Dat was een behoorlijk stukje praktijkkennis en we zijn er nog niet. Nog even door bikkelen dus. Nu kun je zelf aan de slag: eerst met een best pittige opdracht en daarna met een filosofiemomentje.
Opdracht: Kaders versus maatwerk
Het is een bekende discussie tussen uitvoering en beleid: wat heeft de uitvoering minimaal nodig aan beleidsregels en kaders om haar werk (onderzoek, verslag en besluit) goed uit te kunnen voeren?
Dit wordt best een pittige opdracht, want het is wel wat zoekwerk en het kost zeker wel wat tijd. Ben jij zelf een (startende) beleidsmedewerker Jeugd, ga dan tot het gaatje en vlooi de stukken van je eigen gemeente na.
Geen (startende) beleidsmedewerker? Dan hebben we hier wat voorbeeldstukken die je zou kunnen gebruiken. Maar je kunt natuurlijk ook bij een andere gemeente kijken. Op www.lokaleregelgeving.overheid.nl kun je in principe alles van iedere gemeente vinden.
Bekijk hier de lokale wet- en regelgeving met betrekking tot de Jeugdwet voor de gemeente Ede.
Heb je het beleid (verordening, nadere regels, beleidsregels of besluit) voor je? Zoek dan op of er richtlijnen te vinden zijn ten aanzien van de volgende onderwerpen:
Staat er een afwegingskader in wanneer de jeugdprofessional uit mag gaan van eigen kracht?
Zijn er voorzieningen die ‘uitgesloten’ worden, omdat deze worden gezien als algemeen gebruikelijke (bijvoorbeeld huiswerkbegeleiding)?
Staan er criteria wanneer een persoonsgebonden budget niet geëigend?
Is er een afwegingskader of zijn er richtlijnen om te bepalen welke jeugdhulp passend is?
Worden er richtlijnen gegeven over de duur of omvang van de jeugdhulp?
Is ergens beschreven wanneer goed ook echt goed genoeg is? Wanneer wordt de jeugdhulp als ‘geslaagd’ beschouwd?
Je hebt de opdracht hierboven uitgevoerd. Wat heb je gevonden aan kaders en wat niet? In het filosofiemomentje hieronder gaan we daar eens verder over nadenken.
Filosofiemomentje: Kaders versus maatwerk
Denk terug aan wat je gelezen hebt over de vereisten aan het onderzoek Jeugdwet en verplaats je in de positie van een jeugdprofessional.
Wat zou je zelf prettig vinden aan handvatten, kaders of richtlijnen?
Wat lijkt je juist fijn aan het hebben van weinig kaders en veel ruimte voor maatwerk?
Wat zou je moeilijk vinden aan weinig kaders?
Stel je voor dat je werkt in een gemeente met weinig regelgeving: hoe zou je toch kunnen werken volgens de Algemene beginselen van behoorlijk bestuur, zoals het zorgvuldigheidsbeginsel, het gelijkheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel?
We hopen dat je met deze oefening en dit filosofiemomentje je goed hebt kunnen verplaatsen in de rol en positie van een jeugdprofessional.
Dan gaan we nu naar de jeugdhulpvoorzieningen. We hebben dan dus het hele pad afgelopen, het onderzoek is afgerond en we komen tot de conclusie dat het noodzakelijk is om vanuit de Jeugdwet jeugdhulp in te zetten. Maar welke individuele voorzieningen zijn er eigenlijk?
Voordat we daarmee verder gaan, even een pauze momentje: tijd voor een energizer!
Deze pagina is een beetje lijvig geworden. Toch hebben we de pagina niet in delen geknipt, omdat het fijn is om het hele proces in één keer te volgen. Dus even een kop koffie of thee pakken en gáán!
Melding
Het indicatieproces start op het moment dat er een melding van een hulpvraag van een jeugdige en/of de ouder(s) binnenkomt. Deze melding kan gedaan worden door de ouder(s) of de jeugdige zelf (als deze 12 jaar of ouder is).
Een melding is over het algemeen vormvrij. Bellen, mailen, langskomen (al gebeurt dit niet vaak): het kan allemaal. Sommige gemeenten hanteren een meldingsformulier, maar de meeste vragen de informatie telefonisch op en verwerken die dan in het systeem.
Veiligheid
Het checken of er sprake is van acute noodzaak, is een belangrijk onderdeel bij de eerste melding jeugdhulp. De veiligheid van de jeugdige en het gezin staat voorop. Het is om deze reden dat vaak geschoolde medewerkers met een SKJ-registratie de eerste melding aannemen. En wanneer dit niet het geval is, dat de medewerker die de melding aanneemt altijd een beroep kan doen op of sparren met een deskundige medewerker.
Is deze gemeente aan zet?
Belangrijk bij de Jeugdwet is het woonplaatsbeginsel. Welke gemeente is inhoudelijk en financieel verantwoordelijk voor de jeugdhulp aan deze jeugdige? Het is belangrijk om direct te checken of de melding ook in de juiste gemeente gedaan is. Voor deze helikoptertraining voert het uitwerken van het woonplaatsbeginsel te ver. Ga je nog een keer de duikboot in, dan komt het daar uitgebreid aan de orde.
Onderzoek
Wanneer de gemeente een melding voor een jeugdige ontvangt, gaat zij deze onderzoeken. Dit wordt gedaan door de jeugdprofessional. Volgens de Centrale Raad van Beroep (CRvB) moeten meerdere elementen terugkomen in het onderzoek, zoals te zien in onderstaand plaatje. Bestudeer daarom onderstaand plaatje even goed. Dit plaatje is gemaakt door Wolters Kluwer en opgenomen in de kennisbank Schulinck (voorheen bekend als Grip op).
De vier basisvragen
Het gaat bij het onderzoeken naar de noodzaak van jeugdhulp dus in de basis om de onderstaande vier vragen:
Wat is de hulpvraag van de jeugdige en/of ouder(s)?
Is er sprake van opgroei- enopvoedingsproblemen en/of psychische problemen? Zo, ja breng deze gedetailleerd in kaart.
