Zo, het tweede deel zit erop. Tijd voor pauze! We hebben weer een leuk pauzenummer voor je om je hersenen even op een andere manier te prikkelen.
Tijdens de coronapandemie heb je waarschijnlijk regelmatig aan de buis gekluisterd gezeten als er weer een nieuwe persconferentie was, toch? Dan is je zeker niet ontgaan dat Nederland een nieuwe BN’er rijker is. Doventolk Irma, wie kent haar niet! Ondanks dat zij voor menig Nederlander de persconferenties een stuk leuker heeft gemaakt om te kijken, is het werk van een doventolk natuurlijk erg belangrijk. Zeker tijdens een crisis zoals de coronapandemie waar we zo nu en dan zijn overspoeld met informatie. Klik hier voor een compilatie met het beste van Irma 😊.
Maar of dat doventolken nou zo makkelijk en vlot gaat als op tv, is nog maar de vraag. Dit mag jij nu zelf gaan ondervinden! Hieronder zie je een overzicht van het Nederlandse handalfabet. Probeer voor jezelf eens uit of het lukt om je naam te spellen, je functie of waar je vandaan komt. Wie weet lukt het je zelfs om een zinnetje te maken: ik ben Pietje, woon in gemeente Puk en werk daar als beleidsmedewerker schulddienstverlening 😊 Â
Als niet alle schuldeisers akkoord gaan, houdt het minnelijke traject op. In dat geval kan de inwoner de rechter vragen om toelating tot een wettelijk traject. Zo’n wettelijke traject wordt geregeld in de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp). De inwoner wordt door de gemeente geholpen bij het indienen van de aanvraag. Daarna houdt de taak van de gemeente op. De rechter beslist over de toelating.
Na toelating krijgt de inwoner een bewindvoerder toegewezen. Deze bewindvoerder zorgt ervoor dat er zoveel mogelijk schulden worden afbetaald. Daarnaast controleert de bewindvoerder of de inwoner zich gedurende het traject aan de afspraken houdt. De bewindvoerder beheert het inkomen van de inwoner. Het inkomen, op het vrij te laten bedrag na, wordt gebruikt om de schulden af te lossen.
Een inwoner die is toegelaten tot een Wsnp-traject heeft een aantal plichten:
Afdrachtverplichting: het meerdere inkomen boven het vrij te laten bedrag moet worden overgemaakt op een spaarrekening, waarmee na 1,5 jaar de schulden af worden betaald.
Inlichtingenplicht: de inwoner is verplicht om alle belangrijke veranderingen in de persoonlijke situatie door te geven aan de bewindvoerder.
Inspanningsverplichting: de inwoner moet zoveel mogelijk inkomen proberen te verdienen, zodat er zo veel mogelijk schulden kunnen worden afgelost.
De inwoner mag geen nieuwe schulden maken.
De Wsnp stopt na 1,5 jaar, 3 jaar (instroom vóór 1 juli 2023) en in bijzondere gevallen pas na 5 jaar. Een rechter oordeelt hierover. Als de inwoner zich gedurende het traject aan alle afspraken gehouden heeft, kan hij aanspraak maken op een ‘schone lei’. Schuldeisers kunnen eventuele restschulden dan niet meer opeisen. Als er door tussentijdse beëindiging van de Wsnp geen ‘schone lei’ wordt verleend, dan blijven de schulden en daarmee de financiële problemen bestaan. Inwoners kunnen in beroep gaan tegen het stopzetten van het Wsnp-traject.Â
NazorgÂ
Zoals we bij de paragraaf over preventie al zagen, is voorkomen beter dan genezen. Daarom wordt er gedurende het gehele schuldhulpverleningstraject ingezet op het vergroten van de financiële zelfredzaamheid van de inwoner. Ook na het afronden van het traject kan dit proces worden voorgezet om herhaling (recidive) te voorkomen. Bij de nazorg houdt de schuldhulpverlener een vinger aan de pols. Soms is er een periode waarin inwoners wordt geleerd om meer grip op hun financiën te houden. Soms wordt het gedwongen budgetbeheer door een door de Rechtbank aangewezen bewindvoerder op vrijwillige basis voortgezet. Bovendien heeft de inwoner, als het goed is, geleerd om vroegtijdig hulp in te schakelen wanneer nieuwe financiële problemen dreigen te ontstaan. Â
Check, dubbelcheck
Ik weet hoe het wettelijke schuldhulpverleningstraject werkt.
Ik kan wat vertellen over de nazorg na afronding van het (minnelijke of wettelijke) schuldhulptraject.
Als de situatie stabiel is, wordt er gekeken naar het aflossen van de schulden. De schuldhulpverlener zet alle schulden af tegen het beschikbare inkomen van de inwoner. Kan de inwoner de schulden binnen 1,5 jaar volledig aflossen? Dan maakt de schuldhulpverlener betalingsafspraken tussen inwoner en schuldeiser. Zolang de inwoner zich aan de afspraken houdt, is hij na 1,5 jaar schuldenvrij en ontvangt de schuldeiser zijn geld volledig terug. Tot 1 juli 2023 was deze termijn 3 jaar. Om de drempel naar hulpverlening te verlagen en mensen sneller van hun schulden af te laten komen, is de termijn met de helft verkort.
