Je bent aan het einde van deze laatste module gekomen en dit keer sluiten we voor de afwisseling niet af met een quiz. Omdat het filosoferen over maatschappelijke ontwikkelingen in deze module centraal stond, vinden we het niet passend om hier een quiz over te maken. Wel hopen we je tijdens deze module voldoende uitgedaagd te hebben om na te denken over maatschappelijke ontwikkelingen op het gebied van de Participatiewet, zodat je goed voorbereid bent op het voeren van een discussie met collega’s, vrienden of familie. Om daar helemaal zeker van te zijn, volgt er nog een laatste filosofische opdracht.
Filosofische opdracht
In deze module hebben we stilgestaan bij de verschillende bewegingen die je in het overheidsbeleid, inclusief de Participatiewet, terugziet. We hebben al gezien dat met het Breed Offensief en het regionaliseren van de arbeidsmarkt een beweging van decentraal naar centraal is ingezet. Ook hebben we gezien dat er een beweging van meer ondersteuning bieden aan werkzoekenden gaande is vanwege de krapte op de arbeidsmarkt.
De derde beweging, die naar voren komt in de Participatiewet in balans, is de golfbeweging tussen handhaven en vertrouwen. In welke mate moet de overheid haar burgers vertrouwen of ze controleren op misbruik van voorzieningen? Het antwoord op deze vraag hangt af van het mensbeeld dat je hebt. Zie jij mensen als intrinsiek gemotiveerd om het beste uit zichzelf te halen? Of zijn mensen liever lui dan moe en vinden ze het wel best als de overheid voor hen zorgt? Onderstaande stellingen zijn bedoeld om je na te laten denken over deze vragen en je te prikkelen.
In welke mate ben je het eens met onderstaande stellingen? Waarom wel of niet?
Mensen zijn zelfzuchtig en zullen hun eigen belang altijd boven dat van de maatschappij stellen.
Mensen hebben het nodig dat zij streng gecontroleerd worden, anders wordt er gegarandeerd misbruik gemaakt van de uitkeringen in de Participatiewet.
Wanneer mensen het gevoel hebben dat zij vertrouwd worden, zijn ze meer intrinsiek gemotiveerd om zich te ontwikkelen en zich aan de regels uit de Participatiewet te houden.
Wanneer iemand een uitkering aanvraagt, heeft de gemeente het recht om privacygevoelige gegevens van deze persoon te allen tijde op te vragen.
Met het afronden van deze opdracht en module ben je aan het einde van de Helikoptertraining over de Participatieweg gekomen! We hebben je in een vogelvlucht meegenomen door de ontstaansgeschiedenis, het doel, de doelgroep en de weerbarstige praktijk van de Participatiewet. In deze laatste module heb je geleerd om na te denken over discussies die spelen rondom de Participatiewet. Hopelijk heeft dit je goed voorbereid op je toekomstige werkzaamheden en heb je de training met plezier doorlopen!
In tijden van hoge werkeloosheid zijn er te weinig vacatures om iedereen aan het werk te krijgen. Op die momenten gaat men nadenken of betaalde arbeid voor iedereen wel haalbaar en noodzakelijk is. Misschien kunnen mensen wel andere maatschappelijk nuttige dingen doen, zoals mantelzorg of het opvoeden van kinderen.
En dan nu een meer filosofische vraag: Wat is jouw visie hierop? Moet iedereen in zijn inkomen voorzien met een betaalde baan? Of zou een basisinkomen mensen vrijmaken om andere maatschappelijk nuttige activiteiten te ondernemen, waar we als samenleving niet voor willen betalen? Is het überhaupt voor iedereen haalbaar om een bijdrage te leveren aan de maatschappij? Of zou een basisinkomen er juist toe leiden dat sommige mensen volop gaan genieten van hun vrije tijd en helemaal geen bijdrage meer zullen leveren aan de maatschappij, zowel in betaalde als onbetaalde vorm?
Nu hebben we op dit moment te maken met een zeer lage werkloosheid sinds het UWV dit is gaan meten in 2003. Naar verwachting zal de politieke en maatschappelijke belangstelling dan ook afnemen. Mooie tijd voor jou dus om rustig je mening over dit onderwerp te vormen, zodat jij voorbereid bent wanneer het debat weer oplaait 😊.
Hieronder zullen we nog wat meningen uiteenzetten om je daarbij te helpen.
Meningen over het basisinkomen
Ondanks het feit dat het basisinkomen op allerlei manieren ingevoerd zou kunnen worden, zijn de argumenten van voor- en tegenstanders erg vergelijkbaar.
Argumenten voor het basisinkomen
Een belangrijk argument voor het basisinkomen hebben we hierboven al even kort aangehaald en is een toename van de individuele vrijheid. Wanneer mensen werkelijk vrij zijn van de stress van de onzekerheid van het bestaan, zouden zij betere keuzes kunnen maken en zich beter kunnen ontwikkelen en ontplooien. Andere argumenten voor het basisinkomen zijn verbonden aan de gevolgen van het invoeren van een basisinkomen, zoals het verdwijnen van de bijstandsuitkering en de versimpeling van het belastingsysteem. Vanwege het universele en onvoorwaardelijke karakter van het basisinkomen zijn doelmatigheids- en rechtmatigheidscontroles niet langer nodig. Volgens de voorstanders zou dit veel ambtelijke kosten schelen, zoveel zelfs dat het basisinkomen nauwelijks duurder hoeft te zijn dan het huidige systeem van uitkeringen. Daarnaast zou het wegvallen van stress en onzekerheid gezondheidswinst opleveren die op zijn beurt weer zou leiden tot een daling van zorgkosten. Tot slot zou het stigma van de uitkeringstrekker verdwijnen, want iedereen krijgt tenslotte een basisinkomen.