Welke hulp nodig is, aard en omvang, waaronder:
Kan de hulp geboden vanuit een andere voorziening?
Kan de hulp geboden worden vanuit het voorliggend kader?
Welke hulp kunnen ouder(s) en/of het sociaal netwerk zelf oppakken?
Zoals je ziet wordt er nogal wat gevraagd van de jeugdprofessional die het onderzoek doet. Zo’n gedegen onderzoek is best ingewikkeld. Wanneer is een onderzoek zorgvuldig en volledig? De rechter wijst ook keer op keer op het belang van zorgvuldig onderzoek en met de juiste expertise bepalen welke hulp nodig is.
De rechter doet dat niet zomaar. De gemeente moet zich namelijk – net als andere overheidsorganen – houden aan de Algemene beginselen van behoorlijk bestuur (Abbb). Heb je ze nog scherp? Daarin hebben we onder andere het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel gezien. Volgens het zorgvuldigheidsbeginsel (Awb artikel 3.2, 3.9, 3.13, 4.7 en 4.8) moeten alle relevante feiten en omstandigheden bij de voorbereiding van een besluit worden onderzocht, zodat het besluit zorgvuldig genomen kan worden. Het is niet alleen belangrijk dat er zorgvuldig gehandeld wordt. Dit moet ook blijken uit het dossier, zoals in de verslaglegging en uit het vastleggen van relevante stukken. Daarnaast moet het besluit voldoen aan het motiveringsbeginsel (Awb artikel 3.46-3.50) en moet de keuze voor wel of geen jeugdhulp en de vorm, duur en omvang van de jeugdhulp dus deugdelijk gemotiveerd worden.
We weten dus dat er van het verslag en het besluit gevraagd wordt dat dit goed gemotiveerd wordt. Richtlijnen hiervoor zouden dan best fijn zijn. Het is per gemeente best verschillend of en in welke mate er richtlijnen (nadere regels/beleidsregels) voor de uitvoering zijn. Zijn die er niet of nauwelijks, dan zal dat nog meer vragen van de kwaliteit van het onderzoek met het oog op het kunnen motiveren van het besluit. Hier komen we later op terug.
Zo licht als mogelijk, zo zwaar als nodig
Zoals we in module 1 al hebben verteld, is het uitgangspunt van de Jeugdwet zolicht als mogelijk, zo zwaar als nodig.
Even inzoomen op de eigen kracht
Van ouders wordt veel verwacht als het gaat om de inspanningen die zij moeten leveren om hun kind op te voeden en veilig te laten opgroeien. Kunnen ouders zelf hun kind ondersteunen bij de problemen die het ondervindt, dan is dat het uitgangspunt. Ouders hebben een zorg- en opvoedplicht voor hun kind (artikel 247 van het Burgerlijk Wetboek). Dit is inherent aan de keuze voor het hebben van kinderen. Deze keuze gaat gepaard met offers in vrije tijd en/of carrière. Ook wanneer hun kind problemen of stoornissen blijkt te hebben, blijft deze plicht bestaan. In het onderzoek wordt er door de jeugdprofessional gekeken of ouders de juiste hulp kunnen leveren en of dit valt binnen de grenzen van wat van hen volgens de zorgplicht mag worden verwacht.
De CRvB heeft in een aantal uitspraken de eigen kracht verder ingekaderd. Zo mag een jeugdprofessional niet:
Een financiële toets doen om te kijken of een gezin genoeg financiële middelen heeft om zelf jeugdhulp te kunnen bekostigen;
Toetsen of het financieel mogelijk is voor het gezin dat één van de ouders minder gaatwerken.
Dit maakt het gesprek over de eigen kracht voor de jeugdprofessional een stuk moeilijker. Als ouders aangeven niet minder te kunnen gaan werken, moet de jeugdprofessional dit als feit accepteren. Vragen naar eigen mogelijkheden of kijken wat ouders zelf kunnen kan wel, alleen dit onderbouwen met een financiële toets mag niet.
Filosofiemomentje: Eigen kracht
Over de eigen kracht kan behoorlijk wat discussie ontstaan. Ouders verwachten vaak dat hen zorg uit handen wordt genomen door middel van een individuele voorziening. Zij staan lang niet altijd te springen om vrije tijd en carrièremogelijkheden in te leveren om extra zorg te kunnen leveren aan hun kind. Toch is dit wat er van hen verwacht wordt vanuit het idee van de Jeugdwet, en wat gezien kan worden als verantwoordelijkheid bij het nemen van kinderen.
Wat vind jij hier nou van? Is het redelijk om van ouders te verwachten dat zij wat van hun eigen behoeften inleveren om te voorzien in die van hun kinderen? En wat vind je van de uitspraak van de CRvB over het niet mogen onderzoeken van financiële middelen? Hoe zou jij het gesprek met een ouder aanvliegen?
Plan van aanpak, aanvraag en besluit
De jeugdprofessional rapporteert schriftelijk over de bevindingen van het onderzoek in een onderzoeksverslag. Dit onderzoeksverslag kan in jouw gemeente net zo goed een andere naam hebben: plan van aanpak, gezinsplan, etc. In het onderzoeksverslag wordt naast het onderzoek ook gerapporteerd over het plan voor de toekomst. Vaak staan er doelen en resultaten in die het gezin samen met de zorgaanbieder wil behalen.
Plan van aanpak; drieledig doel
Het onderzoeksverslag heeft in het proces (juridisch) een drieledig doel.
In veel gemeenten wordt het ondertekende onderzoeksverslag, zoals eerder gezegd, beschouwd als de aanvraag.
Daarnaast dient het verslag ter motivering van het besluit dat genomen wordt. Vaak wordt ook in de beschikking (het schriftelijke besluit) verwezen naar het onderzoeksverslag. De motivering moet van goede kwaliteit zijn, zodat de inwoner begrijpt waarom het besluit genomen is en in geval van bezwaar en beroep overeind blijft.
Ten slotte laat de gemeente in het onderzoeksverslag zien dat zij zorgvuldig te werk zijn gegaan. Je hebt alle relevante feiten onderzocht en meegenomen in je afweging. Het is belangrijk om terug te kunnen lezen dat de stappen van zorgvuldig onderzoek zijn gevolgd.
