Het voordeel van een opname in het doelgroepregister is dat de werknemer en werkgever ondersteund kunnen worden met voorzieningen die specifiek voor de doelgroep zijn ontworpen. Deze kunnen via het UWV of gemeenten worden ingezet.
De instrumenten uitgevoerd door de gemeente zijn:
Loonkostensubsidie (LKS);
jobcoaching;
jobcarving;
proefplaatsing (voor mensen die onder de Participatiewet vallen: bijstands-, IOAZ- of IAOW-uitkering).
Het UWV is verantwoordelijk voor de volgende instrumenten:
werkplekaanpassing
Lage inkomensvoordeel (LIV)
no-risk polis
proefplaatsing (voor werknemers met een van deze uitkeringen: WAO, WIA, WAZ, Wajong (met arbeidsvermogen), Ziektewet, WW, IOW).
We zullen deze instrumenten één voor één bespreken.
Check, dubbelcheck
Ik weet nu dat er specifieke instrumenten zijn voor mensen met een verminderd arbeidsvermogen.
Ik weet nu dat de gemeente en het UWV elk specifieke instrumenten aanbiedt.
Je bent op de helft van deze module. Goed bezig! Eerder hebben we je al van de bank (of bureaustoel, kruk, grond, waar je ook zit) gekregen. Deze keer mag je lekker blijven zitten. Je gaat kijken naar 50 bloopers op het werk en hoeft daarbij alleen je lachspieren te gebruiken.
Maar hoe verloopt zo’n inschrijving nu in de praktijk? Hiervoor zijn twee verschillende routes. We zullen beide nu in detail bespreken.
Route 1: Aanvraag beoordeling arbeidsvermogen bij UWV
Wanneer de gemeente vermoedt dat iemand tot de doelgroep behoort, kan zij een verzoek bij het UWV indienen voor de aanvraag beoordeling arbeidsvermogen (ABA). In dit onderzoek beoordeelt het UWV aan de hand van de hiervoor genoemde procedure of iemand tot de doelgroep behoort. Naast dat de gemeente dit verzoek bij het UWV kan neerleggen, kan een persoon met een arbeidsbeperking die onder de Participatiewet valt ook zelf een aanvraag bij het UWV doen. Het UWV informeert de persoon en de uitkerende instantie over het resultaat.
De ABA van leerlingen van het voortgezet speciaal onderwijs (vso) en het praktijkonderwijs (pro) wordt ook gedaan bij het UWV, maar volgt een net andere route. Vaak worden zij aangemeld door de school waar zij onderwijs volgen. Nadat deze leerlingen een ABA-formulier hebben ingevuld, worden zij zonder verder onderzoek opgenomen in het doelgroepregister. Ook leerlingen van het Entree-onderwijs kunnen een ABA aanvragen. Hun arbeidsvermogen wordt wel eerst onderzocht.
Route 2: Praktijkroute via gemeente/Werkgevers Service Punt (WSP)
Vanaf januari 2017 is er een tweede route voor toegang tot het doelgroepregister. Deze heet de praktijkroute en loopt via de gemeente. Bij de praktijkroute wordt op een concrete werkplek vastgesteld of iemand met zijn beperkingen zelf in staat is om het wettelijk minimumloon te verdienen. Dit gebeurt door middel van een loonwaardemeting op de werkplek. De loonwaarde is de waarde van de arbeidsprestatie van een werknemer in een bepaalde functie op een bepaald moment, vergeleken met de arbeidsprestatie van een werknemer zonder arbeidsbeperking in dezelfde functie (de norm). De loonwaarde wordt bepaald door een loonwaardespecialist. Wanneer de loonwaarde minder is dan 100%, kan iemand niet zelfstandig het wettelijk minimumloonverdienen. Deze persoon wordt dan opgenomen in het doelgroepregister. Het is dan niet meer nodig om dit nog verder te laten beoordelen door het UWV.
In sommige gevallen kan iemand met een beperking op een functie starten, maar is het nog niet mogelijk om een loonwaardemeting te doen. Er kan dan door de gemeente forfaitair loonkostensubsidie worden verstrekt. Dit is standaard 50% van het wettelijk minimumloon voor maximaal de eerste 6 maanden van het dienstverband. Binnen deze termijn zal er alsnog een loonwaardemeting plaatsvinden.
Samenvatting routes
Check, dubbelcheck
Ik ken nu de twee routes naar het doelgroepregister.
Een persoon die onder de Wet banenafspraak valt wordt vaak een doelgroeper genoemd, omdat hij tot de doelgroep van de wet behoort en in het doelgroepregister is opgenomen.