Argumenten tegen het basisinkomen
Tegenstanders maken een minder rooskleurige berekening en zien het basisinkomen als een onbetaalbaar idee. Daarnaast werpen zij vaak tegen dat de vrijheid juist zou leiden tot free-rider-gedrag en luiheid. Je kunt geen eisen meer stellen aan degene die er niet voor kiezen om te werken of een andere bijdrage te leveren aan het maatschappelijke leven. Een minder voor de hand liggend tegenargument is het idee dat het hebben van werk een recht is. Mensen ontlenen volgens deze tegenstanders identiteit en betekenis aan hun werk. Je kunt dit argument nog breder trekken door te stellen dat meedoen in de samenleving een recht is van iedereen. Met de invoering van het basisinkomen zou de ondersteuning voor mensen die niet zelfstandig kunnen participeren mogelijk verdwijnen. Het recht op deelname aan de samenleving wordt hen dan indirect ontnomen met als mogelijk gevolg dat er een tweedeling in de samenleving ontstaat tussen werkenden en niet-werkenden, waardoor de laatste groep alsnog aan de zijlijn komt te staan.
Interessant is dat de discussie over het basisinkomen niet over de gebruikelijk politieke scheidslijnen verloopt. Binnen een politieke partij zijn voor- en tegengeluiden te horen. Zo was Gerrit Zalm als minister van Financiën in het kabinet Kok-I voorstander van een negatieve inkomensbelasting, maar nam zijn partij, de VVD, afstand van het idee. Eenzelfde tegenstelling was zichtbaar in de jaren ’80 toen de jongerentak van de VVD (de JOVD) voorstander was van het basisinkomen en de VVD als moederpartij tegenstander. Aan de andere kant van het spectrum zijn progressieve partijen als GroenLinks en D66 vaak voorstander, maar is de PvdA – wel met grote interne verdeeldheid – vaak tegen het idee van een basisinkomen.
LEESTIP
Enthousiast geworden van deze discussie en wil je nog wat meer weten over het basisinkomen? Lees dan hieronder wat over verschillende experimenten die met varianten van het basisinkomen zijn gedaan: Bouwdepot voor kwetsbare jongeren Gemeente Groningen schept basisbanen Als je de smaak echt te pakken hebt, filosofeer dan eens over deze experimenten! 😉 Denk je dat het nuttig is om hiermee te experimenteren? Wat levert dit op voor de deelnemers en voor de gemeente? Wat zijn mogelijke nadelen?
De term basisinkomen heb je vast al wel eens horen vallen op het nieuws. Hoewel het recent weer helemaal actueel is, werd het voor het eerst gebruikt ten tijde van de Amerikaanse Revolutie (1775-1783). In Nederland werd onderzoek naar een basisinkomen in 1969 voor het eerst bepleit door Willem Scholten, een toenmalig Tweede Kamerlid van de CHU (een van de voorlopers van het huidige CDA). De term basisinkomen bestaat dus al een tijdje. Maar wat is een basisinkomen nu precies? Waarom zouden we het wel of niet willen invoeren? En wat zou het gevolg zijn voor de Participatiewet als we het basisinkomen in Nederland zouden invoeren?
Wat is het basisinkomen?
De voor iedereen waarschijnlijk wel bekende opiniemaker Rutger Bregman was degene die het basisinkomen in 2015, onder andere in zijn boek Gratis geld voor iedereen en in een aflevering van Tegenlicht, weer onder de aandacht heeft gebracht. Hij stelt dat het basisinkomen niet een idee is, maar een denkrichting. Mensen geven verschillende invulling aan de denkrichting met verschillende vormen, waardoor het basisinkomen door verschillende politieke stromingen omarmd kan worden. Ondanks die verschillende vormen, komt Bregman met de volgende definitie van het basisinkomen:
“Een individueel en onvoorwaardelijk inkomen, dat groot genoeg is om in al je basisbehoeften te voorzien.“
Uit deze definitie ontwaart hij een aantal voorwaarden die aanwezig moeten zijn om van een basisinkomen te kunnen spreken. De eerste voorwaarde is dat het een universeel inkomen is, oftewel: iedereen krijgt het. Er mogen dus geen voorwaarden aan verbonden zijn waardoor de een het wel krijgt en de ander niet. Dit is meteen de tweede voorwaarde: het basisinkomen moet onconditioneel zijn, dus zonder voorwaarden. De derde voorwaarde is dat het inkomen hoog genoeg moet zijn om in het basale levensonderhoud te voorzien. Het idee hierachter is dat dit mensen vrijheid biedt om keuzes te maken, los van de afhankelijkheid van werk, om rond te kunnen komen in het dagelijks leven. De laatste voorwaarde haakt hier weer op in. Het basisinkomen moet individueel worden uitbetaald. Dit om te voorkomen dat iemand alsnog afhankelijk wordt van gezinsstructuren of andere verbanden.