Feitelijk werk je hier dus vanuit het zorgvuldigheidsbeginsel (zijn alle relevante feiten onderzocht) en het motiveringsbeginsel (is het besluit goed juridisch onderbouwd). Kan je ze al dromen?
Inhoud van het onderzoeksverslag
Uit de uitvraag moet blijken dat de piramide (zie hierboven) is gevolgd. Dat wil zeggen: zo licht als mogelijk, zo zwaar als nodig. Van licht naar zwaar gaat het van eigen kracht, andere wettelijke voorzieningen, laagdrempelige (algemene) voorzieningen naar een individuele voorziening vanuit de Jeugdwet.
In het onderzoeksverslag wordt de situatie van de jeugdige en ouder(s) (vaak per leefgebied) omschreven en worden, zoals eerder al gezegd, de te behalen doelen opgesteld. Het plan eindigt met een conclusie. In deze conclusie staat normaliter:
Of en welke voorziening wordt geïndiceerd;
Of deze voorziening in zorg in natura (ZIN) of persoonsgebonden budget (pgb) wordt afgegeven (hier komen we later op terug);
Welke jeugdhulpaanbieder passend is;
Welk jeugdhulpproduct passend is;
Wat de duur van de indicatie is;
Wat de omvang van de hulp is.
Dat is nog wel wat dus. In dit voorbeeld zijn we overigens uitgegaan van een gemeente waar de jeugdprofessional ‘een uurtje-factuurtje’-indicatie afgeeft. Er zijn ook gemeenten waar trajecten zijn ingekocht en waar de aanbieder dan zelf de omvang en duur bepaalt binnen de ingekochte trajecten.
Aanvraag
Het verslag met concluderend voorstel wordt ter goedkeuring aan de jeugdige en diens ouder(s) voorgelegd. Wanneer zij voor akkoord tekenen, wordt dit bij de meeste gemeenten beschouwd als de aanvraag.
Besluit
Het is tijd voor de laatste stap in het indicatieproces: het besluit. En weet je nog? Een besluit is een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling (Awb artikel 1:3).
Concreet voor de Jeugdwet betekent dit dat het college schriftelijk moet vastleggen of de jeugdige in aanmerking komt voor jeugdhulp. Dit doet het college door het sturen van een beschikking. Hierin staat of de jeugdhulp is toegekend en eventueel aanvullende informatie over de jeugdhulp (duur, frequentie, aanbieder en doelen). In de beschikking moet het besluit goed gemotiveerd worden. Vaak wordt verwezen naar het (ondertekende) plan van aanpak. Daarnaast moet een beschikking ook een bezwaarclausule bevatten. Een inwoner mag namelijk altijd in bezwaar gaan tegen een besluit van de gemeente als hij het hier niet mee eens is. In de bezwaarclausule wordt uitgelegd hoe een inwoner dat kan doen.
Niet alle gemeenten werken met een beschikking. Zij nemen het besluit natuurlijk wel, want in hun systeem staat gewoon welke hulp voor welke duur aan welke jeugdige wordt verstrekt. Maar ze verwoorden dit niet in een beschikking en maken het besluit dus ook niet kenbaar. De motivatie hiervoor is vaak het terugdringen van administratieve lasten.
Filosofiemomentje: De zin of onzin van een beschikking
Je hebt nu de hele procedure volgens de wet en de verschillende afwijkingen in de praktijk gelezen. Tijd om zelf eens opiniërend na te denken. Probeer het ‘probleem’ vanuit meerdere rollen te benaderen: de ouder/jeugdige, de jeugdhulpaanbieder, de jeugdprofessional, de medewerker bezwaar en beroep, de wethouder, de beleidsmedewerker.
Wat zouden voordelen kunnen zijn van het niet opmaken en verzenden van een besluit? En wat zouden nadelen kunnen zijn?
En natuurlijk ook andersom: als je wel een beschikking stuurt, wat is het voordeel en wat is het nadeel?
Ten slotte: hoe sta jij er zelf in? En heeft dat een directe relatie met je eigen rol?
Check, dubbelcheck
Ik kan de drie juridische aspecten benoemen die van belang zijn bij het onderzoeksverslag.
Ik heb een beeld bij de inhoud die verwerkt hoort te zijn in het onderzoeksverslag.
Ik weet hoe het onderzoeksverslag zich verhoudt tot de aanvraag (althans, in veel gemeenten).
Ik weet nu uit welke stappen (volgens uitspraken van de Centrale Raad van Beroep) een onderzoek in het kader van de Jeugdwet moet bestaan.
Ik ken de piramide en de wijze waarop de noodzakelijke jeugdhulp wordt ‘afgepeld’: zo licht als mogelijk, zo zwaar waar nodig.
Ik heb een beeld bij het toetsen van de eigen kracht.
Ik weet wat een besluit en een beschikking zijn.
Ik kan uitleggen waarom het belangrijk is om een besluit goed te motiveren.
Zojuist heb je geleerd dat inwoners op verschillende manieren toegang kunnen krijgen tot de Jeugdwet. In het vervolg richten we ons op het proces van aanvraag tot beschikking vanuit de gemeente. Hoewel er ook andere organisaties kunnen zijn die namens de gemeente jeugdhulp kunnen indiceren, spreken we voor het gemak in het vervolg over gemeente.
Een gezin heeft contact opgenomen met de gemeente met een hulpvraag, hoe gaat het nu verder? We nemen eerst in vogelvlucht het indicatieproces door dat het gezin doorloopt en zoomen daarna in op de verschillende stappen.
De wet en de praktijk
Eerder heb je al geleerd dat de procedure voor het aanvragen van jeugdhulp binnen de Algemene wet bestuursrecht (Awb) valt. Dit komt doordat het indicatieproces in de Jeugdwet zelf niet is vastgelegd en daarom de overkoepelende Awb gevolgd wordt. Volgens de Awb wordt een aanvraag, nadat deze is ingediend, onderzocht door het college. Het college moet vervolgens binnen 8 weken een besluit nemen. De inwoner ontvangt dit besluit schriftelijk in een beschikking.