Maar let op! Soms wordt er ook gesproken over de doelgroep van de Participatiewet. Deze doelgroepen overlappen deels en je moet goed kijken welke doelgroep er wordt bedoeld. De volgende personen vallen onder de doelgroep van de Wet banenafspraak:
mensen die onder de Participatiewet vallen van wie het UWV vaststelt dat zij niet zelfstandig 100% van het wettelijk minimuloon kunnen verdienen;
schoolverlaters van het voorgezet speciaal onderwijs (vso) en het praktijkonderwijs (pro) die zich hebben aangemeld bij UWV;
mensen die per 31-12-2014 op de wachtlijst voor plaatsing in de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) stonden;
mensen met oude Wajong of Wajong 2010 die kunnen werken;
mensen met een WIW-baan (voormalige Wet inschakeling werkzoekenden) of een ID-baan (voormalig besluit in- en doorstroombanen);
mensen die via de praktijkroute in het doelgroepregister instromen;
mensen met een ziekte of handicap die is ontstaan voor hun 18e verjaardag of tijdens hun studie en die alleen het wettelijk minimuloon kunnen verdienen met een werkvoorziening. Zij vragen geen beoordeling arbeidsvermogen aan, maar een beoordeling werken met een voorziening aan. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een vervoersvoorziening of een brailletoetsenbord.
Iemand is officieel een doelgroeper wanneer hij in het doelgroepregister van het UWV wordt opgenomen. Vanaf dat moment kan hij aanspraak maken op de voorzieningen die hieraan verbonden zijn.
Het doelgroepregister is niet anders dan de plaats waar centraal geregistreerd wordt of iemand tot de doelgroep van de Wet banenafspraak behoort. Het register is toegankelijk voor gemeenten en werkgevers. Daarnaast kan het Ministerie van Sociale Zaken hier monitoren in hoeverre werkgevers en de overheid hun banenquotum behalen. Het doelgroepregister registreert mensen met een arbeidsbeperking, waardoor werkgevers kunnen controleren of ze recht hebben op compensatie en ondersteuning bij het in dienst nemen van deze personen.
Leerlingen met een diploma van het voortgezet speciaal onderwijs (vso) of praktijkonderwijs worden automatisch opgenomen in dit register. Leerlingen met alleen een entree-opleiding kunnen op aanvraag worden toegevoegd. Andere personen kunnen zelf of via de gemeente het UWV verzoeken om toegang tot het register. Voor registratie wordt het arbeidsvermogen van de persoon beoordeeld, inclusief eventuele beperkingen.
Zoals we eerder zagen is de doelgroep van de Wet banenafspraak heel divers. Maar wat maakt hen nu allen onderdeel van de doelgroep? Het criterium dat het UWV hanteert is:
Criterium
Zoals we eerder zagen is de doelgroep van de Wet banenafspraak heel divers. Maar wat maakt hen nu allen onderdeel van de doelgroep? Het criterium dat het UWV hanteert is:
Iemand moet door beperkingen t.g.v. ziekte of gebrek (die minimaal 6 maanden voortduren) niet in staat zijn om het wettelijk minimumloon te verdienen, ook niet met ondersteuning.
Iemand kan dus wel werken, maar is dermate beperkt dat hij langdurig niet het wettelijk minimumloon kan verdienen.
Beperkingen
De beperking die iemand ervaart, moet dus liggen aan interne factoren (biologische factoren zoals genen) en mag niet alleen veroorzaakt worden door externe factoren (invloeden van buitenaf zoals leefomgeving of leefstijl), zoals een slechte arbeidsmarkt, te veel neventaken, of een gebrek aan motivatie. De beperkingen kunnen onderverdeeld worden in vier categorieën:
klachten aan het bewegingsapparaat;
hand- en vingergebruik;
psychische problemen;
autonomie.
Daarnaast mogen de beperkingen niet van tijdelijke aard zijn. Ze moeten minimaal zes maanden aanhouden.
Drempelfunctie
De beperkingen moeten dermate belemmerend zijn dat iemand niet het wettelijk minimumloon kan verdienen. Dit wordt beoordeeld door te kijken of iemand een drempelfunctie kan vervullen. Een drempelfunctie is een functie:
met een lage belasting;
die algemeen aanvaard is;
met een loonwaarde op of net boven het wettelijk minimumloon;
die op meerdere plaatsen op de nederlandse arbeidsmarkt voorkomt;
die actueel is (niet ouder dan 21 maanden);
die een maximaal opleidingsniveau vraagt van mbo 1-2.
In de onderstaande tabel vind je een overzicht van drempelfuncties. Deze functies komen uit het CBBS (claim- en borgingsysteem) van het UWV. Het CBBS is een systeem van het UWV dat de beschrijvingen bevat van enkele duizenden van de meest voorkomende functies in Nederland.
Telefonist, receptionist
Productiemedewerker industrie
Receptionist, baliemedewerker
Inpakker handmatig
Productiemedewerker textiel
Productiemedewerker metaal/elketro-ind.