Kan de inwoner echter zijn schulden niet volledig aflossen binnen 1,5 jaar? Dan kan de gemeente een minnelijk traject starten: een bemiddelingspoging waarbij aan de voorkant wordt afgesproken hoeveel de inwoner terug kan betalen. Het restant van de schuld wordt bij het nakomen van de afspraken kwijtgescholden (finale kwijting). Om voor een dergelijk traject in aanmerking te kunnen komen, moet de inwoner aan verschillende voorwaarden voldoen. Zo moet de inwoner:
geen nieuwe schulden maken;
tijdig de vaste lasten betalen;
de maximale afloscapaciteit inzetten om de schulden af te betalen.
Het doel van het minnelijke traject is om een zo groot mogelijk deel van de schulden af te lossen. Hiervoor behoudt de inwoner alleen het deel van zijn inkomen dat hij nodig heeft om boodschappen te doen en zijn vaste lasten te betalen. Dit wordt het ‘vrij te laten bedrag’ genoemd. De rest van het inkomen wordt gebruikt om schulden af te lossen. De schuldhulpverlener berekent hoe hoog dit bedrag zal zijn en doet op basis hiervan een voorstel aan de verschillende schuldeisers.
Als de schuldeisers akkoord gaan met de afspraken en de inwoner zich gedurende 1,5 jaar aan bovenstaande afspraken houdt, is die na 1,5 jaar schuldenvrij en heeft die een zogenaamde ‘schone lei’.Â
Als de schuldeisers niet akkoord gaan of niet willen meewerken aan het saneringsvoorstel, zonder dat daar een goede reden aan ten grondslag ligt, kan er een dwangakkoord worden opgelegd door een rechter. De rechter dwingt daarmee de schuldeisers om akkoord gaan met het saneringsvoorstel.Â
Check, dubbelcheck
Ik weet meer over het schuldhulpverleningstraject op inhoud en weet aan welke voorwaarden iemand moet voldoen om ervoor in aanmerking te komen.
Ik kan iets vertellen over hoe het minnelijk schuldhulpverleningstraject verloopt.
Hulp bij schulden wordt geboden door een schuldhulpverlener. Het is belangrijk dat de toegang tot schuldhulpverlening breed toegankelijk en laagdrempelig is. Nadat een inwoner zich gemeld heeft, dient de gemeente binnen 4 weken een gesprek aan te gaan. Als er sprake is van een acute noodsituatie, dient de inwoner zelfs binnen 3 dagen gesproken te worden. Bij een noodsituatie kun je denken aan een woningontruiming of afsluiting van gas, water of stroom. In het gesprek met de inwoner moet worden vastgesteld wat de hulpvraag is en er een traject voor schuldhulpverlening nodig is.
Als er een schuldhulpverleningstraject nodig is, dan volgt een intake waarbij de financiële en persoonlijke situatie van de inwoner in kaart wordt gebracht. Op basis van de intake maakt de schuldhulpverlener een plan van aanpak. Om te voorkomen dat de schulden van de inwoner verder oplopen, moet de financiële situatie eerst gestabiliseerd worden. Stabiliseren wordt gedaan door inkomsten en uitgaven in balans te brengen. Om minder zelfredzame inwoners te ontlasten en stress te verminderen, kan de schuldhulpverlener tijdens het gehele traject verschillende vormen van financiële begeleiding inzetten. Voorbeelden hiervan zijn ondersteuning vanuit vrijwilligersorganisaties, budgetcoaching, budgetbeheer of zelfs beschermingsbewind.
Check, dubbelcheck
Ik weet globaal hoe het moment van aanmelding tot intake schuldhulpverlening werkt binnen de gemeente.
Ik kan een paar manieren benoemen hoe (minder zelfredzame) inwoners tijdens een schuldhulpverleningstraject kunnen worden ondersteund bij de aanpak van hun financiële problemen.
Je kent het credo vast wel: voorkomen is beter dan genezen. Dat geldt ook voor financiële problemen. Om die reden staat de preventie van schuldenproblematiek bij veel gemeenten hoog op de agenda. Gemeenten richten zich tot risicogroepen door het geven van voorlichting, plaatsen van advertenties via social media, bevorderen van financiële vaardigheden bij jongeren en vroegtijdig en laagdrempelig aanbieden van hulp bij financiële vragen. Vaak wordt dit gedaan door het inschakelen van organisaties zoals Humanitas of plaatselijke welzijnsorganisaties, ouderenbonden, scholierenvoorlichting of vrijwilligersorganisaties. Deze organisaties kunnen zich bijvoorbeeld richten op hulp bij budgetteren of bij het aanvragen van regelingen voor inwoners met een laag inkomen.
Het Rijk heeft in samenwerking met de Nederlandse Schuldhulproute (NSR) de website Geldfit geïnitieerd. Via deze website kun je een test doen om te zien hoe je er financieel voorstaat. Ook worden tips en tricks gedeeld om je geldzaken op orde te krijgen. Best handig dus!
