Was het een beetje te doen, die quiz? Sowieso goed bezig, je bent helemaal tot het einde gekomen van module 1! Voor de zekerheid hebben we hieronder nog een begrippenlijst gemaakt die je nog even rustig kunt doornemen met de belangrijkste begrippen uit deze module. Op naar de volgende!
Begrip
Definitie
Algemeen gebruikelijke voorziening
Een voorziening die: •Vrij verkrijgbaar is. •Niet speciaal gemaakt is voor inwoners met een beperking. •Niet – of niet veel – duurder is dan vergelijkbare diensten of voorzieningen met hetzelfde doel. •Passend bijdraagt aan de zelfredzaamheid en participatie van de inwoner. •Betaalbaar is voor iemand met een minimuminkomen.
Algemene voorziening
Het aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning.
Compensatieplicht
De plicht van gemeenten om mensen met een beperking of psychische problematiek te compenseren voor de beperkingen die zij ondervonden bij hun zelfredzaamheid en participatie.
Decentralisaties in het sociaal domein
Het overhevelen van taken naar gemeenten, vanuit het Rijk en de provincie, op het gebied van arbeidstoeleiding, zorg voor mensen met een beperking en de zorg voor jeugdigen en hun opvoeders
Eigen kracht
Mensen zijn zelf verantwoordelijk om hun problemen zelfstandig op te lossen.
Gebruikelijke hulp
Hulp waarin je in redelijkheid mag verwachten dat je die verleent aan iemand binnen je huishouden.
Maatschappelijke opvang
Maatschappelijke opvang is het tijdelijk onderdak en begeleiding bieden aan personen, die door een of meer problemen, al dan niet gedwongen, niet meer thuis kunnen wonen en niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving (onder andere dag- en nachtopvang dak- en thuislozen).
Maatwerkvoorziening
Een maatwerkvoorziening is een op behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van zorg en diensten Zvw (bijv. verpleging en persoonlijke verzorging); hulpmiddelen, woningaanpassing en andere maatregelen ten behoeve van o.a. de zelfredzaamheid. Een maatwerkvoorziening is dus afgestemd op de behoeften en omstandigheden van een specifieke persoon. Een maatwerkvoorziening is geen medische hulp
Mantelzorgcompliment
Een blijk van waardering voor het verrichte mantelwerk wat verricht is. Dit is een verplicht onderdeel voor de gemeente en bestaat vaak uit een gratis verzorgde dag van de mantelzorger of een kleine vergoeding.
Participatiesamenleving
De participatiesamenleving, participatiemaatschappij of doe-democratie is in Nederland en België een voorgestelde samenleving waarin iedereen die dat kan, verantwoordelijkheid neemt voor, en actief bijdraagt aan zijn of haar eigen leven en omgeving.
Sociaal domein
Alle inspanningen die de gemeente verricht rond werk, participatie en zelfredzaamheid, zorg en jeugd, op basis van de volgende wetten: Wmo 2015, Participatiewet Jeugdwet, Wet gemeentelijke schuldhulpverlening Nieuwe Wet inburgering In de ruime, integrale zin van het woord vallen onder ‘sociaal domein’ ook alle aanverwante taken. Zoals handhaving bij leerplicht, het voorkomen van vroegtijdig schoolverlaten, passend onderwijs, leerlingenvervoer, de reguliere en bijzondere bijstand, schuldhulpverlening en (jeugd)gezondheidzorg.
Verzorgingsstaat
Met verzorgingsstaat wordt een bestuurlijk systeem aangeduid waarin een staat in meerdere of mindere mate verantwoordelijkheid neemt voor het welzijn van zijn burgers, zoals in kwesties van arbeidsomstandigheden, armenzorg, gezondheidszorg, onderwijs, werkgelegenheid en sociale zekerheid.
Je hebt het einde van de eerste module van de duikboottraining over de Wmo bereikt. We hopen dat het leuk en natuurlijk leerzaam was.
We gaan nu kijken hoeveel je hebt opgestoken van de stof die we zojuist behandeld hebben. Dit doen we door je een aantal vragen voor te leggen. Als je voldoende vragen goed hebt, kan je door naar de volgende module.
De laatste stap die onderzocht moet worden voordat er eventueel een maatwerkvoorziening wordt verstrekt is de algemene voorziening (artikel 1.1.1 Wmo). Een algemene voorziening is een dienst, activiteit of voorziening die gericht is op maatschappelijke ondersteuning en – de naam zegt het al – algemeen toegankelijk is. Dat houdt in dat een inwoner er gebruik van kan maken, wanneer die behoort tot de doelgroep waarvoor de algemene voorziening bedoeld is. Er vindt dan geen voorafgaand onderzoek plaats naar behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden. Een algemene voorziening is dus toegankelijk zonder beschikking. Zo is de regiotaxi een algemene voorziening, waar iedereen gebruik van kan maken (jij dus ook). Alleen is het tarief voor iemand met een Wmo-indicatie wel een stuk lager. Zonder indicatie is de regiotaxi redelijk aan de prijs en geef ik de voorkeur aan de fiets of het reguliere Openbaar Vervoer😉.