Tussenvormen van het basisinkomen
Het direct invoeren van een volledig basisinkomen, zoals hierboven geschetst, wordt vaak niet als een optie gezien. Dit zou een te radicale omslag van het huidige systeem betekenen. Daarom zijn de meest concreet uitgedachte ideeën binnen de denkrichting van het basisinkomen tussenstappen.
Een voorbeeld hiervan is een negatieve inkomensbelasting. Dit is de vorm van het basisinkomen die in Nederland ten tijde van het kabinet Kok-I (1994-1998) door D66 op de regeringstafel is gelegd. Om het abstracte idee van de negatieve inkomensbelasting uit te leggen, hebben we er een plaatje bij gemaakt. De zwarte lijn van linksonder naar rechtsboven geeft het bruto inkomen aan. Wanneer iemand inkomen heeft onder een bepaalde inkomensgrens (rode lijn), betaalt hij geen belasting en wordt zijn inkomen aangevuld door de overheid (groene vlak). Pas op het moment dat iemand inkomen heeft boven het grensbedrag, ontvangt hij geen geld meer en gaat hij belasting betalen, maar alleen over het bedrag boven de grens (oranje vlak). Snap je? 😊
Een andere tussenvorm is het afschaffen van de huidige toeslagen en deze vervangen voor een gedeeltelijk basisinkomen. De hoogte zou dan nog niet voldoen aan de voorwaarden van het volledige basisinkomen. Wel zouden voorwaarden als een inkomens- en vermogensgrens worden afgeschaft, waardoor iedereen het gedeeltelijke basisinkomen zou ontvangen. Dit maakt het wel een stap in de richting van een basisinkomen. Het hervormen van de toeslagen was als ambitie opgenomen in het (nieuwe) regeerakkoord. De plannen waren echter weinig concreet en lijken helaas niet in de richting van een basisinkomen te gaan…
Het basisinkomen wordt ook vaak in een adem genoemd met de ‘regelluwe bijstand’. Een aantal gemeenten heeft de afgelopen jaren geëxperimenteerd met het wegnemen van een aantal verplichtingen uit de Participatiewet. Hoewel een uitkering zonder verplichtingen op een basisinkomen lijkt, voldoet het niet aan alle criteria. Zo is het niet universeel, want alleen mensen met inkomen en vermogen onder een bepaalde grens krijgen het, en door de toepassingen van normen, zoals gehuwden of kostendelers, is deze regelluwe bijstand niet individueel. Wel geven dergelijke experimenten inzicht in het effect dat een grotere vrijheid op het gebied van werk en inkomen op mensen heeft.
Check, dubbelcheck
Ik weet wat het basisinkomen is en welke voorwaarden daarbij horen.
Ik weet dat een negatieve inkomstenbelasting, een gedeeltelijk basisinkomen en een regelluwe bijstand tussenvormen zijn binnen de denkrichting van het basisinkomen en kan uitleggen wat deze vormen inhouden.
We hebben nu inhoudelijk alles besproken over krapte op de arbeidsmarkt. We kunnen de golfbewegingen in economie en de arbeidsmarkt koppelen aan de beweging van aanspreken op eigen verantwoordelijkheid naar ondersteunen door de overheid. De overheid biedt groepen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt ondersteuning in economisch goede tijden. De rest van het bestand is dan al op eigen kracht of met relatief weinig hulp uitgestroomd uit de bijstand. Wanneer de economie omslaat, de instroom van kansrijke groepen aantrekt en de middelen daardoor schaarser worden, wordt de ondersteuning ingetrokken en het granieten bestand weer aan zijn eigen kracht (of lot) overgelaten.
Filosofiemomentje
Tijd om zelf eens te filosoferen over bovenstaande. Maak daarbij gebruik van onderstaande vragen:
Wat is de invloed van de beweging ‘van aanspreken op eigen verantwoordelijk naar ondersteunen door de overheid’ op de mensen in de bijstand?
Hoe beïnvloedt die beweging hun kansen om uit te stromen?
Hoe beïnvloedt die beweging hun beeld van de gemeente?
Hoe beïnvloedt dit jouw beeld van de krapte op de arbeidsmarkt?
Zie jij krapte op de arbeidsmarkt als een kans voor mensen die nu een uitkering hebben?
Is het wenselijk dat we ons beleid laten leiden door de situatie op de arbeidsmarkt of moeten we los van de beweging meer investeren in langdurig werklozen?
Met een krappe arbeidsmarkt zou je denken dat we de doelgroep van de Participatiewet zo aan het werk hebben, toch? Helaas is de realiteit ingewikkelder…
Het bijstandsbestand
Ook met voldoende beschikbare vacatures komen veel mensen in de bijstand niet zomaar aan het werk. Veel van hen hebben meer problemen dan slechts het vinden van de juiste baan. Hierbij moet je denken aan een combinatie van:
schulden;
psychische en fysieke belemmeringen;
geen diploma’s of diploma’s waar geen vraag naar is;
een beperkt sociaal netwerk;
gedragsproblemen;
hun leven onvoldoende op de rit hebben voor het hebben van een betaalde baan.
De gevolgen van deze problemen vormen vaak een grote barrière, waardoor betaald werk voor deze groep nog lang niet in zicht is. Volgens het CBS zat in het 2e kwartaal van 2023 ongeveer de helft van de mensen met een bijstandsuitkering al 5 jaar of langer in de bijstand. Tel daar vaak nog een aantal jaar werkeloosheidswet-uitkering (WW) bij op. Zelfs in economisch goede tijden bestaat het grootste gedeelte van het uitkeringsbestand uit langdurige werkelozen met meervoudige problematiek.