VroegsignaleringÂ
Door vroegsignalering proberen gemeenten inwoners met beginnende financiële problemen in beeld te krijgen. Door tijdig hulp te bieden kan ernstiger nadeel voor deze inwoners en de maatschappij voorkomen worden. Bij vroegsignalering vertrouwt de gemeente veelal op maatschappelijke organisaties. Zij zijn vaak in staat om met inwoners in contact te komen die bij de gemeente niet in beeld zijn. Maar door hun brede taken binnen het sociaal domein hebben gemeenten steeds vaker en eerder een beeld bij de financiële situatie van hun inwoners. Inwoners worden meer en meer gewezen op de mogelijkheid voor het vinden van hulp. Waar nodig, en met toestemming van de inwoner, wordt er warm overgedragen binnen de verschillende vakgebieden binnen het sociaal domein (Participatiewet, Wmo, Jeugdwet en Wgs).
Sinds 1 januari 2021 is de vroegsignalering van betalingsachterstanden in de vaste lasten als taak voor gemeenten vastgelegd in de Wet gemeentelijke schulddienstverlening(Wgs). Vanaf deze datum moeten verhuurders, zorgverzekeraars en leveranciers van gas, water en stroom betalingsachterstanden melden bij de gemeente, wanneer de betaling (na aanmaning) achterwege blijft en er geen betalingsregeling wordt getroffen. De gemeente is wettelijk verplicht om na een dergelijke melding binnen vier weken contact op te nemen met de betreffende inwoner om hulp aan te bieden.Â
Check, dubbelcheck
Ik weet hoe gemeenten invulling kunnen geven aan preventie van schuldenproblematiek.
Ik weet wat de taak is van gemeente op het gebied van vroegsignalering en kan daar voorbeelden van geven. Â
In Nederland hebben honderdduizenden gezinnen te maken met problematische schulden. Schulden zijn vaak het gevolg van een onverwacht ‘life-event’, bijvoorbeeld een scheiding, baanverlies of het ongepland krijgen van kinderen. Er heerst nog altijd een taboe op het praten over schulden. Hierdoor zoeken mensen vaak geen hulp of pas te laat. Ondertussen lopen bij deze mensen de financiële problemen op en daarmee veelal ook hun financiële stress. Â
Wet gemeentelijke schulddienstverlening (Wgs)Â
Met de invoering van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) hebben gemeenten per 1 juli 2012 de taak gekregen om invulling te geven aan een integrale schulddienstverlening. Het gaat daarbij niet alleen om het ondersteunen van inwoners bij het oplossen van hun schulden, maar ook om het helpen opheffen van de omstandigheden die een rol spelen in het ontstaan en voortduren van de schuldsituatie. De aanpak van schulden wordt integraal opgezet (rekening houdend met meerdere leefgebieden), vanwege de verwevenheid van schulden met andere problemen. Sinds de invoering van de Wgs (minnelijke schuldsanering) zien we in de cijfers van het CBS een forse afname van het aantal wettelijke schuldsaneringen:Â
Sinds 1 januari 2021 zijn er wijzigingen op de Wgs van kracht met als doel een betere vroegsignalering, ontzorging van de inwoner en het creëren van meer rechtszekerheid. Door de inwoners tijdig te bereiken en hen op een passende manier ondersteuning te bieden, kan escalatie van financiële problemen worden voorkomen. Hierdoor blijven gevolgen voor de inwoner en de samenleving beperkt.
Relatie Wgs tot de ParticipatiewetÂ
Ook een aanzienlijk deel van de bijstandsgerechtigde gezinnen in Nederland heeft te maken met problematische schulden. De stress die hiermee gepaard gaat, kan een belemmering vormen voor het vinden en behouden van werk, en voor de deelname aan allerlei maatschappelijke activiteiten. Kinderen van ouders met een laag inkomen en schulden hebben een grotere kans op een achterstand in hun ontwikkeling.
Samenwerking tussen de Participatiewet, met de nadruk op het vinden en behouden van betaald werk, en de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) is van belang om de levens van deze gezinnen weer op de rit te krijgen. Zeker omdat in een schuldsaneringstraject vaak de voorwaarde wordt gesteld dat iemand zich aantoonbaar inspant om naar vermogen inkomen te verwerven. Het is immers de bedoeling dat ook de schuldeisers zo maximaal mogelijk tegemoet worden gekomen in de betaling van openstaande schulden (vorderingen). Financiële stabiliteit zorgt er bovendien voor dat mensen beter in hun vel zitten en daardoor minder snel uitvallen op hun werk. Â
Check, dubbelcheck
Ik weet hoe financiële problemen kunnen ontstaan en wat de gevolgen daarvan kunnen zijn.
Ik weet dat gemeenten de taak hebben om invulling te geven aan een integrale schulddienstverlening.
Zo, het eerste deel zit erop! Goed gedaan. Tijd voor wat ontspanning. Pak lekker iets te eten en te drinken. Als je er weer klaar voor bent, gaan we eerst even je hersenen opnieuw activeren. Misschien ken je hem wel van vroeger: waar is Wally? Kun jij hem vinden?