Maatwerkvoorzieningen
Alle voorgaande opties uit de piramide onderzoek je dus eerst om te kijken of het probleem van de inwoner daarmee kan worden opgelost. Als dat niet tot een gepaste oplossing leidt, dan is er als laatste nog de maatwerkvoorziening. Maar wat is dan die maatwerkvoorziening? Een maatwerkvoorziening is een:
Op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie en beschermd wonen en opvang (artikel 1.1.1 lid 1 Wmo 2015).
Kortgezegd is het een voorziening afgestemd op de situatie van de inwoner. Voorbeelden van maatwerkvoorzieningen zijn begeleiding, hulp bij het huishouden, dagbesteding of het krijgen van een rolstoel. De maatwerkvoorziening moet de inwoner helpen om weer in voldoende mate te kunnen participeren in de samenleving en zelfredzaam te zijn. In module 5,6 & 7 gaan we dieper in op de verschillende soorten maatwerkvoorzieningen.
Check, dubbelcheck
Ik weet welke oplossingen er allemaal onder eigen kracht vallen.
Ik weet wat algemeen gebruikelijke voorzieningen inhouden en kan enkele voorbeelden noemen.
Ik weet wat algemene voorzieningen inhouden.
Ik weet dat gemeenten verplicht zijn om mantelzorgers en vrijwilligers te ondersteunen.
Ik weet wat een maatwerkvoorziening is.
Kortom, ik weet nu aan het einde van de module al best veel over de Wmo. 😊
Weet je nog het doel van de Wmo? Zorgen dat mensen zo lang mogelijk en zo zelfstandig mogelijk thuis kunnen wonen en deel kunnen nemen aan het dagelijks leven. En weet je nog dat andere belangrijke uitgangspunt wat hierbij komt kijken? Precies, eigen kracht!
Als een inwoner een probleem ervaart dan is het uitgangspunt om dit probleem op te lossen met eigen kracht. Wanneer het dan alsnog niet lukt om het probleem op te lossen, kan er nagedacht worden of er een algemene voorziening is die probleem oplost. Pas wanneer er zowel geen oplossing vanuit eigen kracht of een algemene voorziening mogelijk lijkt te zijn, wordt een maatwerkvoorziening overwogen. We geven dit weer in een piramide, zoals je hieronder kunt zien. De onderste laag is eigen kracht, de meest brede laag. De meeste mensen kunnen namelijk hun problemen op eigen kracht oplossen. Daarna komt de volgende laag, dit zijn algemene voorzieningen. Als laatste laag de maatwerkvoorzieningen, daar maken de minste mensen gebruik van. We gaan nu stap voor stap in op de verschillende lagen van de piramide en leggen uit wat deze inhouden!
Eigen kracht
Er zijn meerdere oplossingen die onder eigen kracht vallen, die een inwoner kan inzetten om diens probleem op te lossen. Het gaat om eigen mogelijkheden, het sociale netwerk, voorzieningen uit andere wetten en algemeen gebruikelijke voorzieningen. We leggen ze uit!
Eigen mogelijkheden
Het begint natuurlijk bij de inwoner zelf. Wat kan iemand nog zelf doen om diens probleem op te lossen? Het is altijd goed om praktisch en creatief na te denken over een oplossing voor de hulpvraag van de inwoner. Hier ligt ook een verantwoordelijkheid vanuit de inwoner zelf. We zullen het begrip ‘eigen mogelijkheden’ verder illustreren met behulp van een casus.
Praktijkvoorbeeld
In een zaak bij de rechtbank van ‘s-Hertogenbosch op 21-09-2012 (nr. AWB 12/49) vroeg een inwoner uit Den Bosch een douchecabine aan. De Wmo-consulent constateerde echter dat de inwoner al een bad met badbeugel had, wat volgens de consulent voldoende moest zijn om zich te kunnen wassen. De inwoner vond dit echter onprettig omdat de hele badkamervloer nat zou worden. De consulent suggereerde dat de inwoner een douchegordijn kon kopen om dit probleem op te lossen, zonder dat dit ondersteuning vanuit de Wmo hoefde te zijn.
Denk dus bij een hulpvraag goed na wat een inwoner zelf zou kunnen doen om de hulpvraag op te lossen. Welke mogelijkheden zijn er al aanwezig? Hoe zou je deze kunnen benutten of op een makkelijke manier kunnen aanpassen waardoor het wel werkt?