Volgens Monique Kremer, hoogleraar actief burgerschap aan de Universiteit van Amsterdam, maakt werkloosheid je kansen op de arbeidsmarkt snel kleiner. Je hebt snel een afstand tot de arbeidsmarkt en dat is voor werkgevers een signaal dat er iets mis met je is ☹.
De rol van de overheid
Soms wordt over de groep langdurig werkloze uitkeringsgerechtigden ook wel gesproken als het ‘granieten bestand’. Om hen aan het werk te krijgen zijn – volgens wetenschappelijk onderzoek – tijd, aandacht en de juiste instrumenten nodig. Gemeenten moeten om dit te bewerkstelligen geld investeren. Dit geld is echter alleen beschikbaar in economisch goede tijden, wanneer het aantal bijstandsgerechtigden vaak lager is.
Volgens de heer Heijkoop, CDA-wethouder in gemeente Dordrecht, worden gemeenten eigenlijk door het Rijk gedwongen hun middelen in te zetten op de kansrijke groepen die snel kunnen uitstromen naar werk. Het Rijk heeft in de afgelopen 10 jaar de budgetten voor re-integratie verlaagd van € 5.000 naar € 1.500 per persoon per jaar. Dit dwingt gemeente om te kiezen waar zij hun geld aan besteden. Door de financieringssystematiek van de Participatiewet (weet je nog: de BUIG) worden gemeenten financieel beloond voor het helpen van kansrijke groepen. Zij zullen er in economisch slechte tijden dan ook niet snel voor kiezen om het granieten bestand in beweging te krijgen.
Pas wanneer de kansrijke groepen de bijstand hebben verlaten, investeren gemeente hun middelen in de minder kansrijke groepen. In extreme gevallen zijn deze mensen al jaren niet meer gesproken in het kader van re-integratie, zijn zij alleen maar verder verwijderd geraakt van de arbeidsmarkt en vinden zij hier nog minder snel een passende plek. Volgens Pierre Koning, hoogleraar arbeidsmarkt aan de Vrije Universiteit, worden er nu een paar honderdduizend mensen afgeschreven door gemeenten en de arbeidsmarkt. Paul van der Aa, lector inclusieve arbeid aan de Hogeschool Rotterdam, voegt daaraan toe: hoe langer je deze mensen aan hun lot overlaat, hoe kleiner hun kansen worden.
Maar hoe lossen we dit dan op?
Als je het bovenstaande leest, vraag je je misschien af of er nog wel een kans is voor de inwoners in het granieten bestand. De Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft onderzoek gedaan naar het uitkeringsbestand en spiegelt het volgende perspectief voor. Volgens hen kan van alle bijstandsgerechtigden 40% nooit meer aan het werk, 30% met loonkostensubsidie aan het werk en 25% met genoeg budget voor re-integratiemiddelen aan het werk. Dit zou betekenen dat er voor 55% van hen met het juiste beleid en voldoende middelen mogelijkheden zijn.
Ton Wilthagen, verbonden aan de Universiteit Tilburg, heeft wel ideeën hoe dit dan zou moeten. Mensen die nu niet werken (dus breder dan alleen bijstandsgerechtigden) moeten benaderd worden. Het gebrek aan diploma’s, of het hebben van niet-passende diploma’s, kan ook opgelost worden door bijvoorbeeld de eisen aan sollicitanten te verlagen en meer leer- en/of werktrajecten op te zetten. Bovendien zouden we zogenaamde ‘skills paspoorten’ kunnen introduceren met een systeem van open badges (erkenning dat je over een bepaalde vaardigheid beschikt) en werkgevers matchen aan werknemers op grond van deze skills. Verder moet werk aantrekkelijker (of minder beangstigend) worden door de armoedeval op te lossen, terugkeergarantie te geven en bijverdienen in de bijstand meer mogelijk te maken. Tot slot moeten vooral alle vormen van discriminatie op de arbeidsmarkt worden aangepakt.
Check, dubbelcheck
Ik weet dat de situatie van veel mensen in de bijstand ingewikkelder is dan slechts het gebrek aan een baan.
Ik weet wat de term granieten bestand inhoudt.
Ik kan uitleggen hoe krapte op de arbeidsmarkt invloed heeft op het overheidsbeleid gericht op de re-integratie van bijstandsgerechtigden.
Een van de belangrijkste doelen van de Participatiewet is om mensen zoveel mogelijk naar vermogen te laten participeren in de maatschappij, het liefst in de vorm van betaald werk. Aan het begin van deze module zagen we dat de resultaten op dit gebied (met name met betrekking tot mensen met een arbeidsbeperking) nog te wensen over laten. Er waren volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) eind 2023 nog ongeveer 400.000 mensen in Nederland die voor hun levensonderhoud afhankelijk zijn van een bijstandsuitkering.
De laatste tijd (met uitzondering van de dieptepunten rondom corona en Oekraïne) hoor je veel over krapte op de arbeidsmarkt. Er zijn veel vacatures beschikbaar, volgens het CBS ongeveer 400.000 in het laatste kwartaal van 2023, en te weinig werkzoekenden om ze te vullen. Je zou zeggen: mooi! Dan is het doel van de Participatiewet zo bereikt. We plaatsen de mensen met een uitkering op de beschikbare functies en het probleem is opgelost. Toch blijkt het niet zo simpel. Waarom dat is, leggen we je straks uit. Zoals je ondertussen wel gewend bent, komen we niet met een hapklaar antwoord, maar willen we je aan het denken zetten 😊.