Medewerker groen en terrein verzorging
Huishoudelijke medewerker gebouwen
Samensteller elektrotechnische apparatuur
Medewerker tuinbouw
Besteller post/pakketten
Medewerker autowasstraat
Parkeercontroleur
Medewerker kleding en textielreiniging
Portier/toezichthouder
Ondersteuning
Als iemand niet in staat is door zijn beperking(en) een drempelfunctie te vervullen, dan wordt er als laatste gekeken naar de mogelijkheden van lichte ondersteuning. Hierbij gaat het om lichte oplossingen voor knelpunten op de werkplek waarin de werkgever zelf kan voorzien.
Als ook lichte ondersteuning geen oplossing biedt, dan behoort de persoon tot de doelgroep en kan hij worden opgenomen in het doelgroepregister.
Vrijwillig
Een inschrijving in het doelgroepregister is niet verplicht. Echter is een inschrijving in het doelgroepregister noodzakelijk voor het recht op loonkostensubsidie (LKS). Er kan zonder inschrijving eventueel wel recht zijn op een no-riskpolis of het lage inkomensvoordeel (LIV). Wat deze voorzieningen inhouden bespreken we later.
Check, dubbelcheck
Ik weet nu wie er onder de doelgroep van de banenafspraak vallen.
Ik weet hoe er bepaald wordt of iemand tot de doelgroep van de banenafspraak behoort.
De Participatiewet is de vertaling van het ideaalbeeld van de participatiesamenleving waarin iedereen meedoet naar zijn vermogen. Dit ideaal wordt deels nagestreefd, omdat deelname aan de samenleving goed is voor de gezondheid van het individu. Daarnaast werd er al bij de invoering van de Wet werk en bijstand (Wwb) in 2004 geconstateerd dat we door de vergrijzing afstevenen op een tekort aan arbeidscapaciteit met nadelige gevolgen voor de groei van de economie. Het activeren van mensen die tot dan toe aan de zijlijn van de arbeidsmarkt hadden gestaan werd aangedragen als oplossing.
Mensen met een arbeidsbeperking is een groep waarin de afgelopen jaren is geïnvesteerd om hen te betrekken bij het arbeidsproces. In deze module kijken we hoe de Participatiewet en de Wet banenafspraak het mensen met een arbeidsbeperking mogelijk moeten maken om naar vermogen deel te nemen aan de samenleving. Als we het in deze module hebben over een beperking, dan gaat het dus in de context van deze module over een arbeidsbeperking.
Mensen met een arbeidsbeperking: wie zijn dat?
Voor mensen met een arbeidsbeperking is de toegang tot de arbeidsmarkt vaak complexer dan voor mensen zonder arbeidsbeperking. Zij slagen er dan ook niet altijd in om zelfstandig het wettelijk minimumloon (WML) te verdienen. Met de invoering van de Participatiewet heeft het Rijk aan gemeenten de opdracht gegeven om deelname aan de arbeidsmarkt voor mensen met een arbeidsbeperking te bevorderen. We spreken binnen de Participatiewet over mensen met een arbeidsbeperking wanneer zij structureel niet in staat zijn om zonder ondersteuning minimaal het wettelijk minimumloon te verdienen. Niet iedereen met een beperking is dus per definitie ook arbeidsbeperkt.
Banenafspraak
Al voor de invoering van de Participatiewet is er op 11 april 2013 een sociaal akkoord gesloten. Werkgevers en de overheid hebben hierin met elkaar afspraken gemaakt om mensen met een arbeidsbeperking zoveel mogelijk aan regulier werk te helpen. De doelstelling is om voor hen 125.000 banen te creëren bij reguliere werkgevers in de periode van 2013 tot 2026. In het oorspronkelijk akkoord ging het om 100.000 banen in het bedrijfsleven en om 25.000 banen bij de overheid. In 2015 is deze afspraak vastgelegd in de Wet banenafspraak. Deze aantallen zijn omgezet naar jaarlijkse quota die zowel de overheid als het bedrijfsleven moeten behalen. Bedrijven met meer dan 25 werknemers in dienst worden verwacht mee te werken aan de realisatie van werkplekken voor mensen met een arbeidsbeperking.
Echter, bleek uit cijfers van 2021 dat bedrijven en met name overheden nog steeds achterlopen op deze doelstelling. Eind 2022 stond het aantal extra gecreëerde banen op 81.000. Om dit quotum werkelijk te gaan halen, heeft het kabinet het wetsvoorstel vereenvoudiging banenafspraak en quotomregeling arbeidsbeperkten met een aantal verbeteringen bedacht die door de Tweede en Eerste kamer worden beoordeeld:
Werkgevers krijgen momenteel loonkostenvoordeel tot € 2.000 per werknemer met een arbeidsbeperking per jaar. Het idee is om dit per 2025 te veranderen van maximaal 3 jaar naar zolang het dienstverband loopt.
Nu zijn er in feite twee banenafspraken: een voor bedrijven vs. een voor overheden. Het kabinet wil hier één gezamenlijke banenafspraak van maken, maar daarvoor zullen overheden eerst beter hun best moeten doen om meer banen te creëren.
