Minimaregelingen
Gemeenten ontvangen van het Rijk geld om armoede te voorkomen en bestrijden bij hun inwoners. Dat geld zit voor een deel in specifieke uitkeringen, zoals de Klijnsmagelden die zijn gericht op het bestrijden van de gevolgen van stille armoede bij kinderen. Een deel is toegevoegd aan het budget dat gemeenten ontvangen voor de uitvoering van de Participatiewet en een deel stellen gemeenten uit eigen middelen beschikbaar om inwoners met een laag inkomen te ondersteunen.
Gemeenten zijn vrij om invulling te geven aan de manier waarop zij dat doen. Zo zie je dat veel gemeenten meedoen-regelingen en stadspassen hebben en deelnemer zijn van het Jeugd- Cultuurfonds en Jeugdsportfonds. Dit maakt het mogelijk dat mensen met een laag inkomen tegen verlaagd tarief, of soms zelfs gratis, deel kunnen nemen aan sociaal-culturele activiteiten of lid kunnen worden van een sportclub. Toegang tot deze regelingen is zeker niet beperkt tot mensen met een bijstandsuitkering, maar is er ook voor mensen met een inkomen net boven bijstandsniveau. Gemeenten hebben beleidsvrijheid om zelf te bepalen hoe hoog dat inkomen mag zijn om voor een gemeentelijke regeling in aanmerking te komen. Door de gemeentelijke beleidsvrijheid zijn er veel verschillen tussen gemeenten in de regelingen en voorzieningen waar inwoners met een laag inkomen gebruik van kunnen maken. Wij noemen hieronder de belangrijkste regelingen.
Bijzondere bijstand
Wanneer mensen worden geconfronteerd met noodzakelijke kosten die zij vanuit hun inkomen niet kunnen betalen, kunnen zij een beroep doen op bijzondere bijstand. Dit komt bekend voor toch? Dit hebben we namelijk ook al kort voorbij zien komen in module 2. Bijzondere bijstand is een regeling voor vergoeding van noodzakelijke kosten die voortvloeien uit bijzondere individuele omstandigheden.
Denk bijvoorbeeld aan een mevrouw met een laag inkomen, zonder vermogen en met schulden, die onder bewind wordt gesteld door de rechtbank. Zij moet kosten voor bewindvoering betalen aan haar bewindvoerder, maar dit lukt niet door haar situatie. Omdat het noodzakelijke kosten zijn (er ligt immers een uitspraak van de rechtbank) die voorvloeien uit bijzondere individuele omstandigheden (niet iedereen staat zomaar onder bewind), kan mevrouw aanspraak maken op bijzondere bijstand.
De hoogte van de bijzondere bijstand is afhankelijk van de financiële draagkracht van de inwoner (het deel van de kosten dat iemand op basis van zijn inkomen, zelf zou moeten kunnen betalen).
Individuele inkomenstoeslag (IIT)
Mensen die langdurig aangewezen zijn op een inkomen op of rond het sociaal minimum (bijstandsniveau) kunnen een aanvraag indienen voor toekenning van een individuele inkomenstoeslag (IIT). In de Participatiewet is vastgelegd dat iemand minimaal 36 maanden aaneengesloten een inkomen moet hebben beneden de door de gemeente gestelde inkomensgrens. Aanvullende eis is dat de persoon gedurende deze periode aan de verplichtingen verbonden aan de Participatiewet heeft voldaan. Wat betekent dat aan iemand in die periode geen boete of maatregel is opgelegd. De IIT is één keer per jaar aan te vragen, dus op zijn vroegst na 36 maanden wanneer je een bijstandsuitkering ontvangt. Je kan het zien als een extraatje voor inwoners met een inkomen op of net boven bijstandsniveau. De toeslag is vrij te besteden, bijvoorbeeld om rekeningen van te betalen.
Gemeenten hebben de vrijheid om zelf te bepalen hoe hoog de IIT is voor de verschillende leefvormen (alleenstaand, alleenstaande ouder of echtpaar, al dan niet kosten delend). Datzelfde geldt voor het vaststellen van een inkomensgrens. Zo kunnen gemeenten de eis stellen dat iemand de afgelopen 36 maanden een inkomen heeft gehad van maximaal 130% van het wettelijk minimumloon. Daarnaast kan er een grens worden gesteld aan het vermogen dat iemand maximaal mag hebben. Dit betekent dat iemand met een vermogen boven een bepaald bedrag geen aanspraak kan maken op een individuele inkomenstoeslag, maar eerst moet interen op het eigen vermogen.