Wat is krapte op de arbeidsmarkt?
Om te beginnen gaan we je eerst uitleggen wat krapte op de arbeidsmarkt is. Zoals we hierboven al zagen, betekent het kortgezegd dat er meer vraag is naar werknemers dan dat er aanbod is van werkzoekenden. Tegenover krapte staat ruimte op de arbeidsmarkt, wat betekent dat er meer werkzoekenden zijn dan vacatures. Krapte en ruimte op de arbeidsmarkt zijn termen die gebruikt worden door het UWV die onder andere de arbeidsmarkt in Nederland onderzoekt. Het UWV spreekt tot 0,6 vacatures per werkzoekende van een ruime arbeidsmarkt. Tot 1,5 vacature is de arbeidsmarkt gemiddeld. Boven de 1,5 vacature per werkzoekende is de arbeidsmarkt volgens het UWV krap. In een onderstaande figuur van het UWV wordt het verschil tussen ruim en krap gevisualiseerd in grafiek over de ontwikkelingen en huidige stand van de arbeidsmarkt:
Een andere instantie die de arbeidsmarkt onderzoekt is het CBS. Zij spreken over spanning op de arbeidsmarkt. Hoge spanning komt overeen met een krappe arbeidsmarkt en lage spanning met een ruime. Wij hanteren in deze module de termen krappe en ruime arbeidsmarkt, maar soms zul je de termen hoge en lage spanning terugzien op figuren van het CBS.
Ontwikkeling en invloeden
Zoals je in de bovenstaande figuur zag, fluctueert de arbeidsmarkt tussen ruim en krap. Dit gebeurt onder andere door de invloed van de staat van de economie. In economisch slechte tijden neemt de krapte op de arbeidsmarkt af. Werkgevers proberen te besparen op de kosten, ontslaan boventallig personeel en zijn terughoudend in het aannemen van nieuwe werknemers. Het aantal vacatures neemt dan af en het aantal werklozen neemt toe. We zien bijvoorbeeld in de onderstaande figuur van het CBS dat voor de aanvang van de coronacrisis het aantal vacatures en werklozen bijna gelijk was. Bij het begin van de crisis nam het aantal vacatures af en vooral het aantal werklozen toe. Toen de crisis enigszins beteugeld was, nam het aantal vacatures weer toe. Het aantal werklozen ging weer langzaam dalen en in de tweede helft van 2021 waren er voor het eerst in 10 jaar meer vacatures dan werklozen. Het UWV meldde zelfs dat het de grootste krapte is sinds zij zijn begonnen met meten in 2003.
Verdeling over provincies en beroepsgroepen
Hoewel er in heel Nederland gesproken kan worden van een krappe arbeidsmarkt, is deze niet gelijkmatig verdeeld over het land. Op onderstaande figuur van het CBS is goed te zien dat er een verschil is tussen de noordelijke provincies en de rest van Nederland. Van alle provincies had eind 2023 Zeeland de hoogste en Groningen de laagste spanning. In de helft van de provincies was de spanning op de arbeidsmarkt wel lager dan eind 2022. Daarnaast was in elke provincie het aantal vacatures afgenomen (dus meer mensen aan het werk, zou je denken). Helaas is de werkloosheid vrijwel hetzelfde gebleven.
Ook beroepsmatig is de spanning niet gelijk verdeeld. Het UWV doet metingen voor 93 beroepsgroepen. In het tweede kwartaal van 2023 hadden daarvan maar liefst 90 groepen een krappe of zeer krappe arbeidsmarkt. Vooral de landbouw-, horeca- en bouwsectoren hadden hier last van. Dit heeft volgens het UWV voornamelijk te maken met de seizoensgebonden arbeid. In sommige sectoren is er een structureel tekort aan werknemers. Denk bijvoorbeeld aan de zorg en de ICT.
Check, dubbelcheck
Ik weet wat er met krapte op de arbeidsmarkt bedoeld wordt.
Ik weet dat er op dit moment in Nederland sprake is van krapte op de arbeidsmarkt.
Ik weet dat krapte op de arbeidsmarkt regionaal en per beroepsgroep kan verschillen.
Zo, na al dat gefilosofeer is het tijd voor wat ontspanning! Neem even een pauze, bijvoorbeeld door deze compilatie van Mama Appelsapjes. Bedenk wel even, want misschien kan je na deze video alleen nog maar de Mama Appelsap horen in plaats van de originele tekst. Maar dan is natuurlijk de vraag: is dat erg?
Hopelijk heb je een beetje kunnen lachen! Dan gaan we nu lekker met de muzikale deuntjes in ons hoofd door met de module.
Met regionalisering centraliseert het arbeidsmarktbeleid zich weer enigszins. Maar het niveau van de regio’s levert ook problemen op. De vraag die je je kunt stellen is: wat is het juiste bestuursniveau om dergelijke zaken in te richten? Er gaan stemmen op om de centralisatie verder door te trekken naar het Rijksniveau. Dit zou de beweging van Rijk naar gemeente en van gemeente naar Rijk weer terug naar af brengen. Zo bekeken is die golfbeweging best gek, vind je niet?