Hierna gaan we verder met het onderwerp schuldhulpverlening. Succes!
Gemeenten ontvangen van het Rijk geld om armoede te voorkomen en bestrijden bij hun inwoners. Dat geld zit voor een deel in specifieke uitkeringen, zoals de Klijnsmagelden die zijn gericht op het bestrijden van de gevolgen van stille armoede bij kinderen. Een deel is toegevoegd aan het budget dat gemeenten ontvangen voor de uitvoering van de Participatiewet en een deel stellen gemeenten uit eigen middelen beschikbaar om inwoners met een laag inkomen te ondersteunen.
Gemeenten zijn vrij om invulling te geven aan de manier waarop zij dat doen. Zo zie je dat veel gemeenten meedoen-regelingen en stadspassen hebben en deelnemer zijn van het Jeugd- Cultuurfonds en Jeugdsportfonds. Dit maakt het mogelijk dat mensen met een laag inkomen tegen verlaagd tarief, of soms zelfs gratis, deel kunnen nemen aan sociaal-culturele activiteiten of lid kunnen worden van een sportclub. Toegang tot deze regelingen is zeker niet beperkt tot mensen met een bijstandsuitkering, maar is er ook voor mensen met een inkomen net boven bijstandsniveau. Gemeenten hebben beleidsvrijheid om zelf te bepalen hoe hoog dat inkomen mag zijn om voor een gemeentelijke regeling in aanmerking te komen. Door de gemeentelijke beleidsvrijheid zijn er veel verschillen tussen gemeenten in de regelingen en voorzieningen waar inwoners met een laag inkomen gebruik van kunnen maken. Wij noemen hieronder de belangrijkste regelingen.
Bijzondere bijstandÂ
Wanneer mensen worden geconfronteerd met noodzakelijke kosten die zij vanuit hun inkomen niet kunnen betalen, kunnen zij een beroep doen op bijzondere bijstand. Dit komt bekend voor toch? Dit hebben we namelijk ook al kort voorbij zien komen in module 2. Bijzondere bijstand is een regeling voor vergoeding van noodzakelijke kosten die voortvloeien uit bijzondere individuele omstandigheden.
Denk bijvoorbeeld aan een mevrouw met een laag inkomen, zonder vermogen en met schulden, die onder bewind wordt gesteld door de rechtbank. Zij moet kosten voor bewindvoering betalen aan haar bewindvoerder, maar dit lukt niet door haar situatie. Omdat het noodzakelijke kosten zijn (er ligt immers een uitspraak van de rechtbank) die voorvloeien uit bijzondere individuele omstandigheden (niet iedereen staat zomaar onder bewind), kan mevrouw aanspraak maken op bijzondere bijstand.
De hoogte van de bijzondere bijstand is afhankelijk van de financiële draagkracht van de inwoner (het deel van de kosten dat iemand op basis van zijn inkomen, zelf zou moeten kunnen betalen).Â
Gemeenten hebben de vrijheid om zelf te bepalen hoe hoog de IIT is voor de verschillende leefvormen (alleenstaand, alleenstaande ouder of echtpaar, al dan niet kosten delend). Datzelfde geldt voor het vaststellen van een inkomensgrens. Zo kunnen gemeenten de eis stellen dat iemand de afgelopen 36 maanden een inkomen heeft gehad van maximaal 130% van het wettelijk minimumloon. Daarnaast kan er een grens worden gesteld aan het vermogen dat iemand maximaal mag hebben. Dit betekent dat iemand met een vermogen boven een bepaald bedrag geen aanspraak kan maken op een individuele inkomenstoeslag, maar eerst moet interen op het eigen vermogen.
Voor inwoners met een laag inkomen kan het financieel lastig zijn om hun kinderen mee te laten doen met bepaalde (buitenschoolse) activiteiten. Denk hierbij aan sport- of muziekles of het meegaan op schoolreisjes. Kindpakketregelingen zijn regelingen voor inwoners met een laag inkomen met kinderen onder de 18 jaar. Deze kindpakketregelingen zijn sterk gemeentelijk bepaald. Sommige gemeenten bieden een beperkt pakket aan, bijvoorbeeld dat kinderen twee keer per jaar kleding kunnen kopen of met korting naar uitjes kunnen. Andere gemeenten bieden veel meer, bijvoorbeeld een gratis computer, fiets, zwemlessen, zwembadkaartjes, uitjes… Noem maar op!Â
Collectieve (aanvullende) zorgverzekering (CAZ)Â
In Nederland is het verplicht om een ziektekostenverzekering te hebben. Voor inwoners met een laag inkomen zijn er collectieve zorgverzekeringen. Een collectieve zorgverzekering is goedkoper dan een reguliere zorgverzekering. Gemeenten maken namelijk onderling afspraken met zorgverzekeraars en dat resulteert in korting op de ziektekostenverzekering. De belangrijkste voorwaarde is dat een inwoner een laag inkomen heeft en weinig vermogen. Gemeenten voeren jaarlijks een hercontrole uit om te bepalen of de inwoner nog aan de voorwaarden voldoet. Zo’n hercontrole geldt trouwens voor de meeste voorzieningen die niet incidenteel, maar doorlopend zijn. Een voorbeeld hiervan is bijzondere bijstand voor bewindvoering (hercontrole bewind).