Sociaal netwerk
Van het sociaal netwerk wordt verwacht dat zij de hulpbehoevende inwoner kunnen ondersteunen. Bijvoorbeeld een zoon die elke week de was komt doen bij zijn moeder. Of iemand die zijn partner helpt met aankleden en douchen voor zover dit mogelijk is. Door eerst het sociale netwerk in te schakelen, vergroot een inwoner zijn zeggenschap over zijn leven. Het sociaal netwerk is breder dan familie alleen. Het is een benaming voor alle vrienden, kennissen en contacten die een inwoner kan gebruiken om zijn hulpvraag op te lossen. Iets wat verwacht kan worden van het sociale netwerk is gebruikelijke hulp. Gebruikelijke hulp verwijst naar de hulp die redelijkerwijs kan worden verwacht van naasten die in hetzelfde huis wonen, zoals partners, ouders of inwonende kinderen. Bijvoorbeeld, huisgenoten worden geacht het huishouden over te nemen, zelfs als een partner fulltime werkt. Er zijn natuurlijk uitzonderingen, bijvoorbeeld als de partner lange tijd van huis is vanwege werk, zoals een internationaal vrachtwagenchauffeur. Vanaf 21 jaar wordt verwacht dat iemand zelfstandig een huishouden kan runnen. Als er overbelasting optreedt bij een huisgenoot, kan professionele hulp nodig zijn. In dat geval wordt medisch advies ingewonnen om overbelasting vast te stellen. We komen in latere modules terug op gebruikelijke hulp, overbelasting en medisch advies.
Voorzieningen uit andere wetten
Om het leven ingewikkeld te maken, kan een voorziening ook vanuit andere wetten worden verstrekt. Een duidelijk voorbeeld is de voorziening ‘begeleiding’. Wanneer iemand een indicatie heeft voor de Wet langdurige zorg (Wlz) dan wordt begeleiding ook vanuit deze wet betaald. Is er echter nog geen indicatie voor de Wlz? Dan valt begeleiding onder de Wmo. Vanuit de Wmo mogen we van inwoners verwachten dat zij er alles aan doen om op eigen kracht hun probleem op te lossen, dus ook door eerst aanspraak te doen op andere wetten voordat ze bij de Wmo aankloppen. In module 4 gaan we uitgebreid in op de afbakening van de Wmo en kijken we naar het omliggende wettenlandschap.
Algemeen gebruikelijke voorziening
Een inwoner kan kijken of die gebruik kan maken van een algemeen gebruikelijke voorziening om diens situatie te verbeteren. Dit wordt ook wel algemeen gebruikelijk genoemd. Een voorziening is algemeen gebruikelijk als die:
vrij verkrijgbaar is;
niet speciaal gemaakt is voor inwoners met een beperking;
niet – of niet veel – duurder is dan vergelijkbare diensten of voorzieningen met hetzelfde doel;
passend bijdraagt aan de zelfredzaamheid en participatie van de inwoner;
betaalbaar is voor iemand met een minimuminkomen.
Het zijn dus makkelijk en goed betaalbaar verkrijgbare voorzieningen die de inwoner zelf kan kopen. Gemeenten hebben vaak een aantal voorbeelden van algemeen gebruikelijke voorzieningen opgenomen in de beleidsregels ‘maatschappelijke ondersteuning’. Dit zijn bijvoorbeeld zaken als een losse toiletverhoger, een (tweede) trapleuning, wandbeugels, drempelhulpen en deurdrangers.
In het eerste gedeelte van deze module hebben we de belangrijkste doelen en taken van de Wmo besproken en heb je geleerd over de begrippen zelfredzaamheid en participatie. Nu je daar een beeld van hebt, is het tijd om in te zoomen op de doelgroep van de Wmo. Voor welke groepen is deze wet nou eigenlijk bedoeld?
Op basis van de belangrijkste doelen van de Wmo heb je misschien al een vermoeden van de doelgroep, maar toch benoemen we ze nog even voor de duidelijkheid. De Wmo is bedoeld voor:
inwoners met een beperking;
inwoners met chronische psychische problemen;
inwoners met psychosociale problemen;
overbelaste mantelzorgers.
Later in deze training gaan we in op de manieren waarop deze inwoners ondersteund worden. Maar nu is het dan echt tijd om beter naar deze doelgroepen te kijken.
Inwoners met een beperking
De Wmo is bedoeld voor inwoners met een verstandelijke, lichamelijke en/of zintuiglijke beperking. Dit kan van alles zijn, bijvoorbeeld iemand die op hoge leeftijd niet meer goed ter been is of iemand die al vanaf jonge leeftijd blind is.
Inwoners met chronische psychische problemen
Van chronische psychische problemen kan sprake zijn als de inwoner lijdt aan een psychiatrische stoornis of een stoornis in het psychisch functioneren. Denk hierbij aan schizofrenie, een bipolaire stoornis, een persoonlijkheidsstoornis, dementie of ADHD. Mensen met chronische psychische problemen kunnen moeilijkheden ervaren in allerlei aspecten van hun leven zoals lichamelijke gezondheid, veiligheid, wonen, werk, financiën of relaties.