Filosofiemomentje
De Participatiewet streeft ernaar om zo veel mogelijk mensen met arbeidscapaciteit naar de arbeidsmarkt toe te leiden. Toch zien we ook met de huidige krappe arbeidsmarkt met veel openstaande vacatures dat veel mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt er niet in slagen om aan het werk te komen.
Er is een gat tussen wat de werkgever vraagt en wat de kandidaten te bieden hebben. Om dat gat te dichten is steeds meer maatwerk nodig: uitgaan van de mogelijkheden van de persoon. En daar hebben we ons dilemma, want maatwerk en opschaling lijkt zich niet goed met elkaar te verdragen. Het zou mooi zijn wanneer we deze paradox zouden kunnen slechten. Maar de vraag is: hoe? Heb jij daar ideeën over?
Pas op: spoiler alert! Lees pas verder als je eerst zelf gefilosofeerd hebt.
Bij een oplossing aan deze paradox kun je nadenken over het opsplitsen van zaken die het beste lokaal georganiseerd kunnen blijven en andere taken naar de regio verplaatsen. Zo kunnen processen en procedures het beste geüniformeerd worden op het regionale niveau zodat deze voor werkgevers eenduidige en duidelijk zijn. Daarnaast is het lokale niveau uitermate geschikt voor klantcontact en persoonlijke bemiddeling. De consulenten van de gemeente staan dicht bij de inwoner en kunnen hun behoeftes daardoor beter inschatten.
Het bovenstaande is een eerste aanzet en er zijn nog veel meer antwoorden mogelijk!
Het woord regionaliseren valt binnen de Participatiewet steeds vaker, bijvoorbeeld als we spreken over de arbeidsmarkt. Maar wat houdt het precies in en waarom zouden we het doen?
Wat is regionaliseren?
Bij regionaliseren wordt er door gemeenten samenwerking gezocht op een bepaald thema. Binnen de Participatiewet gaat het om samenwerking op het gebied van arbeidsmarkbeleid en de uitvoering daarvan. Het Rijk heeft een landelijk dekkend netwerk van 35 arbeidsmarktregio’s aangewezen. Een arbeidsmarktregio wordt aangestuurd door het Regionaal Werkbedrijf (RWB), dit is een samenwerkingsorganisatie van gemeenten, het UWV en werkgevers- en werknemersorganisaties, met een centrumgemeente als kartrekker. Zij stellen een marktbewerkingsplan op, waarin staat hoe zij er samen voor zorgen dat de vraag van werkgevers en het aanbod aan werknemers beter op elkaar aansluit. Voor de bemiddeling van kandidaten met een afstand tot de arbeidsmarkt van zowel gemeenten als het UWV wordt een Werkgeverservicepunt (WSP) ingericht. Een WSP is een samenwerking van gemeenten, UWV, onderwijsinstellingen, kenniscentra en andere partijen die werkgevers ondersteunen bij het in dienst nemen van iemand met een afstand tot de arbeidsmarkt.
De arbeidsmarktregio’s vallen niet altijd samen met geografische indelingen. Soms komt deze ruimte overeen met een historische regio (zoals de Achterhoek en Twente) en soms komt de regio overeen met een provincie (Friesland en Zeeland). Uiteraard zijn er wat arbeidsmarkt betreft geen harde gebiedsgrenzen aan te geven. Zeker inwoners die dicht bij een gebiedsgrens wonen, bewegen zich over deze grenzen heen. En inwoners met een specialistisch beroep (denk aan personeel van vliegmaatschappijen of actief bij radio en tv) zijn helemaal niet geografisch gebonden aan een arbeidsmarktregio.
Waarom regionaliseren?
We hebben het al veel gehad over decentraliseren, met name als we het hebben over het ontstaan van de Participatiewet in 2015. De gedachte was dat gemeenten beter in staat zijn de benodigde zorg voor hun inwoners te regelen omdat zij dichter bij hen staan. Echter wordt er nu bij bepaalde taken binnen de Participatiewet heroverwogen of het lokale niveau wel het juiste is om deze taken efficiënt uit te voeren. Zoals we hierboven bij het Breed Offensief zagen, is het voor werkgevers nodeloos ingewikkeld dat elke gemeente zijn eigen beleid en werkprocessen heeft. Werkgevers vinden namelijk vrijwel nooit hun personeel exclusief binnen één gemeente. Door beleid regionaal op één lijn te brengen en regionaal één aanspreekpunt voor werkgevers in richten (het WSP) kan een dergelijk probleem verminderd worden. Daarnaast maakt regionale samenwerking het mogelijk om een meer verscheiden aanbod aan maatwerk en arrangementen in te richten dat recht doet aan de specifieke context van werkgelegenheid in een regio. Vooral voor kleine gemeenten met beperkte middelen (lees ook: ambtenaren) kan dit zonder samenwerking een onmogelijke opgave blijken.
Problemen bij regionaliseren
Als je het bovenstaande zo leest denk je vast: hup, regionaliseren die arbeidsmarkt! Maar bij het regionaliseren komt ook een aantal uitdagingen om de hoek kijken. We nemen ze even met je door.
Zoals we al zagen, lopen de grenzen van sommige regio’s ten eerste niet altijd gelijk met die van provincies. Andere samenwerkingsregio’s lopen vaak wel langs provinciegrenzen. Het is voor alle betrokken partijen erg ingewikkeld om voor verschillende onderwerpen in verschillende regio’s te moeten samenwerken. Zo valt de indeling van samenwerkingsverbanden in het voortgezet onderwijs en de indeling in arbeidsmarktregio’s niet samen. Dat maakt dat er – vooral waar het gaat om het verbeteren van de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt – bovenregionaal afstemming gezocht moet worden.
