Het is tijd voor een ontspannende energizer. Deze energizer heet ‘Zen concentratie’. Ga met je hoofd op je armen op de tafel liggen. Sluit je ogen. Probeer in 3 minuten zoveel mogelijk geluiden waar te nemen. Probeer ook geluiden te horen die verder weg zijn. Schrijf na 3 minuten zoveel mogelijk dingen op die je hebt gehoord.
Tijd voor wat energie! Je bent al een heel eind met het doorlopen van module 1! Hierna volgt een onderdeel over het subsidiariteitsbeginsel, autonomie en medebewind. Maar, we vinden dat je eerst wel een pauze hebt verdiend😊 en dat het tijd is voor wat ontspanning.
Je kunt hieronder een liedje van Pieter Derks luisteren over de gemeentesecretaris (wel zo toepasselijk nu je weet wat een gemeentesecretaris doet😉)
Heb je behoefte aan een langere pauze of wil je een ander moment verder gaan? Dan raden we je aan om de module hier te stoppen. In het volgende gedeelte beginnen we met een nieuw onderwerp.
Het is tijd om weer even wat nieuwe energie te krijgen. Dan kan je zo weer met volle aandacht verder met deze module. Dus kom van die stoel af! Loop naar het raam. Of, als je niet naar buiten kunt kijken, neem dan even de tijd om naar buiten te lopen. Zet een timer van 1 minuut. Tel zoveel mogelijk bomen in 1 minuut. Hoeveel tel jij er?
Gemeenten hebben vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) de verantwoordelijkheid om inwoners te ondersteunen zo lang mogelijk thuis te kunnen wonen, deel te kunnen nemen aan het maatschappelijk verkeer en zo zelfredzaam mogelijk te zijn. De Wmo focust daarbij met name op zorg en ondersteuning bij alle leefgebieden waarop dit nodig is als gevolg van een lichamelijke of verstandelijke beperking, of psychische problematiek. Als een inwoner door beperkingen ook moeite heeft om mee te doen op de arbeidsmarkt kan de hulp vanuit de Wmo en de Participatiewet elkaar overlappen. In zo’n geval is het raadzaam dat medewerkers vanuit de Wmo en medewerkers vanuit de Participatiewet over de casus met elkaar in contact treden, de casus vanuit elkaars perspectief benaderen, elkaar op de hoogte houden en elkaar aanvullen. Op die manier wordt er op integrale basis maatwerk geleverd en kan de inwoner sneller op meer leefgebieden naar vermogen participeren.
De Jeugdwet regelt de zorg en ondersteuning aan jeugdigen en hun ouders bij opgroei- en opvoedproblematiek. Het doel van de Jeugdwet is om een gezond opgroei- en opvoedklimaat voor jeugdigen te ondersteunen. Hierbij wordt zoveel als mogelijk uitgegaan van de eigen kracht en het eigen netwerk van de jeugdige en zijn of haar ouders.
De Jeugdwet en de Participatiewet overlappen elkaar en vullen elkaar aan wanneer er jeugdhulp is in een gezin waar ook re-integratie en/of een bijstandsuitkering in het kader van de Participatiewet wordt ingezet. Ook bestaat er overlap en aanvulling op het moment dat jongeren die onder de Jeugdwet vallen hun intrede maken op de arbeidsmarkt en/of een bijstandsuitkering nodig hebben.
Maar ook de aansluiting tussen onderwijs en bijstand vraagt om samenwerking. Dat geldt vooral voor vroegtijdige schoolverlaters zonder startkwalificatie en voor jongeren die vanaf het voortgezet speciaal onderwijs (vso) of het praktijkonderwijs (po) naar werk moeten worden begeleid.
Integrale aanpak
Samenwerking en afstemming, zodat inwoners niet tussen wal en schip vallen, is noodzakelijk. Iedereen heeft vanuit het eigen vakgebied een eigen kijk op een situatie. Het leren spreken van dezelfde taal, vanuit het perspectief en belang van de inwoner en zijn gezinssysteem, is een kunst die geleerd moet worden. We noemen dit ook wel: een integrale aanpak.