Inwoners met psychosociale problemen
Psychosociale problemen zijn psychische klachten waardoor de inwoner moeite heeft om met anderen om te gaan. Het psychische deel van het probleem komt door de gevoelens en de gedachten van de inwoner zelf. Iemand kan zich bijvoorbeeld angstig, somber of gespannen voelen. Daarnaast is er het sociale deel van het probleem dat optreedt in relaties met anderen. De inwoner kan hierdoor bijvoorbeeld moeilijk overweg met andere personen zoals familie of buren, maar ook met organisaties en instanties zoals de gemeente, het UWV of de zorgverzekeraar.
(Overbelaste) mantelzorgers
We spreken van mantelzorg als je zorgt verleent aan iemand binnen je sociale netwerk die langdurig ziek, hulpbehoevend of gehandicapt is. Het CBS spreekt van mantelzorg als je minimaal 8 uur per week en minstens 3 maanden lang zorg verleent. Denk hierbij aan helpen met aankleden, vervoer naar verschillende afspraken of het overnemen van het werk in de tuin. Er moet wel sprake zijn van hulp die verder gaat dan gebruikelijke hulp. Onder gebruikelijke hulp valt hulp waarin je in redelijkheid mag verwachten dat je die verleent aan iemand binnen je huishouden. Een voorbeeld is het doen van boodschappen, het verzorgen van de kinderen of koken. Vrijwilligerswerk valt ook niet onder mantelzorg. Als jij als vrijwilliger iemand helpt mag dit geen mantelzorg genoemd worden. Je hebt dan immers geen al van tevoren bestaande sociale relatie met die persoon. Overbelasting van mantelzorgers is dan ook een gevaar dat op de loer ligt. Daarom kan er vanuit de gemeente respijtzorg ingezet worden. Dit is een vorm van ondersteuning om de mantelzorger te ontlasten. In module 6 gaan we hier verder op in, nog eventjes geduld dus!
Mantelzorgers zijn van onschatbare waarde voor het betaalbaar houden van de Wmo, dus gemeenten moeten plannen maken om mantelzorgers ondersteunen. Gemeenten zijn zelfs verplicht om jaarlijks een blijk van waardering te geven aan mantelzorgers. Het zogeheten mantelzorgcompliment. Dit kan variëren van een geldbedrag tot kaartjes voor een dagje uit.
Opdracht: Tijd voor een kleine opdracht tussendoor. Zoek uit hoe jouw gemeente de blijk van waardering/ het mantelzorgcompliment heeft vormgegeven. Wat moet je doen om hier aanspraak op te maken? En wat krijg je?
Check, dubbelcheck
Ik kan enkele doelgroepen van de Wmo benoemen en weet wat deze inhouden.
Ik weet wat de verschillen zijn tussen de doelgroepen.
In het eerste deel van deze module ben je kort meegenomen in de geschiedenis van het ontstaan van de Wmo. In de rest van deze module zoomen we in op de doelgroepen van de Wmo, eigen kracht en maatwerkvoorziening.
Maar eerst is het tijd voor een korte pauze. Laten we de ogen even resetten om weer scherp te worden. We gaan een oefening doen waarbij je kan blijven zitten, maar als je het fijner vindt om te staan mag dat natuurlijk ook. Het is heel simpel, kijk voor 2 minuten naar iets moois of aantrekkelijks dat op 5 meter afstand is. Misschien zie je een mooie plant of je eigen spiegelbeeld? Focus goed op het object (of persoon). Knipper 20 keer met je ogen en sluit dan je ogen. Deze oefening mag je 3 keer herhalen.
Ben je weer helemaal zen? Dan gaan we door naar de tweede helft van de module!
Voordat we verder gaan hebben we eerst nog een kleine taalopmerking. Hiervoor hebben we de Wmo 2007 en de Wmo 2015 toegelicht. Vanaf nu gaan we dieper in op de Wmo 2015 en zullen deze voor de leesbaarheid verkort aanhalen met de term Wmo.
Zoals we eerder zagen verschoof met de invoering van de Wmo de aandacht van verstrekken van voorzieningen naar het behalen van de zojuist benoemde taken. Maar wat is de voornaamste taak, ook wel doelstelling genoemd, van de Wmo? Aan het begin van deze module hebben we die al kort benoemd, weet je het nog? Geen probleem als je het niet meer weet! We zoomen er nu namelijk wat verder op in.
het doel van de WMO
Het doel ofwel de taak van de Wmo is ervoor zorgen dat mensen zo lang mogelijk thuis kunnen wonen en deel kunnen nemen aan het maatschappelijk leven, ook wel maatschappelijke participatie genoemd. De Wmo is niet de eerste oplossing. Het begint met het bevorderen van de leefbaarheid en sociale samenhang in dorpen en steden. Door de leefbaarheid en sociale samenhang te verbeteren, ontstaat meer bereidheid bij mensen om elkaar te helpen. De taak hierbij is om te zorgen dat er genoeg voorzieningen in de omgeving zijn om de inwoners te ondersteunen. De Wmo kan bijvoorbeeld inzetten op het openen van buurthuizen. Wanneer iemand dan nog vanuit eigen kracht, sociaal netwerk en algemeen voorliggende voorzieningen er niet uitkomt, moet de gemeentevoorzieningen aanbieden om individuele inwoners maatschappelijk te ondersteunen.