Als werkgevers hun aantallen banen niet halen, krijgen zij op dit moment extra kosten. Het kabinet wil toevoegen dat werkgevers die juist beter presteren een bonus krijgen in de vorm van meer loonkostenvoordeel.
Het onderstaande filmpje legt de Wet banenafspraak uit. Het filmpje gaat ook in op het doelgroepregister. Hier gaan wij later in deze module nog verder op in, maar zo kan je het toch al even horen.
Breed offensief
Eind 2018 constateerde toenmalig staatssecretaris Tamara van Ark dat de Wet banenafspraak niet de verwachtte resultaten had opgeleverd. De helft van de mensen met een beperking was nog werkloos en slechts 1 op de 10 werkgevers had iemand met een arbeidsbeperking in dienst. Een belangrijke oorzaak hiervoor was de nodeloos ingewikkelde procedure die werkgevers moesten doorlopen om iemand met een arbeidsbeperking in dienst te nemen. Die procedure kon door beleidsvrijheid ook nog eens van gemeente tot gemeente verschillen. Om de problemen van de Wet banenafspraak aan te pakken werd het ‘breed offensief’ gelanceerd in 2018. Het breed offensief is een pakket aan maatregelen om meer mensen met een arbeidsbeperking aan het werk te helpen en te houden. De onderstaande afbeelding vat goed samen wat dit offensief inhoudt. Het breed offensief heeft geleid tot een aantal wijzigingen in de Participatiewet, waarvan enkele in januari 2023 zijn ingegaan, en de rest per 1 juli 2023.
Nog niet klaar met het breed offensief en wil je meer weten? Kijk dan hier.
Participatiewet in balans
Nu eindelijk alle maatregelen van het breed offensief zijn ingegaan kunnen we verder vooruit gaan kijken. Er ligt namelijk weer een nieuw pakket aan maatregelen klaar voor de Participatiewet, namelijk de Participatiewet in balans!
De aanleiding hiervoor is een beleidsanalyse van minister Carola Schouten waaruit is gebleken dat de huidige Participatiewet:
een complex ingerichte bestaanszekerheid biedt;
beperkt ervaren ondersteuning geeft;
een vaak disproportioneel sanctieregime kent.
In juni 2022 presenteerde de minister de uitkomsten van deze beleidsanalyse waarop het nieuwe beleidsplan Participatiewet in balans is gebaseerd. De doelen hiervan zijn gebaseerd op drie verschillende uitgangspunten. Allereerst op het vergroten van bestaanszekerheid met meer ruimte voor de menselijke maat en inkomenszekerheid. Daarnaast op de ontwikkeling naar een bredere kijk op participatie meer vanuit de mensen en niet vanuit systemen. Tot slot is een verschuiving van handhaving vanuit wantrouwen naar vertrouwen een belangrijk uitgangspunt.
Harmonisering bijverdiengrenzen
Hiermee wordt voorgesteld dat het Rijk de bijverdiengrenzen wil verruimen voor alle bijstandsgerechtigden tussen de 18 jaar en de AOW-leeftijd met een duur van één jaar. De bijverdiengrenzen regelen dat mensen die bijstand krijgen, en ernaast gaan werken, hier een deel van mogen houden. Dit voorstel biedt de mogelijkheid om de regeling te verlengen voor mensen die vanwege individuele omstandigheden niet in staat zijn om meer uren te werken. Deze wijziging komt overeen met het coalitieakkoord om voor mensen die deeltijd werken, en een aanvulling ontvangen vanuit de bijstand, werken meer lonend te maken. Daarnaast geldt voor iedereen dezelfde regeling, namelijk 15% inkomensvrijlating voor minstens een jaar. Voorheen waren er veel verschillende regelingen binnen de bijverdiengrenzen.
Gelijkstellen aanvraag(datum) bijstand Bbz, IOAW en IOAZ
Hiermee wordt voorgesteld dat de datum van de aanvraag wordt beschouwd als de meldingsdatum voor de bijstandsaanvraag, als iemand een verkeerde uitkeringsaanvraag indient en later een aanvraag doet voor een andere, juiste uitkering.
Afwijken van het principe aanvraagdatum is ingangsdatum (bijstand met terugwerkende kracht)
Sommige bijstandsaanvragers hebben al enige tijd weinig tot geen inkomsten voordat ze een aanvraag indienen, wat tot schrijnende situaties kan leiden. Hiermee wordt voorgesteld om de uitkering met terugwerkende kracht alsnog toe te kennen vanaf de meldingsdatum om deze problemen te verlichten.