In de praktijk wijken gemeenten bij Jeugdwet aanvragen vaak af van de bovenstaande procedure. In plaats hiervan wordt vaak in grote lijnen de aanvraagprocedure van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo) gevolgd. In de Wmo is de indicatieprocedure wel vastgelegd in de wet en deze ziet er iets anders uit dan in de Awb. Het indicatieproces start bij de Wmo namelijk met een melding, een stap die niet in de Awb genoemd wordt. Hiermee laat de inwoner aan het college weten dat hij een hulpvraag heeft. Binnen zes weken moet het college onderzoek uitvoeren naar de hulpvraag. Hiervan wordt een onderzoeksverslag opgesteld. Door dit onderzoeksverslag te ondertekenen, dient de inwoner de aanvraag in. Het ondertekende onderzoeksverslag is dan de aanvraag waarop het college moet besluiten. Hier hebben ze dan volgens de Wmo twee weken de tijd voor. Het volledige aanvraagproces duurt dus nog steeds acht weken bij de Wmo procedure, alleen is deze opgedeeld in twee periodes.
Op zich niet echt een probleem zou je zeggen, als de gemeente dit proces voor Jeugd over zou nemen. Het is nog steeds acht weken. Maaaaar, zo gaat het vaak niet. In de praktijk wordt wel vaak het onderzoeksverslag (of gezinsplan) beschouwd als aanvraag, maar gaat daarna de 8 weken lopen. De Jeugdwet kent immers geen afwijkende termijn na het indienen van een aanvraag. En de hulpvraag wordt in de praktijk niet gezien als aanvraag. Daar vond de rechter dus iets van. Maar voor we daar mee doorgaan, bestudeer eerst even de schema’s hieronder.
De rechter versus de praktijk
De Rechtbank Rotterdam heeft in een uitspraak vastgesteld dat er in de Jeugdwet géén aparte aanvraagprocedure genoemd wordt, zoals in de Wmo (de slimmerd). Daarom móet binnen de Jeugdwet de aanvraagprocedure gevolgd worden zoals die in de Awb staat. De procedure in de Awb begint direct met een aanvraag en laat geen ruimte voor een melding. Ondanks deze uitspraak blijven veel gemeente werken met een melding voor het doen van een aanvraag.
Wat nu? En is dit nou echt belangrijk voor mij als beleidsmedewerker om te weten? Ja, dit is wel belangrijk, want hoe je verordening, beleidsplan of beleidsregels ook inricht, wanneer een ouder/jeugdige direct een aanvraag wil indienen, moét je dat toestaan. Het antwoord van de uitvoering kan dan niet zijn: ‘Sorry, zo werken we niet’.
Omdat de praktijk bij vrijwel alle gemeenten afwijkt van de wettelijke vereisten, volgen we in de rest van deze module de praktijk, dus:
Melding
Onderzoek
Onderzoeksverslag = aanvraag
Beschikking
Opdracht: Hoe loopt het proces?
Ga voor jouw gemeente (of een gemeente naar keuze) na hoe het proces van een aanvraag verloopt. Hiervoor kun je bijvoorbeeld in de werkinstructies kijken. Volgt het proces de Awb of wordt er met een melding gewerkt?
Check, dubbelcheck
Ik kan het wettelijk indicatieproces volgens de Awb én volgens de Wmo uitleggen.
Ik weet dat de Jeugdwet officieel de Awb aanvraagprocedure van de Awb moet volgen, maar in de praktijk vaak gebruik maakt van een variant van de Wmo-aanvraagprocedure.
Zoals net besproken, kan de gemeente jeugdhulp inzetten. Op dit proces gaan we later in. De gemeente is niet de enige verwijzer naar jeugdhulp. Zo is op grond van artikel 2.6 lid 1 van de Jeugdwet vastgelegd dat de jeugdarts, huisarts en medisch specialist (kinderarts, kinder- en jeugdpsychiater) ook kunnen verwijzen naar jeugdhulp. In artikel 2.4 lid 2krijgt de gemeente de opdracht om de jeugdhulp die de gecertificeerde instelling noodzakelijk acht in te zetten. Hieronder bespreken we de verschillende wettelijke verwijzers die jeugdhulp kunnen afgeven.
Huisarts, medisch specialist en jeugdarts
Hoe is dat zo gekomen met al die verwijzers, terwijl de gemeente toch dé verantwoordelijke partij voor de uitvoering van de Jeugdwet is? Een belangrijk aspect is de toegang tot de jeugd-ggz. Ggz is toch medische zorg en het zou wel heel onlogisch zijn om artsen niet de mogelijkheid te geven om te verwijzen.
Toch is het niet zo dat de artsen alleen naar ggz mogen verwijzen. Zij mogen iedere vorm van jeugdhulp inzetten die zij nodig achten. De gemeente moet dan het besluit nemen (via berichtenverkeer) en de hulp betalen.
Een flink deel van de verwijzingen naar jeugdhulp wordt niet door de gemeente gedaan, maar door de andere wettelijke verwijzers. Met name de huisarts neemt hierbij een flink deel voor zijn rekening. Het is dan ook niet vreemd dat gemeenten vaak investeren in de relatie met de huisarts en dat zij graag afspraken maken met huisartsen over de werkwijze en de wijze van samenwerking met het team Jeugd vanuit de gemeente. Vanuit de (huis)arts bezien is dit wel vrijwillig, want vanuit de wet heeft hij de zelfstandige bevoegdheid om jeugdhulp in te zetten.
We zien ook wel de inzet van praktijkondersteuners bij huisartsen (POH-jeugd). Vaak is er sprake van cofinanciering (gemeente en Zorgverzekeringswet) en vormt de POH-jeugd een schakel tussen gemeente en huisarts.
De jeugdarts (werkzaam bij de GGD) voert in opdracht van de gemeente preventieve taken uit, gericht op het bevorderen van de gezondheid, het voorkomen van lichamelijke, psychische en sociale problemen en het signaleren daarvan. Ook de jeugdarts kan verwijzen naar jeugdhulp. We hebben ook gezien dat jeugdarts een rol speelt bij een eventuele ontheffing van de leerplicht. Een belangrijke samenwerkingspartner dus.