Een tweede spanningsveld is het groot aantal betrokken partijen in de regio. Voor werkgevers, gemeenten en het WSP is het soms lastig om helder te hebben wie wat doet. Tel daarbij op dat ook het UWV mensen wil plaatsen. Dat zou zomaar kunnen leiden tot een concurrentieslag om de werkgever. Hoewel dit in de huidige tijd waarin er meer werk is dan werkzoekenden niet per definitie een probleem hoeft te zijn, vraagt dit wel om betere afstemming en samenwerking tussen gemeenten, WSP en UWV.
Ten derde houdt het Rijk nog onvoldoende rekening met de regionaal belegde taken. In hoog tempo worden nieuwe regelingen ter bevordering van de arbeidsmarkt ontwikkeld, maar deze sluiten niet altijd aan op het marktbewerkingsplan dat er al ligt. Een recent voorbeeld is de verplichting voor arbeidsmarktregio’s om een plan voor bestrijding van jeugdwerkloosheid en voortijdig schoolverlaten op te zetten. Dit leidt tot een projecten-carrousel waar onvoldoende menskracht voor is, om al deze projecten draaiende te houden en te komen tot een uitvoerbaar plan. Het kost de regio veel tijd en geld om de nodige aanpassingen te doen om toch van de regelingen gebruik te kunnen maken.
Tot slot zijn de arbeidsmarktregio’s niet altijd een samenhangend geheel. Zo kan er in de regio één grote stad zijn met daaromheen vooral agrarisch gerichte dorpen (bijvoorbeeld Groningen). Dit maakt het moeilijk om de arbeidsmarkt als geheel te analyseren en daarop eenduidig beleid te maken.
Check, dubbelcheck
Ik kan uitleggen wat er met regionaliseren bedoeld wordt.
Ik snap hoe regionalisering een rol speelt in de arbeidsmarktpolitiek.
Ik kan enkele knelpunten noemen bij regionaliseren.
Voormalig staatssecretaris Tamara van Ark zette als reactie op de gebleken gebreken van de Participatiewet en de Banenafspraak in op een Breed Offensief. Het Breed Offensief was een wetsvoorstel met als doel om de arbeidskansen van mensen (met een beperking) die niet zelfstandig het minimumloon kunnen verdienen te vergroten. Dit doel moet worden bereikt door inzet op vier hoofdlijnen. Deze hoofdlijnen zijn tot stand gekomen in overleg met gemeenten, werkgevers en uitvoerders van de Participatiewet en zijn als volgt:
vereenvoudiging en harmonisering van de regels;
werken aantrekkelijker maken voor mensen met een arbeidsbeperking;
inzetten op matching tussen werkgever en werknemer;
stimuleren van duurzame arbeidsplaatsing.
We gaan even kort in op elk van de vier hoofdlijnen:
Vereenvoudiging en harmonisering van de regels
Aan deze 1e hoofdlijn wordt uitvoering gegeven door het maken van landelijke afspraken over onder andere de loonkostensubsidie, de voorwaarden waaronder een proefplaatsing mogelijk is en een uniforme loonwaardebepaling (de methode om vast te stellen wat de feitelijke loonwaarde van een persoon is). Deze regels zijn vastgelegd in een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). Alle arbeidsmarktregio’s moeten zich houden aan de regels uit de betreffende AMvB. Een arbeidsmarktregio is een regionaal niveau tussen gemeenten en provincies in, van waaruit gemeenten en het UWV de dienstverlening aan werkgevers en werkzoekenden vormgeven. Door een aantal spelregels voor iedereen landelijk gelijk te trekken, hoopt het kabinet het voor werkgevers makkelijker te maken om mensen met een arbeidsbeperking uit verschillende gemeenten in dienst te nemen.
Werken aantrekkelijker maken voor mensen met een arbeidsbeperking
Aan deze 2e hoofdlijn wordt onder andere uitvoering gegeven door het vrijlaten van (een deel van) het inkomen uit arbeid voor mensen die werken met loonkostensubsidie en daarop aanvullend een uitkering ontvangen. Het kabinet hoopt hiermee werken meer lonend te maken voor deze groep en om hen te motiveren (meer) te gaan werken.
Inzetten op matching tussen werkgever en werknemer
In het kader van deze 3e hoofdlijn moet het makkelijker worden voor werkgevers en werkzoekenden om elkaar te vinden. Daarvoor moet de werkgeversdienstverlening en het matchen op vacatures structureel worden versterkt. Het landelijk programma Perspectief op Werk is opgezet om de aansluiting tussen werkzoekenden werkgevers en onderwijs te verbeteren, waardoor de mismatch tussen vacature en kandidaat kan worden opgelost. Iedere arbeidsmarktregio heeft een bedrag van 2 miljoen euro ontvangen om de aansluiting te maken en ervoor te zorgen dat zoveel mogelijk mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt aan het werk gaan.
Lees-tip: Benieuwd naar de uitkomsten van Perspectief op Werk? Bekijk dan eens het onderzoek Perspectief op Werk: Eindrapportage van het bedrijf KplusV in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Stimuleren van duurzame arbeidsplaatsing
Bij de 4e hoofdlijn is een belangrijke stap om de administratieve knelpunten rond de no-riskpolis weg te nemen. De no-risk polis is een verzekering voor werkgevers, waardoor zij geen risicodrager zijn als hun werknemer met een arbeidsbeperking door ziekte uitvalt. In zo’n geval neemt het UWV de betaling van een ziektewetuitkering over.