Harmonisatie jongerennorm voor noodzakelijk uitwonende
De jongerennorm (18-21 jaar) zorgt ervoor dat jongeren van wie de ouders niet aan de onderhoudsplicht kunnen voldoen, een beroep kunnen doen op bijzondere bijstand. Gemeenten moeten volgens de Participatiewet bijdragen aan de kosten van deze jongeren, maar er zijn grote verschillen tussen gemeenten. Daarom wordt voorgesteld om de bijzondere bijstand voor deze groep te harmoniseren voor meer rechtszekerheid.
Giften worden vrijgelaten tot een bedrag van € 1200,00
Hiermee wordt voorgesteld dat bijstandsgerechtigden jaarlijks tot 1200 euro aan giften mogen ontvangen zonder dat dit invloed heeft op hun uitkering.
Automatisch verrekenen van inkomsten uit arbeid op basisgegevens van de polisadministratie
Hiermee wordt voorgesteld dat inkomsten niet langer met een maand vertraging verrekend worden, wat leidt tot een vermindering van de administratieve lasten voor de uitvoering en de inkomensonzekerheid voor bijstandsgerechtigden.
Ruimte voor het eigenstandig vormgeven van maatschappelijke participatie
Bijstandsgerechtigden die verder afstaan van de arbeidsmarkt, krijgen de vrijheid en de mogelijkheid om zelf invulling te geven aan de verplichting tot maatschappelijke participatie. Dit kan onder andere gebeuren door middel van het volgen van een opleiding, het doen van vrijwilligerswerk, of het verlenen van mantelzorg.
Momenteel ligt het wetsvoorstel Participatiewet in balans bij de Raad van State wat (hopelijk) betekent dat de wet in werking treedt op 1 januari 2025. Benieuwd of dit net zoals het Breed offensief ook vijf jaar gaat duren!
Check, dubbelcheck
Ik weet nu wat het hebben van een arbeidsbeperking betekent.
Ik weet nu wat de Wet banenafspraak inhoudt.
Ik weet wat er beoogd wordt met het breed offensief.
Sociale activering wordt vaak ingezet bij personen die een geïsoleerd leven leiden met weinig sociale contacten buitenshuis. Door iemandnuttige activiteiten te laten ondernemen met een maatschappelijke impact (bijvoorbeeld vrijwilligerswerk) komt iemand weer onder de mensen en wordt het isolement doorbroken. Het stelt de persoon in staat zijn sociale vaardigheden te oefenen, te ontwikkelen en zijn netwerk uit te breiden. Sociale activering is vaak een stap in een re-integratietraject wanneer betaald werk nog niet in zicht is. Wanneer duidelijk is dat iemand nooit aan het werk kan gaan, is sociale activering niet verplicht als re-integratie-instrument. Het gaat in het kader van re-integratie dus altijd om sociale activering met als uiteindelijke doel betaald werk.
Werkervaringsplaats
Zoals de naam al doet vermoeden, is dit een voorziening die iemand de mogelijkheid geeft om werkervaring op te doen. Dit kan ervaring zijn op een specifieke functie. Het kan ook zijn dat iemand lang niet of nooit gewerkt heeft. Met een werkervaringsplek kan iemand dan ervaren hoe het is om (weer) voor een werkgever te werken.
Bij een werkervaringsplek sluit de gemeente doorgaans een overeenkomst met de werkgever over het doel, de omvang, de duur en de begeleiding op de werkervaringsplek. Er wordt door de gemeente onderzocht of de plek geschikt is voor het opdoen van werkervaring. Kan de inwoner hier nuttige ervaring opdoen of kan hij ook betaald werk gaan doen? Vanzelfsprekend moet de gemeente dat laatste goed bewaken. Werkervaring mag nooit een reguliere baan die betaald kan worden verdringen.
Proefplaatsing
Bij een proefplaatsing gaat iemand onbetaald (met behoud van uitkering) voor twee maanden een functie vervullen binnen een organisatie. In deze periode doet de persoon ervaring op met de functie. De werkgever kan tijdens de proefplaatsing bepalen of hij als vervolgstap een betaald arbeidscontract aanbiedt aan de persoon in kwestie.
Een proefplaatsing wordt doorgaans ingezet wanneer de werkgever twijfelt of iemand geschikt is voor de functie. De plaatsing is voor een bepaalde duur die verlengd kan worden. Er wordt door de gemeente gewaakt voor werkgevers die alleen uit zijn op tijdelijke goedkope arbeid. Zo onderzoeken ze bijvoorbeeld of de werkgever wel echt de intentie heeft om na de proefplaatsing de inwoner in dienst te nemen.
Verwervingskosten
Met deze voorziening kan de gemeente tegemoetkomen in de kosten die iemand maakt om aan het werk te gaan. Denk hierbij aan de vergoeding van reiskosten of de eigen bijdrage voor kinderopvang. Voor een uitkeringsgerechtigde met een parttimebaan kunnen deze kosten zorgen voor een achteruitgang in de financiële positie. De vergoeding van deze kosten moet de drempel verlagen om (fulltime) aan het werk te gaan.