Gecertificeerde instelling
Gecertificeerde instellingen (verder GI) zijn zoals we in module 2 al vertelden de organisaties die de kinderbeschermingsmaatregelen en reclasseringsmaatregelen uitvoeren. Gemeenten gaan contracten aan met één of meerdere GI’s. De GI mag vanuit haar taak binnen de duur van de kinderbeschermingsmaatregelen bepalen welke jeugdhulp zij noodzakelijk acht. Wel moet de GI zoals in de wet vermeld hierbij overleg voeren met het lokale team. Het kan wel zo zijn dat gemeentes en GI’s hier in de praktijk anders mee omgaan. De reden hiervoor is dat een kinderbeschermingsmaatregel vrijwel altijd tijdelijk is. Het is niet ondenkbaar dat de gemeente dan weer aan zet is voor het bieden van jeugdhulp. Samenwerking rond deze zeer kwetsbare groep jeugdigen is dus zeer belangrijk.
Check, dubbelcheck
Ik weet welke wettelijke verwijzers er zijn die jeugdhulp kunnen inzetten.
Ik heb een beetje een idee wanneer een wettelijke verwijzer jeugdhulp inzet.
Ik zie het belang van een goede samenwerking tussen gemeenten en artsen en GI’s.
Toegang zul je denken, hoezo toegang? Maar dit begrip wordt best vaak gebruikt in het kader van de Jeugdwet binnen een gemeente.
Gemeenten hebben de wettelijke taak om te zorgen dat er passende jeugdhulp is voor de jeugdigen in hun gemeente én ze moeten de toegang tot deze jeugdhulp organiseren.
Deze toegang is in dit geval tweeledig. Het is in ieder geval de plek waar jeugdigen en hun ouders met hun hulpvraag terecht kunnen. En wanneer het de beste optie is, wordt toegang verleend tot een individuele voorziening Jeugdwet. Zoals we al eerder hebben besproken, hebben gemeenten keuzevrijheid in de wijze waarop zij de toegang organiseren. Na een aantal jaren Jeugdwet zijn er een paar varianten te zien die best vaak voorkomen. We gaan deze varianten in organisatievorm hier even kort bespreken. Dan kun jij ook gelijk even nadenken welke vorm of mengvorm er in jouw gemeente van toepassing is.
Elementen van toegang
Bij het organiseren van de toegang tot jeugdhulp zijn een aantal elementen van belang. Ieder van deze elementen gaan we bespreken:
Hulpvraag stellen: binnen of buiten de gemeentelijke organisatie.
Indicatie voor jeugdhulp: binnen of buiten de gemeentelijke organisatie.
Multidisciplinaire of specialistische teams.
Zelf ondersteuning bieden of alleen verwijzen.
Bij wie zijn de medewerkers in dienst, wie stuurt aan.
Hulpvraag binnen of buiten de gemeentelijke organisatie
Waar stelt een ouder of jeugdige in eerste instantie zijn of haar hulpvraag: is dit binnen de gemeentelijke organisatie belegd of daarbuiten? Belt een ouder of jeugdige naar het gemeentehuis of naar een andere organisatie, zoals een welzijnsorganisatie of een apart team Jeugd buiten de gemeente? Dit kan een Centrum voor Jeugd en Gezin zijn, al is die soms ook binnen de gemeentelijke organisatie geplaatst.
Indicatie voor jeugdhulp binnen of buiten de gemeentelijke organisatie
Als er een beschikking wordt afgegeven voor jeugdhulp, is dit dan een medewerker van de gemeente of kan het ook die andere organisatie zijn (bijvoorbeeld een extern CJG) waar de inwoner zich gemeld heeft?
Multidisciplinaire of specialistische teams
Wordt een hulpvraag vanuit meerdere disciplines opgepakt of zitten er meerdere disciplines in één team? Bijvoorbeeld een sociaal wijkteam waar Wmo, Jeugd, schuldhulpverlening en minimaregelingen worden afgehandeld. Of meldt de inwoner zich bij een specialistisch team zoals een team Jeugd van de gemeente of het CJG?
Zelf ondersteuning bieden of alleen verwijzen
Wordt er in het team waar de inwoner zich meldt, mogelijk ook zelf ondersteuning geboden of wordt er alleen verwezen hetzij naar algemene voorzieningen, hetzij door het afgeven van een beschikking?
Werkgever van de jeugdprofessional: wie stuurt het team aan
Los van de plek waar de jeugdprofessional werkt, is van belang: van wie krijgt deze zijn of haar loonstrookje? Wie stuurt het team aan en aan wie legt de jeugdprofessional verantwoording af?
Filosofiemomentje: Inrichting van de toegang
Gemeenten hebben het verschillend georganiseerd: een direct gevolg van het decentraliseren van de taken naar de gemeente! Het keuzemenu zoals hierboven omschreven, wil nog wel eens tot onduidelijkheid leiden. Waar moet je nu als ouder of jeugdige naar toe met je vragen?
Denk eens na over de sfeer en impact die het kan hebben wanneer de gemeente juist voor het één of juist voor het ander kiest? En als jezelf binnen dit taakveld in een gemeente werkt, welke gevolgen zie jij door de gemaakte keuzes?
Ten slotte
Dacht je dat het niet ingewikkelder kon? Ja hoor, het kan nog ingewikkelder. Het is namelijk niet alleen de gemeente die vanuit de wet jeugdhulp kan inzetten. Er zijn nog een aantal andere wettelijke verwijzers die dit kunnen. Het speelveld wordt er nog net iets groter van. Op de volgende pagina gaan we deze wettelijke verwijzers behandelen.
Check, dubbelcheck
Ik heb een beeld bij de ruimte en vrijheid die een gemeente heeft om de toegang tot jeugdhulp te organiseren.
Ik heb nagedacht over mogelijke varianten en gefilosofeerd over de impact van de keuzes die een gemeente hierin maakt.