Tijdspad Breed Offensief
In eerste instantie zou het wetsvoorstel Breed Offensief in werking treden per 1 juli 2021. Later werd dit uitgesteld naar 1 januari 2022. Vervolgens werd het op 13 april 2021 “controversieel verklaard”, wat betekent dat het onderwerp niet meer werd behandeld door het toenmalige kabinet, maar opnieuw moest worden geagendeerd door het volgende kabinet. Tsja, in de politieke wereld moet je niet al te vast op je planning rekenen…
Gelukkig betekent dit niet dat de ontwikkelingen rondom het Breed offensief helemaal hebben stilgestaan. Voor sommige acties was namelijk helemaal geen aanpassing van de wet nodig. Wat er ondertussen al wel (vanuit lagere wet- en regelgeving) is gedaan:
Er geldt één uniforme manier om de loonwaarde te bepalen van mensen met een arbeidsbeperking.
Er is een maatregel ingegaan om de administratie bij ziekmeldingen voor werkgevers gemakkelijker te maken.
Uiteindelijk is het wetsvoorstel Breed Offensief op 29 november 2022 door de Eerste Kamer aangenomen en gelden de volgende, aanvullende maatregelen:
Per 1 januari 2023
Per 1 juli 2023
De kostendelersnorm is aangepast van 21 jaar naar 27 jaar. Op die manier tellen jongeren pas vanaf 27 jaar mee als kostendelende medebewoner voor hun huisgenoten (bijvoorbeeld ouders) die bijstand ontvangen.
Het inkomen uit deeltijdwerk van iemand met een arbeidsbeperking die werkt met een loonkostensubsidie wordt niet meer volledig ingehouden op de bijstand van die persoon.
Werkgevers kunnen gemakkelijker loonkostensubsidie krijgen en ondersteuning op maat aanvragen voor hun werknemers met een arbeidsbeperking.
Jongeren met arbeidsbeperking hoeven niet eerst 4 weken te zoeken naar werk, voordat hun bijstandsaanvraag wordt behandeld (de zoektermijn) en ook zij krijgen arbeidsondersteuning.
Participatiewet in balans
Nu eindelijk alle maatregelen van het Breed Offensief zijn ingegaan kunnen we verder vooruit gaan kijken. Er ligt namelijk weer een nieuw pakket aan maatregelen klaar voor de Participatiewet. (Alweer? Ja, alweer!) Je zag hem in module 1 van deze training al even langskomen, namelijk de Participatiewet in balans! (Of eerder disbalans misschien 😉)
De aanleiding voor het programma Participatiewet in balans was een beleidsanalyse van minister Carola Schouten, waaruit is gebleken dat de huidige Participatiewet:
een complex ingerichte bestaanszekerheid biedt;
een beperkte ervaren ondersteuning geeft;
een disproportioneel sanctieregime kent.
In juni 2022 presenteerde minister Schouten de uitkomsten van deze beleidsanalyse, waarop het nieuwe beleidsplan Participatiewet in balans is gebaseerd. De doelen hiervan zijn gefundeerd op drie verschillende uitgangspunten. Allereerst op het vergroten van bestaanszekerheid, met meer ruimte voor de menselijke maat en inkomenszekerheid. Daarnaast op de ontwikkeling naar een bredere kijk op participatie, meer vanuit de mensen en niet vanuit de systemen. Tot slot op een verschuiving van handhaving vanuit wantrouwen naar vertrouwen (Hé zie je, daar hebben we weer zo’n beweging 😊).
Concrete voorstellen om dit te bereiken zijn:
harmoniseren van de bijverdiengrenzen;
gelijkstellen van de aanvragen bijstand BBZ, IOAW en IOAZ;
afwijken van het principe ‘aanvraagdatum is ingangsdatum’, waardoor bijstand aanvragen met terugwerkende kracht mogelijk wordt;
harmoniseren van de jongerennorm voor noodzakelijk uitwonende jongeren.
vrijlaten van giften tot een bedrag van € 1.200;
automatisch verrekenen van inkomsten uit arbeid op basis van de gegevens van de polisadministratie;
ruimte bieden voor het eigenstandig vormgeven van maatschappelijke participatie.
Tot 28 juni 2023 lag het wetsvoorstel ter internetconsultatie. Het wetsvoorstel is opgestuurd naar de Raad van State voor advies en treedt (vooralsnog) in werking op 1 januari 2025. Benieuwd of dit net zoals het Breed Offensief ook vijf jaar gaat duren?
LEESTIP
Wil je nog meer weten over het Breed Offensief? Lees dan hier de memorie van toelichting over het Breed Offensief.
Check, dubbelcheck
Ik weet wat het doel is van het Breed Offensief.
Ik kan uitleggen welke veranderingen onderdeel zijn geweest van het Breed Offensief.
Ik snap de aanleiding voor Participatiewet in balans en kan een aantal verbetervoorstellen benoemen.
We gebruiken cookies voor een goede werking van onze website. Met het plaatsen van deze cookies verzamelen we geen persoonsgegevens! Voor meer informatie bekijk ons cookiebeleid.AkkoordCookiebeleid