Overigens zijn er ook gemeenten die bijvoorbeeld reiskosten als bijzondere bijstand vergoeden.
VOORBEELD
Hans heeft een bijstandsuitkering naar de alleenstaande norm: € 1.283,83 (per 1 januari 2024). Via de gemeente komt hij aan het werk bij het magazijn van Kruidvat. Hans verdient € 800,00 per maand. Zijn loon wordt aangevuld met € 483,83 uitkering per maand. Wat dat betreft gaat Hans er niet op achteruit. Het magazijn is echter te ver om te fietsen, dus Hans gaat met de bus. Dit kost hem € 4,00 per dag. Met gemiddeld 14 werkdagen per maand kost hem dat € 56,00. Dit lijkt misschien niet veel, maar voor iemand met een uitkering is het een groot bedrag. Als de gemeente deze kosten niet zou vergoeden, is er een grote kans dat Hans stopt met zijn baan. Dan moet de gemeente Hans een volledige uitkering verstrekken. Het vergoeden van de reiskosten is in dat geval de goedkoopste optie en zorgt ervoor dat Hans meedraait in de maatschappij.
Scholing
Bij jongeren tot 27 jaar wordt er volop ingezet op het behalen van een diploma dat perspectief op een baan biedt. Zij kunnen in de meeste gevallen nog gebruik maken van studiefinanciering en daarmee hun studie bekostigen en zichzelf in hun levensonderhoud voorzien. Aan het re-integratietraject voor jongeren worden meer eisen gesteld. Het traject, de verplichtingen en sancties moeten worden vastgelegd in een Plan van Aanpak. Het moet een duidelijk traject worden waarmee ze zo snel mogelijk kunnen re-integreren. Hiermee wordt geprobeerd te voorkomen dat zij op latere leeftijd (opnieuw) werkloos raken en in de bijstand terechtkomen.
Persoonlijke ondersteuning
De ondersteuning wordt vaak geboden door een jobcoach. Deze coach kan de persoon leren om op een bepaalde werkplek te functioneren. Het kan ook zo zijn dat de ondersteuning gericht is op het leren van vaardigheden aan collega’s om de persoon in kwestie de ondersteuning te bieden die hij nodig heeft. Deze voorziening kan gecombineerd worden met een proefplaatsing of een werkervaringsplek. De ondersteuning wordt dan net zolang geleverd als dat de voorzieningen lopen.
Check, dubbelcheck
Ik heb een beeld bij de volgende re-integratievoorzieningen:
sociale activering;
werkervaringsplaats;
proefplaatsing;
verwervingskosten;
scholing;
persoonlijke ondersteuning.
Ik weet ook met welk doel deze voorzieningen ingezet kunnen worden.
De gemeente kan in een re-integratietraject een aantal voorzieningen of instrumenten inzetten. Het idee is dat de inwoner door het gebruik van de voorziening werkt aan het bereiken van zijn re-integratiedoel. Zoals we bij de regels al zagen, is er beleidsvrijheid bij het bepalen welke instrumenten er worden aangeboden. Voorbeelden van instrumenten zijn:
loonkostensubsidie;
lage-inkomensvoordeel;
no-riskpolis;
persoonlijke ondersteuning;
beschut werk;
verschillende projecten (bijvoorbeeld sollicitatietraining);
werkervaringsplaats;
sociale activering;
detacheringsbaan;
scholing;
proefplaatsing;
wervingskosten (reiskosten, kinderopvang).
We zullen een aantal van deze voorzieningen in deze module uitdiepen. De overige voorzieningen komen aan bod in een latere module over werken met een arbeidsbeperking.
Check, dubbelcheck
Ik weet waarvoor re-integratievoorzieningen zijn bedoeld.
Ik kan voorbeelden noemen van re-integratievoorzieningen.
Zoals we in artikel 8a, lid 2 zagen, stelt de wet dat de gemeenterekening moet houden met de omstandigheden van een persoon bij de inzet van voorzieningen. In de vijfde nota die bij de invoering van de Participatiewet aan de tweede kamer werd gepresenteerd, wordt dit als volgt verwoord:
We zagen bij de algemene bijstand dat deze wordt afgestemd op de leeftijd, leefvorm en woonsituatie van een persoon. Op basis van deze gegevens kunnen er vaste bedragen/normen worden toegekend aan inwoners.
Bij de re-integratie is de situatie een stuk complexer en is het moeilijker om een set van voorwaarden op te stellen die bepalen in welke situatie iemand welke voorziening krijgt.
Persoonlijke omstandigheden kunnen heel verschillend zijn en ook nog een andere impact op iemand hebben. Maatwerk betekent dat er per situatie bepaald kan worden wat een persoon nodig heeft ter ondersteuning van zijn re-integratietraject.
Een proces
Aan het begin van deze module begonnen we met de volgende definitie van re-integratie:
Re-integratie is het geheel van activiteiten die het zo snel als mogelijk vinden van betaalde arbeid stimuleert.