In deze training is de term verordening al een paar keer gevallen. Tijd om uit te diepen wat dit belangrijke document precies is!
Een gemeentelijke verordening is een op gemeentelijk niveau vastgelegd algemeen verbindend voorschrift. Zo, dat was een hele mond vol. Concreet betekent dit dat een verordening eigenlijk een lokale wet is die voor alle inwoners geldt (dat wordt bedoeld met algemeen verbindend). Op lokaal niveau is de verordening de ‘hoogste’ regeling en deze wordt dan ook vastgesteld door de gemeenteraad.
De zaken die een gemeente moet uitwerken in een verordening
In de Jeugdwet (artikel 2.9) krijgen gemeenten de opdracht om over een aantal zaken eigen beleid en regels vast te leggen in een verordening. Laten we even kijken wat dit artikel precies inhoudt.
Artikel 2.9
De gemeenteraad stelt bij verordening en met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze wet in ieder geval regels:
a. over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen, met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening;
Om individuele en overige voorzieningen toe te kennen of af te wijzen, moet de gemeente dus in de verordening regels vaststellen. Dit zijn regels over de voorwaarden om de voorziening te krijgen, regels hoe afgewogen wordt welke voorziening de juiste is en regels hoe de gemeente ditbeoordeelt. Behoorlijk wat dus. Benieuwd of we dat zo meteen ook in onze voorbeeldverordeningen gaan vinden?
b. over de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen;
In de verordening moet ook staan hoe de gemeente regelt dat de jeugdhulp is afgestemd met andere voorzieningen. Dat zijn er nogal wat, namelijk voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en werk en inkomen (Participatiewet). Best een bijzonder stukje in de wet. Op grond van de privacyrichtlijnen is het namelijk niet toegestaan om onderling informatie uit te wisselen. Dit kan dus alleen met toestemming van de ouders en/of de jeugdige en zelfs dan zitten er nog best wel wat haken en ogen aan.
c. de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 wordt vastgesteld, en
Ook de regels over het persoonsgebonden budget (later in de training gaan we dieper in op het pgb) moeten in de verordening staan.
d. voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of een persoonsgebonden budget, alsmede van misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet.
Tenslotte moet in de verordening opgenomen zijn hoe een gemeente misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet gaat bestrijden. Het gaat dan óók over een voorziening die ten onrechte is ontvangen.
Waarom een verordening?
Zoals je hierboven hebt gelezen, moeten gemeenten veel regels opstellen. Dit is dus geen gemeentelijke hobby, maar een opdracht in de wet. Maar waarom dan? Leidt dit niet tot onnodige regeldruk?
Het is goed om je te realiseren dat door deze regels voorkómen wordt dat een inwoner aan willekeur is overgeleverd. De inwoner kan zelf zien waar hij wel of niet op kan rekenen. Het besluit hoeft zo geen black box te zijn. Tenslotte kan het uitvoerders van de Jeugdwet (zoals bijvoorbeeld jeugdprofessionals) enorm ondersteunen bij het uitvoeren van hun werk! De verordening geeft namelijk o.a. richtlijnen over hoe een aanvraag beoordeeld moet worden en welke individuele voorzieningen ingezet kunnen worden.
Wat er vastgelegd moet worden in de verordening, staat dus in de wet. Maar hóe gemeenten dit doen, is per gemeente behoorlijk verschillend. Meestal zijn alle regels van de Jeugdwet uitgewerkt in één verordening jeugdhulp. Een enkele keer zijn er meerdere verordeningen over verschillende onderwerpen. Het komt ook voor (en de laatste tijd steeds meer), dat een gemeente een verordening Sociaal domein vaststelt, waarin alle regelgeving betreffende de Jeugdwet, Participatiewet en Wet maatschappelijke ondersteuning is vastgesteld. De onderstaande opdracht gaat hierover. 😊
Opdracht: Verzamel de op dit moment geldende verordening(en) Jeugdwet van jouw gemeente (of een gemeente naar keuze) en beantwoord de volgende vragen:
Welke verordeningen Jeugdwet kent jouw gemeente?
Zijn het verordeningen waarin alleen zaken voor de Jeugdwet worden geregeld of integrale verordeningen waarin ook Wmo en Participatiewet zijn verwerkt?
Lees artikel 2.9 nog eens door. Waar kan je die vier onderdelen in de verordeningen van jouw gemeente vinden?
Was het een moeilijke opdracht of kwam je er vrij gemakkelijk uit? Zo niet, vraag een collega om even mee te denken (of ben jij nu opeens de slimste van de klas 😊). Sowieso super gedaan!
Check, dubbelcheck
Ik weet wat een verordening is.
Ik weet over welke onderwerpen gemeenten eigen regels moeten opnemen in hun verordeningen volgens de Jeugdwet.
Ik zie de waarde van de verordening zowel voor beleid, uitvoering als de inwoner zelf.
Ik heb voor mijn eigen gemeente (of een gemeente naar keuze) onderzocht welke verordeningen er zijn vastgesteld voor de Jeugdwet.
Even tijd voor een pauze! We gaan de natuur naar binnen halen door naar vogelgeluiden te luisteren. Wie weet zijn jouw vrienden straks helemaal onder de indruk van jouw vogelgeluiden-herken-kunsten.
Nu je weet wat een verordening is, is het tijd om in te zoomen op de volgende belangrijke gemeentelijke documenten: de nadere regels en beleidsregels. Deze twee vormen van regels vervullen beide een andere functie. In de gemeentelijke praktijk zie je wel veel dat deze begrippen niet zuiver gebruikt worden. Vaak wordt alles beleid of beleidsregels genoemd. Lees het onderstaande dus met belangstelling, maar raak niet in de war. Aan het eind is het vooral belangrijk dat je weet dat de verordening verder wordt uitgewerkt in ‘regels’.
Nadere regels
Nadere regels zijn algemeen bindende voorschriften (ze gelden dus voor alle inwoners), net als de verordening. In nadere regels wordt de wet of de verordening verder uitgewerkt. Er moet een wettelijke basis zijn (een mogelijkheid of een opdracht in de wet of de verordening) om nadere regels te maken. Er mogen geen nieuwe regels ‘bedacht’ worden. Natuurlijk mogen de nadere regels nooit in strijd zijn met de wet of de verordening.
