Verschillende beginselen van de Algemene beginselen van behoorlijk bestuur (Abbb) zijn terug te vinden in de wet, zoals in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) die we in deze module hebben gezien. Als het goed is, heb je er al een paar kunnen vinden. De beginselen in de Awb zijn:
- Zorgvuldigheidsbeginsel
- Motiveringsbeginsel
- Fair-play beginsel
- Verbod op misbruik van bevoegdheid (of: détournement de pouvoir)
- Evenredigheidsbeginsel
Een bestuursorgaan moet zich houden aan het zorgvuldigheidsbeginsel. Dit betekent dat een bestuursorgaan zorgvuldig te werk moet gaan voordat het een besluit neemt door relevante feiten te verzamelen, belangen af te wegen en procedureregels te volgen. Herkenbaar? Het voorbereiden van een besluiten, verzamelen van feiten en het afwegen van belangen staat namelijk in hoofdstuk 3 en hoofdstuk 4 van de Awb (artikel 3.2, 3.9, 3.13, 4.7 en 4.8).
Achtergrondinformatie: Het werken voor de overheid moet in alle gevallen zorgvuldig gebeuren. Een bijstandsgerechtigde kan bijvoorbeeld vragen om inzage in zijn dossier en zo checken of alle documenten erin zitten en of alle feiten zijn meegewogen bij de besluiten.
Volgens het motiveringsbeginsel moet een besluit van een bestuursorgaan altijd goed gemotiveerd zijn: de feiten moeten kloppen en de motivering moet logisch en begrijpelijk zijn. In sommige gevallen kan de motivering achterwege blijven als hier redelijkerwijs geen behoefte aan is. De basis van het motiveringsbeginsel hebben vinden we in artikel 3.46-3.50 van de Awb.
Achtergrondinformatie: Het motiveringsbeginsel is één van de belangrijkste Abbb’s van de uitvoering binnen het sociaal domein. De inwoner heeft er recht op dat in een beschikking (je weet toch nog steeds wel wat dat is, toch? 😊) goed wordt gemotiveerd waarom er juist dit besluit is genomen. Vaak worden de wetsartikelen genoemd, maar eigenlijk is het nog veel belangrijker dat in woorden wordt uitgelegd in de inwoner waarom dit besluit genomen is. Het komt nogal eens voor in een bezwaarprocedure dat een beschikking onvoldoende gemotiveerd blijkt te zijn. In dat geval krijgt het college (maar via hen jij als uitvoerder) de opdracht om dat nog maar eens over te doen.
Het fair-play beginsel betekent dat het bestuursorgaan diens taak vervult zonder vooringenomenheid. Dit houdt in dat een besluit eerlijk behandeld moet worden, zonder dat personen met een persoonlijk belang invloed hebben op de besluitvorming. Dit is te zien in artikel 2.4 van de Awb.
Volgens de algemene beginselen van behoorlijk bestuur geldt er een verbod op misbruik van bevoegdheid (of détournement de pouvoir). Dit betekent dat een bestuursorgaan de bevoegdheid tot het nemen van een besluit alleen mag gebruiken voor het doel waarvoor het verleend is, aldus het verbod op misbruik van bevoegdheid en artikel 3.3 van de Awb.
Achtergrondinformatie: Zelfs na heel lang Googelen en nadenken, hebben we nog geen duidelijk voorbeeld gevonden uit de praktijk van het sociaal domein. Een beginsel uit de Algemene verordening gegevensbescherming (Avg), namelijk doelbindingsbeginsel, lijkt wel veel op dit beginsel en komt juist wel vaak voor. Het doelbindingsbeginsel betekent dat je informatie die je hebt gekregen niet (zondermeer) mag gebruiken voor een ander doel. De informatie die je krijgt in het kader van een melding Jeugdwet, mag niet ook gebruikt worden voor de Participatiewet of de Wet maatschappelijke ondersteuning. Het toverwoord is hier natuurlijk transparantie en overleg. In overleg met de inwoner zal er juist wel heel veel mogelijk zijn.
Het vijfde en laatste beginsel van behoorlijk bestuur dat we vinden in de Awb is het evenredigheidsbeginsel. Dit wordt ook wel het verbod op willekeur genoemd. Volgens het evenredigheidsbeginsel moeten de negatieve gevolgen van een besluit evenredig zijn en zo veel mogelijk beperkt blijven. Dit is te lezen in artikel 3.4 van de Awb.
Al met al zijn er toch heel wat regels waar bestuursorganen zich aan moeten houden, maar we zijn nog niet klaar. Op naar de rest van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur die niet in de Awb staan.
Check, dubbelcheck
- Ik ken de beginselen die in de Awb staan.
- Ik weet waar ik de beginselen terug kan vinden in de Awb.
- Ik snap de besproken beginselen.