Binnen een integrale aanpak worden casussen bekeken vanuit het sociaal domein als geheel. Dat wil zeggen: zowel vanuit de Wmo, de Jeugdwet alsook vanuit de Participatiewet. Waar nodig worden jeugdhulp en onderwijs, zorg en ondersteuning, en werk en inkomen betrokken bij het opstellen van een plan van aanpak. Volgens de integrale aanpak wordt bij een hulpvraag van een inwoner gekeken naar het functioneren op alle relevante leefgebieden en hun onderlinge interacties. Een belangrijk principe hierbij is één huishouden, één plan en één regisseur. Dit om te voorkomen dat hulp vanuit verschillende wetten elkaar tegenspreekt of niet goed op elkaar aansluit.
Integraal werken kan voor iedere inwoner bijdragen, maar in het bijzonder voor huishoudens die te maken hebben met meervoudige problematiek. Een (nieuwe) wet om deze integrale hulp en afstemming beter te organiseren is de Wet aanpak meervoudige problematiek sociaal domein (Wams). Een belangrijke drempel om integraal te werken is dat er onvoldoende juridische basis is voor het verzamelen en onderling delen van gegevens van inwoners tussen verschillende organisaties en disciplines binnen het sociaal domein (Participatiewet, Wmo, Jeugdwet, Wet gemeentelijke schuldhulpverlening). Inwoners moeten hierdoor vaak onnodig keer op keer dezelfde gegevens overleggen. De Wams moet ervoor zorgen dat organisaties en disciplines eenvoudiger gegevens kunnen verzamelen en delen met elkaar.
Maar ondanks de behoefte aan een juridisch kader, is er ook kritiek vanuit het sociaal domein op de Wams. De Wams schrijft niet alleen voor dát, maar ook hóe bepaalde aspecten van de verzameling en uitwisseling van gegevens eruit moet komen te zien. Dat gaat natuurlijk een beetje in tegen het idee van een decentralisatie, waarbij gemeenten eigenlijk zelf moeten kunnen bepalen hoe zij hun integrale aanpak willen vormgeven. In september 2023 is de Wams controversieel verklaard. Het gevolg hiervan is dat de verwachte inwerkingtreding is uitgesteld tot 1 juli 2024. Of deze wet werkelijk gaat bijdragen aan het makkelijker en meer integraal samenwerken bij gezinnen met meervoudige problematiek? We zullen zien!
Check, dubbelcheck
Ik weet nu dat er een gedeeld belang en overlap zit tussen de Participatiewet, de Jeugdwet en de Wmo.
Ik snap nu ook dat sommige situaties alleen op te lossen zijn, wanneer de onderlinge samenhang tussen problemen wordt gezien en de hulp die wordt ingezet op elkaar is afgestemd.
Voor een deel van de bijstandsgerechtigden is betaalde arbeid niet (meteen) haalbaar. Voor deze mensen zijn er vanuit de gemeente trajecten beschikbaar om ze te begeleiden richting betaalde arbeid. Voor werkgevers zijn er een aantal financiële en praktische ondersteuningsmaatregelen, waar zij gebruik van kunnen maken, wanneer ze iemand die behoort tot de doelgroep Banenafspraak, in dienst nemen.
Loonkostensubsidie: Dit is een tegemoetkoming voor werkgevers die mensen met een arbeidsbeperking in dienst hebben. Hierbij compenseert de gemeente het verschil tussen het wettelijk minimumloon en de loonwaarde van de werknemer. De werkgever ontvangt de subsidie.
Lage inkomensvoordeel (LIV): Dit is een jaarlijkse tegemoetkoming voor werkgevers die werknemers in dienst hebben met een laag loon. Het LIV moet het voor werkgevers aantrekkelijker maken om (kwetsbare) mensen met een laag loon in dienst te nemen, zoals ouderen en mensen met een arbeidsbeperking. Waardoor de kans op werk voor lage-loon- werknemers kan toenemen.
No-riskpolis: Hierbij bezit de werkgever een polis met voordelen in het geval een medewerker uitvalt die ziek is of arbeidsbeperking heeft. Een van de voordelen is dat de werkgever geen hogere premie hoeft te betalen als de werknemer tot de WGA (Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten) gaat behoren.
Job coaching: Een interne of externe jobcoach geeft begeleiding tijdens het werk. De inzet van de jobcoach is erop gericht ervoor te zorgen dat de werknemer steun en begeleiding heeft tijdens het inwerken op de functie.