Een voorbeeld binnen de praktijk van de Jeugdwet is het vaststellen van een Besluit jeugdhulp (de gemeente mag de exacte titel zelf bedenken). Een verordening wordt vastgesteld door de gemeenteraad, maar nadere regels kunnen ook door het college vastgesteld worden. Het aanpassen van een verordening kan vaak wel een maand of drie of vier in de procedure zitten, dus kan het fijn zijn om zaken die jaarlijks gewijzigd moeten worden in het besluit vast te leggen. In het besluit staan bijvoorbeeld vaak de tarieven van de individuele voorzieningen, zodat op die manier makkelijk bekeken kan worden hoe hoog het maximale pgb-tarief is. Aangezien de doorlooptijd van een collegebesluit vele malen korter is dan die van een raadsbesluit, kan een besluit makkelijker periodiek aangepast worden.
Beleidsregels
In een beleidsregel legt de gemeente vast hoe zij omgaat met een bepaalde bevoegdheid. Beleidsregels zijn vaak wat praktischer dan nadere regels. In beleidsregels kunnen bijvoorbeeld handvatten staan voor jeugdprofessionals bij het toekennen van een individuele voorziening, zoals hoe belangen afgewogen moeten worden of hoe bepaalde wettelijke voorschriften moeten worden geïnterpreteerd. In tegenstelling tot nadere regels, zijn beleidsregels geen algemeen bindende voorschriften. Ze bevatten dus geen rechten en plichten voor inwoners.
Beleidsregels toegelicht in de Awb
Speciaal voor de bijtertjes nog even. Wat zegt de Awb over beleidsregels? In artikelen 4.81 tot en met 4.84 van de Awb staat een aantal aanvullende bepalingen met betrekking tot beleidsregels. Per artikel is dit de strekking:
Artikel 4.81: Er mogen alleen beleidsregels worden opgesteld als er een bevoegdheid is om nadere invulling aan te geven. De gemeenteraad moet het college in de verordening (of in de nadere regels) dus de bevoegdheid geven om beleidsregels op te mogen stellen.
Artikel 4.82: In een besluit verwijzen naar een vaste gedragslijn mag alleen als er een beleidsregel over bestaat.
Artikel 4.83: Bij het vaststellen van beleidsregels moet verwezen worden naar de wettelijke basis van de bevoegdheid die in de beleidsregels wordt uitgewerkt.
Artikel 4.84: Er mag niet van beleidsregels worden afgeweken, tenzij het voor één of meer belanghebbenden onevenredige gevolgen zou hebben.
Even verplicht voor de kwaliteitsmedewerkers
Speciaal voor de mensen die het edele beroep van kwaliteitsmedewerker uitvoeren: let vooral ook op artikel 4.82. Als er geen beleid is vastgesteld over bepaalde werkwijzen of gedragslijnen, mag deze werkwijze of gedragslijn niet als argument in de beschikking gebruikt worden om een voorziening toe te kennen of af te wijzen! En een interne werkinstructie is géén beleidsregel. 😉
Voordelen van het opstellen van beleidsregels
Het is niet verplicht voor gemeenten om beleidsregels op te stellen. Toch kan het wel handig zijn voor gemeenten om dit te doen, omdat beleidsregels een aantal voordelen kunnen hebben, zowel voor inwoners als voor medewerkers.
Door het opstellen van beleidsregels wordt inzichtelijk welke regels de gemeente hanteert. Dit creëert duidelijkheid voor zowel de inwoners als de medewerkers die de regels moeten uitvoeren. Een inwoner kan regels opzoeken. Een medewerker kan verwijzen naar bepaalde beleidsregels, zodat duidelijk wordt waarop bepaalde toe- of afwijzingen gebaseerd zijn. Daarnaast kunnen beleidsregels (net als de verordening) in bezwaar- en beroepsprocedures gebruikt worden om naar terug te verwijzen en bepaalde toe- of afwijzing te motiveren.
Opdracht: Kijk nog eens naar de verordening jeugd van jouw gemeente (of een gemeente naar keuze) en kijk of je kan vinden welke zaken uit de verordening door het college nader uitgewerkt moeten of mogen worden.
Is het duidelijk voor je hoe de door jouw gekozen gemeente de zaken heeft vastgelegd in de verordening, beleidsregels en/of nadere regels? Als het gelukt is: heel goed! Zo niet: geen probleem, want we gaan nu oefenen. Hierbij gebruiken we de gemeente Arnhem als voorbeeld. Je kunt hier alle lokale wet- en regelgeving vinden met betrekking tot de Jeugdwet voor de gemeente Arnhem.
Tip: je kunt in het zoekvenster Arnhem vervangen door de naam van jouw gemeente om zo de lokale wet- en regelgeving van jouw gemeente vinden met betrekking tot de Jeugdwet.
Welke lokale wet- en regelgeving heeft de gemeente Arnhem met betrekking tot de Jeugdwet?
Ondertussen zijn we al een heel eind met het schetsen van het juridisch kader. We hebben nog één onderwerp te gaan voordat we doorgaan naar het tweede deel: bezwaar en beroep.
Als een inwoner het niet eens is met een besluit dat de gemeente heeft genomen, kan deze persoon een bezwaarschrift indienen. De Algemene wet bestuursrecht (Awb) regelt hoe het dan verder gaat en welke procedure er gevolgd moet worden. Deze procedure is voor alle wetten hetzelfde. Het maakt dus niet uit of iemand bezwaar indient tegen een besluit op grond van bijvoorbeeld de Wmo, de Participatiewet of de Jeugdwet. In deze training nemen we vanzelfsprekend de Jeugdwet als uitgangspunt bij het bespreken van bezwaar en beroep. 😊
Wie kan waartegen in bezwaar gaan?
Als een inwoner het niet eens is met een besluit van de gemeente, mag hij in bezwaar gaan. Het is belangrijk om te weten wie dat precies mag doen. Het korte antwoord hierop is: een belanghebbende (artikel 7:1 en 8:1, Awb).
