weet wie er in het kabinet zitten en wie in de regering.
- Ik weet waaruit het parlement bestaat en wat de taken zijn van het parlement.
- Ik weet wie de bestuurders zijn.
- Ik weet wie de volksvertegenwoordigers zijn.
- Ik kan de belangrijkste ministeries die betrokken zijn bij het sociaal domein benoemen.
- Ik kan de twee belangrijkste taken van het parlement benoemen.
- Ik weet een paar rechten te noemen van het parlement.
- Ik kan één of twee rechten benoemen die de Tweede Kamer wel heeft maar de Eerste Kamer niet.