De considerans
In de considerans van de Wmo 2015 (de inleiding die boven de wet staat) staan de belangrijkste overwegingen vermeld om de wet in het leven te roepen. In de considerans staat dat inwoners zelf de verantwoordelijkheid dragen voor de manier waarop ze hun leven inrichten en deelnemen aan het maatschappelijke leven. Echter, niet iedereen is daar even goed toe in staat omdat zij moeite hebben om voor zichzelf te zorgen of mee te draaien in de maatschappij. Dit kan bijvoorbeeld komen door een beperking, een chronisch psychisch probleem of psychosociale problematiek. Volgens de Wmo 2015 moet deze doelgroep een beroep kunnen doen op door de overheid georganiseerde ondersteuning. Met behulp van deze ondersteuning wordt de zelfredzaamheid en participatie van de doelgroep bevorderd.
Het ondersteunen van de zelfredzaamheid en participatie van inwoners met een beperking, chronische psychische of psychosociale problemen staat dus prominent genoemd in de inleidende tekst van de Wmo 2015. Het is van belang om te weten wie de doelgroep van de Wmo precies is en wat er bedoeld wordt met de termen zelfredzaamheid en participatie. Hieronder zullen we eerst zelfredzaamheid en participatie uitleggen. Daarna gaan we dieper in op de doelgroepen van de Wmo.
Opdracht: Waar denk jij aan bij de begrippen zelfredzaamheid en participatie? Kan je deze begrippen terugvinden in de Wmo 2015? Komt de beschrijving overeen met jouw definitie?
Zelfredzaamheid
Een toelichting op zelfredzaamheid staat in artikel 1.1.1 van de Wmo 2015. Dit artikel omschrijft zelfredzaamheid als ‘in staat zijn tot het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL) en het voeren van een gestructureerd huishouden’. Wat verstaan we hier precies onder? Zo blijven we wel lekker bezig met al die termen. 😉
De ADL verricht je iedere dag. Het zijn dus de handelingen die inwoners in het gewone leven verrichten, waaronder persoonlijke verzorging zoals tandenpoetsen, douchen, aankleden en eten. Overziet iemand deze handelingen niet en moet hij hierin aangestuurd worden? Dan is ondersteuning vanuit de Wmo 2015 mogelijk.
Bij het voeren van een gestructureerd huishouden gaat het om de vraag of de inwoner in staat is tot het voeren van de regie over het huishouden. Dit betekent dat de inwoner overziet welke klusjes er in huis moeten gebeuren zoals de was doen, stofzuigen en schoonmaken. Daarnaast moet iemand ook in staat zijn om deze klusjes uit te voeren. Tot slot moet iemand in staat zijn om het huis normaal te gebruiken. Dit betekent dat iemand zijn woning kan bereiken en zich kan verplaatsen in en rondom de woning.
Participatie
De Wmo 2015 geeft in artikel 1.1.1 ook een definitie van de term participatie. Participatie is ‘deelnemen aan het maatschappelijk verkeer’. Volgens de Wmo moeten inwoners zich fysiek en mentaal in staat voelen om in ‘redelijke mate’ te kunnen participeren, ondanks de lichamelijke of geestelijke beperkingen die ze ervaren. Mentale belemmeringen kunnen weggenomen worden door de juiste vorm van begeleiding en met een vervoersvoorziening kan iemand, ondanks fysieke beperkingen, bijvoorbeeld een dagje weg.
Check, dubbelcheck
Ik weet de doelen van de Wmo 2015.
Het begrip zelfredzaamheid volgens de Wmo 2015 is mij duidelijk.
Nu je weet wat de Wmo 2007 is en wat er veranderd is voor de gemeente, spoelen we een paar jaar door naar 2015. Dat is het jaar van de grote decentralisaties in het sociaal domein. Taken van het Rijk en de provincie op het gebied van arbeidstoeleiding, zorg voor mensen met een beperking en de zorg voor jeugdigen en hun opvoeders werden overgeheveld naar gemeenten.