Aanpassing aan de werkplek: De werkgever krijgt een vergoeding als een werknemer aanpassingen op de werkplek nodig heeft in verband met ziekte of een arbeidsbeperking. Deze vergoeding is aan te vragen bij het UWV. Er kan gedacht worden aan brailleleesregels op computers maar ook aan aangepaste werktijden voor de werknemer.
Beschut werk: Inwoners die vanwege een lichamelijke, psychische of verstandelijke beperking niet op een reguliere werkplek kunnen werken, hebben meer begeleiding en werkplekaanpassingen nodig dan van een reguliere werkgever mag worden verwacht. Voor deze inwoners zijn beschutte werkplekken ontwikkeld.
Leer-werktraject: Dit is een traject waarbij iemand een opleiding volgt en tegelijkertijd werkt. Gemeenten vullen dit instrument zelf in waardoor er verschillen tussen gemeenten kunnenontstaan.
Check, dubbelcheck
De gemeente verschillende instrumenten in kan zetten om het aantrekkelijker te maken om mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen.
Wanneer iemand structureel (voor minstens 6 maanden) niet in staat is zonder ondersteuning minimaal 80% van het wettelijk minimumloon te verdienen, spreken we van mensen met een arbeidsbeperking.
Voor mensen met een arbeidsbeperking is het lastig participeren op de arbeidsmarkt. Het Rijk heeft gemeenten de opdracht gegeven om de participatie op de arbeidsmarkt voor mensen met een arbeidsbeperking te bevorderen. Zo hebben werkgevers en de overheid afgesproken (Banenafspraak) om mensen met een arbeidsbeperking zoveel mogelijk aan regulier werk te helpen. Deze afspraken zijn hieronder weergegeven in een overzicht.
Het uitgangspunt is dat wanneer een vervolgstap niet lukt, een persoon terug kan naar een vorige stap en niet tussen wal en schip komt te vallen. De groep mensen met een arbeidsbeperking worden opgenomen in een Doelgroepregister. Daarin kunnen werkgevers zien of ze aanspraak kunnen maken op tegemoetkomingen en ondersteuning bij het in dienst nemen van mensen met een arbeidsbeperking. Jongeren met een diploma Voortgezet Speciaal Onderwijs (VSO) of Praktijkonderwijs worden automatisch opgenomen in het Doelgroepregister. Jongeren met alleen een Entree-opleiding kunnen op verzoek worden opgenomen in het Doelgroepregister De overige mensen die behoren tot de doelgroep mogen zelf of via de gemeente het UWV vragen om toelating. Daarvoor zal eerst een Aanvraag Beoordeling Arbeidsvermogen (ABA) moeten worden ingediend bij het UWV.
Check, dubbelcheck
Mensen met een arbeidsbeperking geregistreerd staan in een Doelgroepenregister dat wordt bijgehouden door het UWV.
Naast de inlichtingenplicht die we zojuist hebben besproken zijn er voor bijstandsgerechtigden ook verplichtingen rondom werk.
Belanghebbenden zijn overeenkomstig artikel 9 van de Participatiewet vanaf de meldingsdatum (dat zij hulp nodig hebben op het gebied van inkomen en/of werk) verplicht:
Lid 1a: Om naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen, te aanvaarden en te behouden. Dit geldt ook als het werk in een andere woonplaats is dan waar belanghebbende woont. Er wordt een maximum reistijd van 3 uur per dag gehanteerd.
Lid 1b: Om gebruik te maken van een door de gemeente aangeboden voorziening. Dit is bijvoorbeeld sociale activering gericht op arbeidsinschakeling. Ook moet een belanghebbende meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling en als dit van toepassing is, meewerken aan een plan van aanpak. Belanghebbenden kunnen verplicht worden trainingen te volgen om de kans te vergroten dat zij een baan vinden.
Lid 1c: Om naar vermogen door de gemeente opgedragen vrijwilligerswerk te doen. Hieronder verstaan we het verrichten van werkzaamheden die maatschappelijk nuttig zijn.
Als bijstandsgerechtigden deze verplichtingen niet nakomen worden zij gekort op hun uitkering. Hoe vaker zij deze verplichtingen niet nakomen, hoe vaker zij worden gekort op hun uitkering. In sommige gevallen wordt de bijstandsuitkering zelfs voor 100% gekort, wat betekent dat er weliswaar recht is op een uitkering, maar dat door de maatregel het recht niet uitmondt in een betaling.