Sinds 2023 is de collectiviteitskorting op de basiszorgverzekering verdwenen. Reden daarvoor is dat veel zorgverzekeraars hun basispremie verhoogden om vervolgens een korting te geven. Een sigaar uit eigen doos dus… Gemeenten blijven wel vrij om collectiviteitskortingen op de aanvullende ziektekostenverzekering af te spreken met zorgverzekeraars. Daarnaast mogen zij hun inwoners een premiebijdrage blijven geven. Â
Kwijtschelding gemeentelijke belastingenÂ
Een andere vorm van gemeentelijk minimabeleid is het kwijtschelden van belastingen (heffingen). Alle inwoners zijn verplicht om gemeentelijke belastingen te betalen. Inwoners met een laag inkomen kunnen hun belasting op afvalstoffen, riolering of honden (deels) laten kwijtschelden. Ook de waterschappen kennen een dergelijke regeling voor de waterschapsbelasting. Er wordt daarbij gekeken naar het inkomen en vermogen van de inwoner. Op basis daarvan wordt er beoordeeld of en welk bedrag de inwoner kan missen, en welk deel dus kan worden kwijtgescholden.Â
Check, dubbelcheck
Ik kan uitleggen wat minimaregelingen zijn en voor welke inwoners deze regelingen zijn bedoeld.
Ik weet meer over hoe gemeenten hun minimaregelingen kunnen vormgeven.
Ik ken de meest voorkomende minimaregelingen en kan daarbij een voorbeeldsituatie bedenken.
Ondanks dat Nederland in vergelijking met andere landen een goed sociaal vangnet heeft, bestaat er ook in ons land armoede. Armoede betekent in Nederland niet zozeer dat je moeite hebt om in leven te blijven. In ons land gaat armoede eerder over een tekort aan (financiële) middelen om mee te kunnen doen op het welvaarts- of consumptieniveau dat in Nederland als minimaal noodzakelijk wordt gezien. Hiervoor wordt de lage inkomensgrens (armoedegrens) als uitgangspunt gehanteerd. Dit uitgangspunt, wat wij als minimumniveau zien, verandert mee met de economische ontwikkeling. Zo vinden wij het nu normaal dat iedereen een computer heeft of tenminste een smartphone. Dat was 20 jaar geleden niet voor iedereen weggelegd.
Dus wanneer je (financieel) niet mee kunt doen met wat de samenleving als ‘gebruikelijk’ ziet, dan noemen we dat: leven in armoede. Concreet resulteert, feitelijke of ervaren, armoede veelal in sociaal isolement en sociale uitsluiting. Inwoners die leven met een inkomen rond de armoedegrens zijn vaak minder opgeleid. Er is weinig geld voor de aanschaf van nieuwe spullen en het ondernemen van activiteiten. De huisvesting van inwoners die leven in armoede is vaak slechter en gezondheidsproblemen komen meer voor onder deze mensen. Inwoners met een laag inkomen kunnen zich moeilijker redden in de samenleving en hebben vaker schulden. Gemeenten hebben een zorgplicht voor alle inwoners en de opdracht om de negatieve effecten van een duurzaam laag inkomen zoveel mogelijk te voorkomen, en waar mogelijk op te lossen, door gerichte inzet van armoedebestrijding en schuldhulpverlening.
ArmoedebeleidÂ
Het Rijk trekt jaarlijks miljoenen extra uit voor de bestrijding van de negatieve gevolgen van armoede en schulden. Een groot deel van dit geld gaat naar gemeenten. Gemeenten zetten dit geld op verschillende manieren in. De inzet is deels gericht op het vroegtijdig signaleren (vroegsignalering) en voorkomen van armoede. Ook gaat veel geld naar het ondersteunen van mensen met een laag inkomen door de inzet van minimaregelingen. Gemeenten zijn vrij om te bepalen hoe zij daar invulling aan geven. Bovendien bevat de Participatiewet een aantal inkomensondersteunende maatregelen gericht op het voorkomen van sociale uitsluiting van mensen met een laag inkomen.Â
Check, dubbelcheck
Ik kan de betekenis van armoede uitleggen binnen de context van een relatief welvarend land als Nederland.
Ik kan een aantal negatieve uitkomsten opnoemen die inwoners kunnen ervaren als gevolg van armoede.
Ik kan iets vertellen over de rol van het Rijk en gemeenten rondom het thema armoede en schulden.
De Participatiewet is het sluitstuk, het vangnet, het einde, na de Participatiewet is er niets meer. Dit betekent dat er altijd goed gekeken moet worden of er geen recht is op een andere voorziening of uitkering. We noemen dit een voorliggende voorziening.