Het gaat hier over de Wmo 2015, Participatiewet en Jeugdwet. Het beleggen van deze wetten onder de verantwoordelijkheid van de gemeente moest een integrale benadering van de situatie van de inwoner mogelijk maken. Met een integrale benadering wordt bedoeld dat er naar alle leefgebieden van de inwoner moet worden gekeken vanuit alle wetten van het sociaal domein en aanpalende domeinen. Kijk bijvoorbeeld naar de gemeente Woudenberg. Zij hebben het sociaal domein uitbesteed aan coöperatie de Kleine Schans. De Kleine Schans heeft een gebouw waar mensen werken met diverse expertise binnen het sociaal domein: het Sociaal Team (Wmo en Jeugdwet), team Werk & Inkomen (participatiewet), team Samenleving, leerplicht en leerlingenvervoer. Door problemen integraal op te pakken, zou de inzet van zorg efficiënter en dus goedkoper zijn. Ze pakken hulpvragen van inwoners integraal op: iemand van het sociaal team gaat samen met leden van de andere teams op huisbezoek om niet alleen te kijken naar de hulpvraag gericht op bijvoorbeeld de Wmo, maar ook alle andere aspecten zoals participatie en inkomen te kijken. Daarop vooruitlopend werden de budgetten alvast flink gekort.
Daarnaast borduurt het gedachtegoed achter de decentralisaties voort op de ideeën van de Wmo 2007 en ‘De Kanteling’. In de Wmo 2007 stond de compensatieplicht centraal: gemeenten waren verplicht om mensen met een beperking of psychische problematiek te compenseren voor de beperkingen die zij ondervonden bij hun zelfredzaamheid en participatie.
In 2015 kwam de term eigen kracht naar voren, dit betekent dat iedereen in principe zelf verantwoordelijk is om problemen op te lossen. Mensen moeten eerst zelf of met hulp uit de omgeving, hun problemen oplossen en wanneer dit niet haalbaar is, dan kan er hulp vanuit de Wmo worden ingezet. De hulp moet goed aansluiten bij iemands persoonlijke situatie en mogelijkheden en die van hun netwerk. Een integrale benadering is hierbij belangrijk, dus: kijken naar alle leefgebieden en vanuit alle wetten en aanpalende domeinen. Bijvoorbeeld ook het betrekken van het wijkteam.
Soms wordt daarom ook gesproken van samenredzaamheid. Door een groter beroep te doen op de zelf- en samenredzaamheid en voorzieningen en diensten door gemeenten meer aanvullend op maat aan te bieden, moeten de omvang en kosten voor de verzorgingsstaat worden teruggebracht. Het idee dat iedereen naar vermogen een steentje bijdraagt en dat er een gemeenschappelijke plicht is om zorg voor en met elkaar te dragen. Dit is de participatiesamenleving gaan heten: iedereen doet en telt mee.
Met deze decentralisaties in het sociaal domein, kwam er ook een nieuwe wet voor de Wmo: de Wmo 2015.
Wmo 2015
De Wmo 2007 werd vervangen door de Wmo 2015. Het uitgangspunt is nog steeds, dat mensen op maat geholpen worden om zo lang mogelijk in de thuissituatie te blijven wonen en maatschappelijk actief te zijn. Eigen kracht is dus, zoals we net noemden, een belangrijk uitgangspunt in de Wmo 2015.
Taakstelling Wmo 2015
Met de komst van de Wmo 2015 is de gemeentelijke verantwoordelijkheid op het gebied van maatschappelijke ondersteuning met drie nieuwe taken uitgebreid. De nieuwe taken zijn erop gericht passende ondersteuning te bieden aan inwoners die hun problemen niet op eigen kracht kunnen oplossen. De hulp moet ervoor zorgen dat inwoners thuis kunnen blijven wonen waar mogelijk en zo veel mogelijk deel kunnen nemen aan de maatschappij.
Onder de bovenstaande taken vallen wat concretere voorzieningen. Hieronder lichten we de veelvoorkomende voorzieningen toe:
De eerste taak die de gemeente erbij kreeg was begeleiding gericht op herstel van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie. Deze begeleiding is er voor inwoners met een beperking, een chronische ziekte of psychosociale problemen. Er zijn verschillende soorten begeleiding, je hebt individuele begeleiding en groepsbegeleiding (bijvoorbeeld dagbesteding). In module 6 gaan we verder in op begeleiding.
De gemeente werd ook verantwoordelijk voor het organiseren van beschermd wonenen maatschappelijke opvang. Het gaat hier om inwoners die hun thuissituatie hebben verlaten omdat zelfstandig wonen (nog) niet kan, of omdat ze hun woning zijn kwijtgeraakt door overlast gevend gedrag, verslaving of schulden. Onder maatschappelijke opvang behoort ook de crisisopvang vanwege geweld in afhankelijkheidsrelaties (voorheen huiselijk geweld). In module 7 gaan we verder in op beschermd wonen en maatschappelijke opvang.
De derde nieuwe taak van de gemeente is respijtzorg. Bij respijtzorg neemt iemand anders de zorg van de mantelzorger over. De overname van zorg is niet nodig op medische gronden, maar is bedoeld om de mantelzorger te ontlasten. In module 6 leer je meer over respijtzorg.