Check, dubbelcheck
Het ontvangen van een uitkering niet vrijblijvend is.
Wanneer ik niet meewerk en mijn best doe om aan het werk te kunnen gaan, dat de gemeente dan mijn uitkering kan en mag korten.
De tweede pijler van de Participatiewet is werk. De gemeente ondersteunt bijstandsgerechtigden om werk te vinden. Een participatieconsulent bekijkt samen met de bijstandsgerechtigde wat het hoogst haalbare doel is op het gebied van werk. Dit kan betaalde arbeid zijn maar bijvoorbeeld ook vrijwilligerswerk of dagbesteding. Binnen de Participatiewet wordt de inzet van gemeenten om iemand weer aan het werk te helpen ook wel re-integratie genoemd.
Re-integratie
Re-integratie is een geheel van activiteiten die leiden tot de arbeidsinschakeling van een belanghebbende. Re-integratie is een plicht die aan het recht op bijstand is verbonden voor iedereen die een uitkering voor levensonderhoud ontvangt en die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit is opgenomen in artikel 9 en 10 van de Participatiewet.
De hoofdregels van re-integratie
Als de inwoner niet zelfstandig betaald werk kan vinden, kan de gemeente een re-integratievoorziening aanbieden als dit de kans op duurzame arbeidsinschakeling voor de inwoner vergroot.
Hoe de gemeente dit doet en welke regels ze daarbij hanteert legt de gemeente vast in een re-integratieverordening.
Het aanbieden van een re-integratievoorziening is altijd maatwerk. De gemeente houdt rekening met de omstandigheden en mogelijkheden van de inwoner. Denk hierbij bijvoorbeeld aan kinderopvang, mantelzorgtaken en medische beperkingen.
Check, dubbelcheck
De gemeente op maat instrumenten inzet om inwoners een stappen te laten maken op de re-integratieladder.
In de re-integratieverordening vastligt welke instrumenten dat zijn voor de eerder onderscheiden doelgroepen.
Zo het eerste deel van module 1 zit erop! Pff, zo veel informatie om te verwerken. Tijd voor wat rust. En wat is een goede manier om te ontspannen? Juist, meditatie. Je mag nu even een korte oefening doen. Hij gaat als volgt:
Kies een plek waar je goed kunt ontspannen. Zet een timer voor 5 minuten klaar. Ga in een houding zitten of liggen die lekker voor je voelt. Straks zet je de timer aan. Als de timer loopt, doe je als volgt:
Doe je ogen dicht
Voel hoe je lijft voelt
Ontspan je lichaam
Span één lichaamsdeel aan, bijvoorbeeld je vingers
Ontspan daarna je lichaam weer
Herhaal dit met een aantal lichaamsdelen en adem ondertussen rustig in en uit
Ben je klaar voor? Zet de timer aan en geniet! Na deze oefening kun je doorgaan met het tweede deel van module 1 door naar de volgende pagina te gaan.
Iemand die bijstand ontvangt moet de gemeente alle wijzigingen in zijn of haar situatie melden die van belang kunnen zijn op het recht op of de hoogte van de bijstand. Dat noemen we de inlichtingenplicht (artikel 17 PW). Van belang is dat de inwoner uit eigen beweging deze wijzigingen doorgeeft zodra die bekend zijn. Doet een inwoner dit niet? Dan heeft dat mogelijk een boete tot gevolg.
Wanneer moet je als bijstandsgerechtigde iets doorgeven? Bijvoorbeeld als:
Je gaat verhuizen of tijdelijk ergens anders verblijft
Je een baan hebt gevonden
Je inkomen ontvangt
Je naar het buitenland gaat
Je gaat trouwen, samenwonen of scheiden
De gemeente onderzoekt vervolgens of deze wijziging gevolgen heeft voor het recht op of de hoogte van de bijstand.
Check, dubbelcheck
Ik iedere wijziging in mijn situatie die gevolgen kan hebben voor het recht op uitkering, moet melden aan de gemeente.
We gebruiken cookies voor een goede werking van onze website. Met het plaatsen van deze cookies verzamelen we geen persoonsgegevens! Voor meer informatie bekijk ons cookiebeleid.AkkoordCookiebeleid