Een voorliggende voorziening (artikel 15) is een inkomensvoorziening op grond van een andere wet of regeling waar mensen gebruik van kunnen maken, vóórdat zij een beroep kunnen doen op de Participatiewet. De Participatiewet is namelijk het sluitstuk van de sociale zekerheid; het vangnet wanneer andere regelingen niet van toepassing zijn. 
Artikel 15. Voorliggende voorziening
Artikel 15. Voorliggende voorziening
1. Geen recht op bijstand bestaat voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn. Het recht op bijstand strekt zich evenmin uit tot kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt.
Maar deze voorliggende voorziening moet dus wel passend en toereikend zijn. Het feit dat er ‘iets’ is, is dus niet voldoende. Je moet ook beoordelen of de voorliggende voorziening toereikend is.
Dan een heel belangrijk en ook wel ingewikkeld punt. Er bestaat geen recht op bijstand als de kosten in een voorliggende voorziening als niet-noodzakelijk worden aangemerkt. Dit kan nog wel eens aan de hand zijn bij aanvragen bijzondere bijstand medische kosten. Als de Zorgverzekeringswet bepaalde kosten niet noodzakelijk vindt, dan kan er ook geen bijstand voor worden verleend.
2.Onder een beroep kunnen doen op een voorliggende voorziening wordt niet verstaan het op verzoek van het college:
b. benutten van de mogelijkheid om te beschikken over de waarde van een lijfrente zolang de belanghebbende de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt, en:
I. tijdens de toetsingsperiode de ingangsdatum van de lijfrente niet is uitgesteld;
II. voor zover de totale waarde van deze lijfrente of lijfrenten niet meer bedraagt dan € 265.952,00, waarbij voor de vaststelling van de waarde wordt uitgegaan van de waarde zonder aftrek van de eventueel door de belanghebbende daarover verschuldigde bedragen als bedoeld in artikel 31, derde lid; en
III. voor zover de inleg in het kader van de lijfrente of lijfrenten:
I. voorafgaand aan de toetsingsperiode heeft plaatsgevonden; of
II. tijdens de toetsingsperiode heeft plaatsgevonden, daarbij jaarlijks ten minste enige inleg heeft plaatsgevonden en de inleg ten hoogste € 6.383,00 per jaar heeft bedragen.
3. In dit artikel wordt verstaan onder toetsingsperiode: periode van vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag om bijstand.
4. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot de toetsing aan en de toepassing van de voorwaarden in het tweede lid, onderdeel b, in relatie tot het derde lid.
Hierboven staat dat sommige zaken die niet als voorliggende voorzieningen worden aangemerkt. Het gaat met name om het vervroegd aanspraak maken op pensioen of het afkopen van lijfrenten. Voor deze training wordt dit niet volledig uitgewerkt. Doe hier nader onderzoek naar als het aan de orde is.
Tenslotte geven we nog een aantal voorbeelden van voorliggende voorzieningen die vrij regelmatig voorkomen. In module 6 wordt er verder ingegaan op de IOAW, IOAZ en de BBZ.
Werkloosheidswet (WW)
Voor personen die (gedeeltelijk) werkloos raken. 
Tijdelijke uitkering om het verlies van inkomen tussen twee banen op te vangen. 
Wekeneis: belanghebbende moet tenminste 26 uit 36 weken hebben gewerkt. Dan heeft iemand recht op 3 maanden WW. 
Jareneis: belanghebbende moet 4 uit 5 jaren minimaal 208 betaalde uren hebben gewerkt. Dan kan de WW na 3 maanden worden verlengd. Duur van de WW is dan evenveel maanden als het aantal werkjaren tot maximum van 24 maanden.
De eerste twee maanden is de WW-uitkering 75% van het WW-maandloon (het loon van de periode van 12 maanden voordat iemand werkloos wordt, bepaalt de hoogte van de WW-uitkering). De daaropvolgende maanden is dat loon 70%.
Ziektewet
Inkomensvoorziening voor alle werknemers in dienst van een bedrijf die ziek worden. 
Werkgevers dienen hun werknemers gedurende 104 weken het loon door te betalen. 
Ook personen zonder werkgever kunnen in sommige gevallen aanspraak maken op de Ziektewet, bijvoorbeeld mensen met een WW- of WIA-uitkering of bij afloop van het contract. Bijvoorbeeld wanneer iemand binnen 4 weken na de einddatum van het contract ziek wordt of als het contract afloopt tijdens ziekte. 
De Ziektewetuitkering is meestal 70% van je dagloon (behalve in het geval van ziekte voor of direct na zwangerschapsverlof, of door vooronderzoek naar orgaandonatie of ziekte door orgaandonatie, in deze gevallen is Ziektewetuitkering 100% van je dagloon)
Als je ziek bent geworden tijdens of na je WW-uitkering, dan loopt je WW-uitkering eerst nog door. Na 13 weken ziekte krijgt je dan een Ziektewetuitkering.
Als je werkt, of meer gaat werken, gaat de Ziektewetuitkering meestal omlaag maar je totale inkomen gaat wel weer omhoog. Werken loont dus in dat geval!