Studietoeslag
De studietoeslag, voorheen Individuele studietoeslag geheten, is een regeling binnen de Participatiewet en is een vorm van inkomensondersteuning voor leerlingen of studenten vanaf 18 jaar, die in verband met een medische oorzaak structureel niet kunnen bijverdienen naast hun opleiding of studie. De studietoeslag is vrij te besteden en kan bijvoorbeeld worden gebruikt om studie- of woonkosten te betalen. Om de toeslag te mogen ontvangen, dient de leerling of student recht te hebben op studiefinanciering of een tegemoetkoming op basis van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (Wtos). Per schooljaar kan er één aanvraag worden ingediend. De toeslag kan maximaal 5 jaar worden aangevraagd. De minimale hoogte van de studietoeslag per leeftijd én de hoogte van de vrijlating van een stagevergoeding is landelijk bepaald. Deze bedragen worden ieder half jaar opnieuw vastgesteld. Gemeenten moeten dus een minimumbedrag per leeftijd (bijvoorbeeld 21 jaar of ouder) uitkeren, maar mogen ook meer betalen. Daardoor kan de hoogte van de studietoeslag per gemeente verschillen.
Kindpakketregelingen
Voor inwoners met een laag inkomen kan het financieel lastig zijn om hun kinderen mee te laten doen met bepaalde (buitenschoolse) activiteiten. Denk hierbij aan sport- of muziekles of het meegaan op schoolreisjes. Kindpakketregelingen zijn regelingen voor inwoners met een laag inkomen met kinderen onder de 18 jaar. Deze kindpakketregelingen zijn sterk gemeentelijk bepaald. Sommige gemeenten bieden een beperkt pakket aan, bijvoorbeeld dat kinderen twee keer per jaar kleding kunnen kopen of met korting naar uitjes kunnen. Andere gemeenten bieden veel meer, bijvoorbeeld een gratis computer, fiets, zwemlessen, zwembadkaartjes, uitjes… Noem maar op!
Collectieve (aanvullende) zorgverzekering (CAZ)
In Nederland is het verplicht om een ziektekostenverzekering te hebben. Voor inwoners met een laag inkomen zijn er collectieve zorgverzekeringen. Een collectieve zorgverzekering is goedkoper dan een reguliere zorgverzekering. Gemeenten maken namelijk onderling afspraken met zorgverzekeraars en dat resulteert in korting op de ziektekostenverzekering. De belangrijkste voorwaarde is dat een inwoner een laag inkomen heeft en weinig vermogen. Gemeenten voeren jaarlijks een hercontrole uit om te bepalen of de inwoner nog aan de voorwaarden voldoet. Zo’n hercontrole geldt trouwens voor de meeste voorzieningen die niet incidenteel, maar doorlopend zijn. Een voorbeeld hiervan is bijzondere bijstand voor bewindvoering (hercontrole bewind).
Sinds 2023 is de collectiviteitskorting op de basiszorgverzekering verdwenen. Reden daarvoor is dat veel zorgverzekeraars hun basispremie verhoogden om vervolgens een korting te geven. Een sigaar uit eigen doos dus… Gemeenten blijven wel vrij om collectiviteitskortingen op de aanvullende ziektekostenverzekering af te spreken met zorgverzekeraars. Daarnaast mogen zij hun inwoners een premiebijdrage blijven geven.
Kwijtschelding gemeentelijke belastingen
Een andere vorm van gemeentelijk minimabeleid is het kwijtschelden van belastingen (heffingen). Alle inwoners zijn verplicht om gemeentelijke belastingen te betalen. Inwoners met een laag inkomen kunnen hun belasting op afvalstoffen, riolering of honden (deels) laten kwijtschelden. Ook de waterschappen kennen een dergelijke regeling voor de waterschapsbelasting. Er wordt daarbij gekeken naar het inkomen en vermogen van de inwoner. Op basis daarvan wordt er beoordeeld of en welk bedrag de inwoner kan missen, en welk deel dus kan worden kwijtgescholden.
Check, dubbelcheck
- Ik kan uitleggen wat minimaregelingen zijn en voor welke inwoners deze regelingen zijn bedoeld.
- Ik weet meer over hoe gemeenten hun minimaregelingen kunnen vormgeven.
- Ik ken de meest voorkomende minimaregelingen en kan daarbij een voorbeeldsituatie bedenken.