Voor het uitvoeren van deze taken zijn geen specifieke voorzieningen in de wet vastgelegd. De gemeente mag deze zelf bepalen, zolang zij de taken maar uitvoeren.
Check, dubbelcheck
Ik weet welk begrip voor het compensatiebeginsel in de plaats is gekomen, namelijk ‘eigen kracht’.
Ik ken de uitbreidingen van taken in de Wmo 2015 ten opzichte van de Wmo 2007.
De Wmo 2015 kent een aantal voorlopers. Eigenlijk kun je de geboortedatum van de Wmo herleiden naar 1 april 1994. Toen werd de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) ingevoerd. Deze wet regelde dat de gemeente voor mensen met een aantoonbare chronische ziekte of lichamelijke beperking voorzieningen ging verstrekken op het gebied van wonen, vervoer en rolstoelen.
Voor 1 april 1994 was de gemeente al verantwoordelijk voor het aanpassen van woningen. Daarnaast was er nog een aantal andere wetten belangrijk:
De Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) was een volksverzekering tegen arbeidsongeschiktheid, waar in beginsel iedereen in Nederland voor was verzekerd. De wet kende twee soorten verstrekkingen: uitkeringen voor personen onder de 65 jaar die ten gevolge van een handicap gedeeltelijk of volledig arbeidsongeschikt waren en voorzieningen om andere gevolgen van de handicap weg te nemen. De AAW was ook verantwoordelijk voor vervoersvoorzieningen.
De Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) was aan zet voor het leveren van langdurige medische zorg.
De Ziekenfondswet (Zfw) was bedoeld voor alle zorg gericht op genezing en behandeling van ziekten en aandoeningen, maar verstrekte ook loophulpmiddelen en rolstoelen.
Deze drie wetten waren belegd bij aparte instanties. Lastig te volgen hè? 😉 Het was ook een behoorlijk doolhof met eigen spelregels voor iedere speler. Zeker voor inwoners was het zorglandschap niet echt overzichtelijk.
Per 1 april 1994 is dus de Wvg ingevoerd om de verbrokkeling van wet- en regelgeving te verminderen, voor mensen met duurzame aantoonbare beperkingen. De gemeente kreeg met de invoering van deze wet de taak om te beoordelen of inwoners aanspraak konden maken op vervoersvoorzieningen, woningaanpassingen en rolstoelen. Met de invoering van de Wvg werden de voorzieningen beschikbaar voor alle inwoners met een aantoonbare ziekte of aandoening, ongeacht hun leeftijd.
Zeker waar het ging om vervoer, betekende dit een behoorlijke uitbreiding van de doelgroep. Voorheen was een vervoersvoorziening alleen beschikbaar voor werkenden of voor vervoer van en naar het ziekenhuis. Dit betekende dat de doelgroep die een beroep kon doen op ondersteuning door de gemeente bij de invoering van de Wvg opeens enorm was toegenomen. Gemeenten hebben deze taak opgepakt en de Wvg succesvol uitgevoerd.
Tegen de achtergrond van stijgende uitgaven voor zorg en een vergrijzende bevolking is het Rijk begin jaren negentig – ten tijde van de kabinetten Balkenende – gaan nadenken over een hervorming van de zorg. Een belangrijke aanleiding om hierover na te denken was het besef dat een ongeremde groei van onze verzorgingsstaat financieel niet houdbaar was.
Medisch-technische ontwikkelingen en de gestegen welvaart zorgden ervoor dat mensen steeds ouder werden. Daarnaast werden er minder kinderen geboren waardoor het aandeel ouderen in de bevolking ruimschoots het aantal jongeren ging overtreffen. Een kleiner wordende groep werkenden moest dus meer belasting gaan betalen om het voorzieningenniveau van een groeiende groep ouderen op peil te houden. Voor het behoud van het maatschappelijk draagvlak, solidariteit met de minder bedeelden moesten andere wegen bewandeld worden. Men ging werken aan een herinrichting van het zorglandschap waarbij ‘zorgen voor’ langzaam werd vervangen door ‘zorgen dat’.
Wmo 2007
In 2007 werd de eerste versie van de Wmo ingevoerd: de Wmo 2007. De stijgende uitgaven voor zorg, de vergrijzende bevolking en het besef dat de verzorgingsstaat financieel niet meer houdbaar was, zijn terug te zien in deze eerste Wmo. Met de invoering van de Wmo 2007 is de eerste stap gezet in de verschuiving van ‘zorgen voor’ naar ‘zorgen dat’. De Wmo 2007 is ontstaan uit een samenvoeging van (een aantal delen van) vier bestaande wetten. De Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg), de Welzijnswet, de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg uit de Wet collectieve preventie volksgezondheid en de huishoudelijke verzorging uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten vormden vanaf 1 januari 2007 de Wmo 2007.
We leggen ze hieronder voor je uit.
Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg)
Met deze wet ben je al een beetje bekend. De gemeente was met de Wvg verantwoordelijk voor vervoersvoorzieningen, rolstoelen en woonvoorzieningen voor inwoners met aantoonbare beperking op het gebied van wonen of verplaatsen binnen- en buitenhuis.
Welzijnswet
De Welzijnswet betrof de gezamenlijke inspanning van verschillende overheden en particuliere initiatieven om activiteiten te ontwikkelen op het gebied van welzijn. Het werkveld van welzijn is met name gericht op het laten meedoen van inwoners in een kwetsbare positie. Het welzijnsbeleid ging bijvoorbeeld over de inzet van maatschappelijk werk, openbare ontmoetingsplekken en ontmoetingsactiviteiten.
Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGZ) uit de Wet collectieve preventie volksgezondheid (Wcpg)
Gemeenten waren verantwoordelijk voor de Wcpg, waar de OGGZ een onderdeel van was. De OGGZ omvatte het bereiken van en hulp bieden aan mensen met problemen op meerdere gebieden, zoals schulden, verslaving, sociaal isolement, vervuiling en werkloosheid. De maatschappelijke opvang en verslavingszorg werden onderdeel van de Wmo 2007.
Huishoudelijke ondersteuning uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ)
De AWBZ was een collectieve ziektekostenverzekering die uitgevoerd werd door de ziektekostenverzekeraars. Met de komst van de Wmo 2007 verschoof de verantwoordelijkheid voor huishoudelijke ondersteuning van ziektekostenverzekeraars naar gemeenten.
Met de nieuwe wet maakten we ook kennis met een nieuw begrip: het compensatiebeginsel. Het compensatiebeginsel hield in dat de gemeente alleen een voorziening verstrekte wanneer de beperkingen niet zelf, met behulp van de sociale omgeving of door de inzet van algemene voorzieningen konden worden opgelost.
Komt dat je bekend voor? We hadden het in de introductie van deze module al kort over een aantal belangrijke uitgangspunten van de Wmo 2015: eigen kracht en zelf verantwoordelijk zijn. Het compensatiebeginsel sluit aan op deze uitgangspunten. Hoewel we het begrip compensatiebeginsel niet meer hanteren, is dit uitgangspunt dus nog steeds geldig.
Vanaf 2007 moesten Wmo-voorzieningen ertoe leiden dat de persoon in staat was om:
een huishouden te voeren;
zich te verplaatsen in en om de woning;
zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel;
medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbinding aan te gaan.
Opdracht: Om je scherp te houden, doen we even een korte nadenkopdracht. Wat valt je op aan bovenstaand lijstje ten opzichte van wat we schreven over de Wvg?
De oplettende lezer heeft door dat met de invoering van de Wmo 2007 de focus is verschoven van het verstrekken van voorzieningen naar het bereiken van doelen. De wet schreef gemeente niet langer voor welke voorzieningen zij moesten verstrekken, maar bij welke doelen zij haar inwoners moest kunnen ondersteunen. De inwoner en diens probleem kwam centraal te staan.
Door het landelijke project ‘de Kanteling‘ van de VNG in 2010 werden gemeenten aangemoedigd om de nieuwe invalshoek te gaan hanteren. Dus eerst kijken wat mensen zelf, met behulp van hun netwerk of door gebruik te maken van algemene voorzieningen, op kunnen lossen. Ook werd een inkomensafhankelijke eigen bijdrage ingevoerd. De basisgedachte was dat mensen ook zelf financieel naar vermogen een bijdrage moesten leveren aan de voorziening. De enige uitzondering daarop was, en is nog steeds, voor het gebruik van rolstoelen.
Even een korte introductie om te begrijpen waar we het in deze module over hebben. De Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) is een Nederlandse wet die sinds 1 januari 2015 geldt en door gemeenten wordt uitgevoerd. Het doel van de wet is: zorgen dat mensen zo lang mogelijk en zo zelfstandig mogelijk thuis kunnen wonen en kunnen deelnemen aan het dagelijks leven. Dit begint met het bevorderen van de leefbaarheid en sociale samenhang in dorpen en steden. Daarnaast moet de gemeente individuele inwoners ondersteunen, indien zij zelf onvoldoende zelfredzaam zijn en onvoldoende kunnen participeren in de samenleving. Gemeenten kunnen inwoners ondersteunen door het aanbieden van voorzieningen.
Verder is een belangrijk uitgangspunt binnen de Wmo de eigen kracht. Deze term is onlosmakelijk verbonden met de ontwikkelingen in het sociaal domein in de laatste jaren. Het betekent dat iedereen eerst zelf verantwoordelijk is om te doen wat die zelf kan. Inwoners proberen eerst zelf een oplossing te vinden voor hun ervaren problemen, voordat ze hulp van de gemeente krijgen.
We gebruiken cookies voor een goede werking van onze website. Met het plaatsen van deze cookies verzamelen we geen persoonsgegevens! Voor meer informatie bekijk ons cookiebeleid.AkkoordCookiebeleid