Uit deze definitie blijkt dat het bij re-integratie niet om een moment gaat, maar om een proces. Er wordt daarom ook wel van een re-integratietraject gesproken. In het traject kunnen verschillende activiteiten worden ondernomen en verschillende voorzieningen worden ingezet. Welke voorzieningen dat zijn, zo hebben we geleerd, is maatwerk en moet bepaald worden aan de hand van de situatie van de inwoner en wat hij nodig heeft om betaalde arbeid te vinden.
Dit is de taak van de consulent werk (en inkomen). Hij brengt samen met de inwoner de huidige situatie in kaart en biedt de passende ondersteuning op weg naar het vinden van betaalde arbeid. Waar nodig worden er in het proces voorzieningen ingezet. Hieronder zullen we uitleggen hoe zij dit doen.
In kaart brengen
Het is dus voor de gemeente van belang om inzicht te krijgen in de situatie van de inwoner en zijn behoeften om de benodigde activiteiten te bepalen en doelgericht re-integratievoorzieningen in te kunnen zetten. Dit inzicht kan de consulent op verschillende manieren verkrijgen. Doorgaans begint het met één of meerdere gesprekken over het arbeidsverleden van de inwoner en zijn mogelijkheden/beperkingen om aan het werk te gaan. De consulent kan bij deze gesprekken ondersteunende bewijsstukken opvragen, bijvoorbeeld:
diploma’s;
het laatste arbeidscontract;
cv;
keuringsrapporten van Arboartsen.
Waar nodig kan de consulent arbeidskundig- en medisch onderzoek inzetten om de belastbaarheid van een inwoner te onderzoeken. Bij onderzoek naar de belastbaarheid van een inwoner wordt er gekeken naar de fysieke en psychische gezondheid van een inwoner. Op basis daarvan wordt er bepaald welk werk hij nog kan verrichten en voor hoeveel uren per dag/week. Tegenwoordig kan de consulent ook gebruik maken van computerprogramma’s die op basis van vragenlijsten een diagnose kunnen maken van de situatie van de inwoner.
De participatieladder
De gemeente maakt vaak gebruik van modellen om groepen klanten in te delen. Dit geeft de consulent enige houvast in het bepalen van het traject. Door middel van wetenschappelijk onderzoek is uitgezocht welke activiteiten het meest effectief zijn voor mensen in een bepaalde categorie. Het bekendste model is de participatieladder die je hieronder kan zien.
Afhankelijk van de activiteiten die de inwoner op dat moment al onderneemt, bevindt hij zich op een trede van de ladder. Bevindt hij zich onderaan, op trede 1, dan leeft hij geïsoleerd en heeft hij geen sociale contacten buitenshuis. Helemaal bovenaan op trede 6 staat iemand met een betaalde baan, die daarbij ook geen ondersteuning nodig heeft. Dat is natuurlijk het ideale scenario!
Het re-integratietraject
Tijdens het re-integratie traject is het de bedoeling dat de inwoner klimt op de participatieladder. Door iemand ondersteuning te bieden bij het maken van sociale contacten buitenshuis kan hij van trede 1 naar trede 2 gaan. Het kan ook zo zijn dat iemand door problemen in zijn leven (bijvoorbeeld schulden of psychische problematiek) niet klaar is om een stap op de ladder te zetten. Een re-integratie activiteit kan dan gericht zijn op behandeling door een psycholoog. Het oplossen van problemen op andere levensgebieden creëert dan ruimte voor het zetten van een volgende stap naar betaalde arbeid. De activiteiten, ondersteuning en duur van het traject zijn wederom maatwerk en afhankelijk van de persoon en zijn situatie.
Het doel
Het traject heeft altijd een einddoel of in termen van de participatieladder gesproken een doeltrede. Dit is een inschatting van het hoogste haalbare niveau van werk of maatschappelijk participeren voor de inwoner. Het uitgangspunt is doorgaans het bereiken van trede 6, zodat de inwoner in zijn eigen levensonderhoud kan voorzien. Voor sommige inwoners zal betaalde arbeid echter nooit een haalbaar doel zijn. Er wordt dan gestreefd naar een zo hoog mogelijke trede. Dat kan betekenen dat iemand afhankelijk blijft van een bijstandsuitkering en/of ondersteuning.
Check, dubbelcheck
Ik weet nu wat maatwerk is.
Ik weet nu wat het re-integratietraject is en hoe dit verloopt.
Ik weet wat de participatieladder is en ken de stappen.
Je bent op de helft van deze module. Goed bezig! Bij re-integratie spreekt men ook wel eens over: van de bank af komen. Dat ga jij nu ook doen. Zet je favoriete disconummer op en dans je beste disco dans. Mocht je geen discomuziek kennen dan raden wij Earth, Wind & Fire – Let’s Groove aan.