Weet je nog wie een belanghebbende is? Een belanghebbende is iemand die rechtstreeks belang heeft bij het besluit van de gemeente. Een vader mag dus in beroep gaan tegen het besluit dat er geen vervoersvoorziening voor zijn dochter wordt ingezet, maar de buurvrouw die medelijden heeft met het drukke schema van de vader mag dit niet.
Waartegen kan een belanghebbende in bezwaar gaan?
De volgende belangrijke vraag die we moeten beantwoorden is: waartegen kan een belanghebbende in bezwaar gaan? Het antwoord hierop is simpel: een belanghebbende kan tegen alle besluiten van de gemeente in bezwaar gaan.
Alleen tegen besluiten? Nee, ook tegen het niet-besluiten kan iemand in bezwaar gaan, bijvoorbeeld als de gemeente schriftelijk heeft geweigerd om een besluit te nemen en wanneer de aanvraag buiten behandeling wordt gesteld (artikel 6:2 Awb).
In de praktijk zal de bezwaar- en beroepsprocedure vooral voorkomen bij afwijzingen van jeugdhulp of gaan over details van de toegekende jeugdhulp. Om een beetje een beeld te krijgen waar het dan over kan gaan, hebben we hieronder wat voorbeelden:
Je aanvraag voor jeugdhulp wordt niet behandeld, omdat de gemeente van mening is dat de gevraagde informatie na een hersteltermijn niet is aangeleverd.
Je aanvraag voor jeugdhulp is afgewezen omdat de gemeente van mening is dat de hulpvraag voldoende op te lossen is met behulp uit het sociaal netwerk.
De jeugdhulp is toegekend voor 2 uur per week, terwijl jij van mening bent dat er 4 uur ondersteuning nodig is om de hulpvraag voldoende op te lossen.
De jeugdhulp wordt toegekend en de gemeente vindt dat jeugdhulpaanbieder X passende hulp kan bieden. Jij bent het hier niet mee eens en wilt via een pgb de hulp zelf inkopen.
Er zijn ook enkele zaken waartegen een gezin géén bezwaar kan maken. Zo kan er geen bezwaar gemaakt worden tegen de Jeugdwet, de verordening of de nadere regels zelf. Ook kan er geen bezwaar gemaakt worden indien de gemeente geen beslissing neemt binnen de wettelijke beslistermijn van acht weken. Wel kan er een dwangsom geëist worden. De inwoner moet de gemeente dan in gebreke stellen. Wanneer er dan nog geen besluit komt (binnen twee weken), heeft de inwoner recht op een dwangsom.
Behandeling van een bezwaarschrift
We schetsen de behandeling van het bezwaarschrift even kort, zodat je hier een beeld van hebt.
Als een inwoner het niet eens is met een besluit, kan hij bezwaar aantekenen. Hij stuurt dan een bezwaarschrift. Het is verplicht om in het besluit te zetten hoe iemand bezwaar moet maken (bezwaarclausule). Als de inwoner binnen 6 weken na ontvangst van het besluit het bezwaarschrift indient en de juiste informatie erin heeft gezet, kan het bezwaarschrift behandeld worden.
In grote gemeenten zal de behandeling van een bezwaarschrift vaak door een juridische afdeling gedaan worden, in kleinere gemeenten vaak door de kwaliteitsmedewerker of de medewerker bezwaar en beroep. Zowel de jeugdprofessional als de kwaliteitsmedewerker of medewerker bezwaar en beroep zullen in de tussentijd het besluit nogmaals onderzoeken en nalopen. Het bezwaarschrift zal ook worden uitgeplozen. Wat zijn de exacte bezwaren van de inwoner? Waarom is deze het niet eens met het besluit? Ook worden de wet, de nadere regels en de beleidsregels bestudeerd én wordt beoordeeld of het besluit voldoet aan de Abbb (ken je ze nog?).
Denkt de medewerker dat het besluit juist is, dan schrijft hij een verweerschrift. De inwoner mag natuurlijk ook nog zijn mening geven en wordt uitgenodigd voor een hoorzitting. Vaak is dit een onafhankelijke bezwaarcommissie. Deze commissie geeft advies en de gemeente neemt het besluit of de inwoner wordt in het gelijk gesteld of niet (gegrond of ongegrond).
Is de inwoner het niet eens met het besluit op bezwaar, dan kan hij in beroep bijde rechtbank en tenslotte naar de Centrale Raad van Beroep (en dan wordt de uitspraak dus bindend voor iedereen).
Wat moet ik met deze info als beleidsmedewerker? Nou dit: het wil nog wel eens voorkomen dat een bezwaarschrift gegrond verklaard moet worden, omdat het beleid rammelt. Het is bijvoorbeeld niet duidelijk en voor meerdere interpretaties vatbaar of gedateerd en sluit niet meer aan op de praktijk. Op deze manier kunnen ook bezwaarschriften een wake-up call zijn om beleid te maken, aan te scherpen of te verbeteren.
TIP
Ga eens bij de gemeente waar jij werkt na hoe de bezwaarprocedure verloopt.
Check, dubbelcheck
Ik weet waartegen een bezwaar ingediend kan worden.
Zo, het eerste deel van deze module zit er nu echt op! Tijd voor een kleine pauze voordat we verder gaan met de tweede helft van de module.
We hebben het allemaal vaak genoeg gehoord, maar het doen is soms een ander verhaal: wandelen is gezond! Een blokje om in de frisse buitenlucht is niet alleen goed voor je lichaam, maar ook voor je mentale welzijn. Tijd om de informatie van de juridische kaders even te laten rusten en je gedachten te verzetten. Zo kan je zo meteen hopelijk met frisse moed weer verder!
Liever niet naar buiten? Kom dan in beweging door een stukje verder door kantoor te lopen, bijvoorbeeld naar een koffieautomaat of toilet op een andere verdieping.
We gebruiken cookies voor een goede werking van onze website. Met het plaatsen van deze cookies verzamelen we geen persoonsgegevens! Voor meer informatie bekijk ons cookiebeleid.AkkoordCookiebeleid