Als je in de Ziektewet zit heb je verschillende rechten en plichten. Kijk op de website van het UWV welke dat zijn
Toeslagenwet
De Toeslagenwet biedt bepaalde uitkeringsgerechtigden een minimuminkomensgarantie als zij een inkomen hebben dat beneden het minimumniveau ligt.
De Toeslagenwet geldt als je 18 jaar of ouder bent en een uitkering van het UWV krijgt/hebt aangevraagd, behalve als je tussen de 18-20 jaar bent en bij je (pleeg)ouders woont. Daarnaast geldt de Toeslagenwet als je ziek bent en de werkgever je een lager loon betaalt óf je (ex-)werkgever eigenrisicodrager is en je Ziektewetuitkering betaalt.  
Over het algemeen gaat het hier om werknemers, zelfstandigen en jonggehandicapten die een inkomen hebben dat beneden het minimumloon ligt of een loondervingsuitkering hebben, bijvoorbeeld in verband met werkloosheid of arbeidsongeschiktheid. 
De Toeslagenwet is vaak een aanvulling op de WW, Ziektewet, WIA, WAO, Wajong, WAZ of IOW.
Dit is een belangrijke voorliggende voorziening voor de Participatiewet. Als iemand een uitkering heeft zoals hierboven genoemd en toch nog niet het bijstandsniveau haalt. Altijd even kijken of de Toeslagenwet wel is aangevraagd.
wijzigingen in de inkomsten van je partner (of daarmee gelijkgestelde persoon).
Algemene Nabestaandenwet (Anw)
De Anw is een inkomensverzekering voor nabestaanden van een overleden echtgenoot, ouder of verzorger. Deze inkomensverzekering zorgt ervoor dat nabestaanden een basisinkomen hebben. De Sociale Verzekeringsbank (SVB) betaalt deze uitkering uit.
Als weduwe of weduwnaar kom je in aanmerking voor de Anw als je nog niet de AOW-leeftijd hebt bereikt, een kind thuis hebt wonen dat jonger is dan 18 jaar en minimaal voor 45% arbeidsongeschikt bent.
Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO)
De WAO geldt voor werknemers die vóór 1 januari 2004 arbeidsongeschikt zijn geworden. 
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA)
De WIA geldt voor werknemers die op of na 1 januari 2004 arbeidsongeschikt zijn geworden. 
De WIA vervangt de WAO. Personen die een WAO-uitkering ontvingen, blijven die behouden.
Uitkeringsvarianten binnen de WIA zijn de Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (IVA) en de Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA). 
De Wajong biedt een uitkering voor jongeren die voor hun 18e of tijdens hun studie een ziekte of handicap hebben gekregen en daarnaast duurzaam geen arbeidsvermogen meer hebben. 
Mocht je niet in staat zijn om minimaal 75% van het wettelijk minimum(jeugd)loon te verdienen, dan krijg je een (aanvullende) Wajong-uitkering. Ben je in staat om te kunnen werken of ligt er potentie om te kunnen werken? Dan helpt het UWV je bij het vinden en houden van werk.
Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS)
De WTOS voorziet in tegemoetkomingen voor leerlingen vanaf 18 jaar in het voortgezet onderwijs of beroepsonderwijs. 
De tegemoetkoming is een gift. Dit kun je krijgen omdat je ouders vanaf je 18e geen kinderbijslag meer voor je krijgen. Met deze tegemoetkoming kan je bijvoorbeeld een treinabonnement of lesgeld betalen.
Wet studiefinanciering 2000 (WSF)
De WSF voorziet in tegemoetkomingen voor personen die een opleiding volgen in het hoger onderwijs (hbo of universiteit) en beroepsonderwijs. 
Jongeren tot 27 jaar kunnen geen aanspraak maken op algemene bijstand als zij nog onderwijs volgen en daarvoor studiefinanciering ontvangen.  
Er hoeft ook geen uitkering verstrekt te worden aan jongeren tot 27 jaar die nog niet studeren maar dat wel kunnen gaan doen. De WSF is voorliggend op de bijstandsuitkering.
Algemene ouderdomswet (AOW)
De AOW voorziet in een inkomen voor inwoners die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt. 
Je kunt een AOW-uitkering ontvangen van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) als je in Nederland hebt gewoond of gewerkt.
Zorgverzekeringswet (Zvw)
De Zvw geeft aan dat iedereen die in Nederland woont of in het buitenland woont maar inkomsten uit Nederland ontvangt een zorgverzekering moet hebben. Het gaat hierbij om een basisverzekering. De aanvullende zorgverzekering valt niet onder de Zvw en is dus niet verplicht.
De Zvw is een voorliggende voorziening. Als iemand bijzondere bijstand voor bijvoorbeeld medische kosten aanvraagt, moet er altijd eerst gekeken worden of de kosten niet vergoed kunnen worden vanuit een voorliggende voorziening.
De WAZ is een inkomensvoorziening voor zelfstandigen, de beroepsbeoefenaar en de eventuele partner die niet in dienst is van het bedrijf. 
Het is een voorziening voor zelfstandigen die langdurig ziek zijn en daarom niet in staat zijn te voorzien in voldoende inkomen. 