De gemeente heeft bij de invulling van haar ondersteuning bij re-integratie beleidsvrijheid. Je weet nu onderhand wel wat dat betekent. Ze moet de invulling van de vrijheid vastleggen in een verordening. Het is artikel 8a Participatiewet dat de gemeente hiertoe verplicht.
Artikel 8a. Verordeningen re-integratievoorzieningen en tegenprestatie
1. De gemeenteraad stelt bij verordening regels met betrekking tot:
a. Het ondersteunen bij arbeidsinschakeling en het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling, bedoeld in artikel 7, lid 1a, en artikel 10, lid 1;
b. Het opdragen van een tegenprestatie als bedoeld in artikel 9, lid 1c;
e. Het verrichten van werkzaamheden in een beschutte omgeving, bedoeld in artikel 10b.
Het eerste lid legt de gemeente de plicht op om een verordening op te stellen met daarin de regels wat betreft het ondersteunen bij arbeidsinschakeling en het aanbieden van voorzieningen. De gemeente heeft de vrijheid om haar aanbod aan voorzieningen af te stemmen op de specifieke behoefte van haar inwoners.
Die vrijheid wordt wel een klein beetje ingeperkt doordat de wet vraagt om een aantal voorzieningen in ieder geval uit te werken in de verordening. Dit zijn de volgende re-integratievoorzieningen: scholing, de premie en beschut werk. Verderop in deze module werken we uit wat deze voorzieningen inhouden.
Artikel 8a geeft ook opdracht om de tegenprestatie in een verordening uit te werken. De tegenprestatie staat los van re-integratie en heeft een ander karakter.
2. De regels, bedoeld in het eerste lid, bepalen in ieder geval:
a. Onder welke voorwaarden welke personen, bedoeld in artikel 7, lid 1, onderdeel a, en werkgevers van deze personen in aanmerking komen voor in de verordening te omschrijven voorzieningen en hoe deze rekening houdend met omstandigheden, zoals de zorgtaken, en het feit, dat die persoon tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort of gebruik maakt van de voorziening beschut werk, bedoeld in artikel 10b, of een andere structurele functionele beperking heeft, evenwichtig over deze personen worden verdeeld;
b. Welke regels gelden voor het aanbod van scholing of opleiding en voor de premie indien onbeloonde additionele werkzaamheden worden verricht als bedoeld in artikel 10a waarbij die regels voor de premie in ieder geval betrekking hebben op de hoogte van de premie in relatie tot de armoedeval.
Het tweede lid van het artikel vraagt in de verordening op te bepalen wat de voorwaarden zijn voor de toegang tot de voorzieningen die zijn opgenomen. Handig hè, dat je nu die doelgroep uit artikel 7 eerste lid a, zo goed op je netvlies hebt want het gaat natuurlijk weer over diezelfde doelgroep.
Daarnaast zegt dit artikel dat in de verordening moet staan hoe de voorzieningen evenwichtig verdeeld worden (ja, er blijft sprake van schaarste). Het college moet in de verordening vastleggen hoe er rekening wordt gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de persoon. Tenslotte worden er een paar voorbeelden gegeven van deze persoonlijke omstandigheden waar in ieder geval rekening mee gehouden moet worden: zorgtaken en functionele beperkingen. Waarom dit gevraagd wordt zullen we uitleggen na de opdracht en de energizer.
Opdracht re-integratieverordening: Zoek de re-integratieverordening op van de gemeente waar je nu voor werkt en van één andere gemeente.
Let op, de verordeningen heten soms anders of zijn soms gecombineerd met andere verordeningen in bijvoorbeeld één verordening Participatieweten het kan zelfs voorkomen dat er één verordening sociaal domein is, maar in iedere gemeente zijn zaken over re-integratie vastgelegd.
Je hebt nu twee verordeningen voor je:
Lees een paar algemene artikelen over hoe de gemeente omgaat met de doelgroep.
Zie je wat is vastgelegd over beschut werk?
En over de premie?
Verschillen deze verordeningen van elkaar en hoe dan? Kun je bedenken waar dat mogelijk aan ligt?
Check, dubbelcheck
Ik weet nu dat gemeenten de taak hebben mensen te ondersteunen bij hun re-integratie en waar nodig hen voorzieningen te bieden.
Ik weet nu dat inwoners recht hebben op ondersteuning bij re-integratie, maar geen recht hebben op een specifieke voorziening.
Ik weet nu dat de gemeente een re-integratieverordening moet opstellen met daarin de voorzieningen die zij aanbiedt en de voorwaarden voor toegang tot die voorzieningen.
Ik heb twee verschillende re-integratieverordeningen bestudeerd.
We gebruiken cookies voor een goede werking van onze website. Met het plaatsen van deze cookies verzamelen we geen persoonsgegevens! Voor meer informatie bekijk ons cookiebeleid.AkkoordCookiebeleid