De WAZ is per 1 augustus 2004 afgeschaft, maar blijft wel gelden voor diegene die voor deze datum aanspraak hebben gemaakt op deze regeling.  
Heffingskortingen en teruggaven
Heffingskortingen zijn kortingen op de te betalen belastingen en premies voor volksverzekeringen, zoals de algemene heffingskorting, arbeidskorting, ouderenkorting, alleenstaande ouderenkorting en jonggehandicaptenkorting.
Iemand is verplicht voor deze een bijstandsuitkering aanvraagt om alle heffingskortingen volledig te benutten. Voor de bijstand behoren deze heffingskortingen tot de middelen. In de volgende module gaan we verder in op de heffingskortingen.
Tijdelijke regelingen
Rusland viel op 24 februari 2022 Oekraïne binnen. Door de politieke spanningen en de verhoudingen van de NAVO ten opzichte van Rusland krijgen wij, ook in Nederland, helaas te maken met de negatieve gevolgen van deze oorlog. We hebben in Nederland vooral last (gehad) van de sterk stijgende prijzen op energie en voedsel. Dat merk je zelf misschien op je energierekening, als je gaat tanken of in de supermarkt boodschappen gaat doen. Ook in het kader van deze crisis heeft het Rijk een aantal tijdelijke, economische regelingen in het leven geroepen. We lichten hieronder de belangrijkste toe:
Richtlijn Tijdelijke Bescherming (RTB)Â
Op 4 maart 2022 heeft de Raad van de Europese Unie een Richtlijn Tijdelijke Bescherming (RTB) in werking laten treden voor vluchtelingen uit Oekraïne. Vluchtelingen uit Oekraïne kunnen tijdelijk bescherming krijgen in Nederland en hebben, mits ze voldoen aan een aantal voorwaarden, recht op opvang, zorg, werk en onderwijs tot voorlopig 4 maart 2025.
Regeling opvang ontheemden Oekraïne (RooO)
De Regeling opvang ontheemden Oekraïne (RooO) regelt de opvang van vluchtelingen uit Oekraïne door burgermeesters en hun gemeenten. Onder de RooO krijgen Oekraïense ontheemden opvang en leefgeld van een gemeente, mogen zij werken en hebben ouders zelfs recht op kinderbijslag en kindgebonden budget.
Volwassenen en kinderen krijgen leefgeld (mits ze niet werken of een uitkering hebben) bestemd voor:
kleding;
eten;
extra toelage (voor ov, familiebezoek, sport, etc.).
Leeftijd vluchteling en grootte van het gezinÂ
Kleedgeld
Eetgeld
Extra toelage
Alle leeftijden, individuele vluchteling zonder gezinÂ
€ 60,71Â
€ 242,48Â
€ 80,91Â
Vluchteling is 18 jaar of ouder, gezin bestaat uit 2 personenÂ
€ 60,71Â
€ 242,48Â
€ 80,91Â
Vluchteling is 18 jaar of ouder, gezin bestaat uit 3 personenÂ
€ 60,71Â
€ 193,98Â
€ 80,91Â
Vluchteling is 18 jaar of ouder, gezin bestaat uit 4 personen of meerÂ
€ 60,71Â
€ 169,74Â
€ 80,91Â
Vluchteling is jonger dan 18 jaar, gezin bestaat uit 2 personenÂ
€ 60,71Â
€ 200,65Â
€ 80,91Â
Vluchteling is jonger dan 18 jaar, gezin bestaat uit 3 personenÂ
€ 60,71Â
€ 160,64Â
€ 80,91Â
Vluchteling is jonger dan 18 jaar, gezin bestaat uit 4 personen of meerÂ
De volgende huishoudens kunnen steun krijgen van het Noodfonds:
Het huishouden met een bruto-inkomen van maximaal 200% van het sociaal minimum. €3200 voor alleenstaanden en €4.480 voor samenwonenden. De bedragen zijn inclusief 8% vakantiegeld en exclusief toeslagen.
Huishoudens hebben voor gas, stroom en/of stadswarmte een contract bij een energieleverancier.
In 2023 konden mensen met een laag inkomen (tot 130% van het sociaal minimum) hulp aanvragen als ze 10% van hun inkomen kwijt waren aan de energierekening. Deze regeling is voor 2024 verruimd zodat mensen nu al een hulpvraag kunnen indienen als 8% van het inkomen naar de energierekening gaat. Voor mensen met een laag-middeninkomen (tot 200% van het sociaal minimum) ligt deze grens op 10% in 2024 ten opzichte van 13% in 2023.
Het noodfonds betaalt de rest van de maandelijkse energierekening boven deze 8 tot 10% van het gezamenlijk bruto-inkomen van een huishouden.
Check, dubbelcheck
Ik weet wat een voorliggende voorziening is.
Ik snap de relatie tussen een voorliggende voorziening en de Participatiewet.
Ik kan een paar voorbeelden van voorliggende voorzieningen opnoemen.
We gebruiken cookies voor een goede werking van onze website. Met het plaatsen van deze cookies verzamelen we geen persoonsgegevens! Voor meer informatie bekijk ons cookiebeleid.AkkoordCookiebeleid