We hebben net in artikel 7, lid 1a de opdracht gelezen die het college krijgt ten aanzien van de ondersteuning bij re-integratie. In artikel 10 Participatiewet is deze opdracht van het college vertaald naar een recht voor de inwoner. Voor wat betreft de 7 doelgroepen: die zijn hetzelfde als in artikel 7 en die gaan we niet herhalen (je kunt misschien nog even terugkijken).
Na het benoemen van de 7 bekende doelgroepen staat er in artikel 10 het volgende:
Artikel 10. Aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling
1. […] overeenkomstig de verordening, bedoeld in artikel 8a, aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling, waaronder persoonlijke ondersteuning bij het verrichten van de aan die persoon opgedragen taken, indien die persoon zonder die ondersteuning niet in staat zou zijn die taken te verrichten.
Of in gewone mensentaal:
In artikel 8a krijgt de gemeente de opdracht om een aantal zaken ten aanzien van re-integratie vast te leggen in een verordening. De 7 doelgroepen kunnen aanspraak maken op ondersteuning en voorzieningen die door het college noodzakelijk worden geacht. Een wassen neus lijkt het dan wel. Je hebt recht op de voorziening, waarvan jouw gemeente al vindt dat je die nodig hebt. Wanneer de inwoner dus om ondersteuning vraagt, is de gemeente verplicht die te leveren. De inwoner heeft geen recht om te bepalen wat er noodzakelijk is bij de re-integratie. Een inwoner kan dus geen aanspraak maken op een specifieke voorziening. Dit is het recht/de taak van de gemeente.
Hier wordt ook nadrukkelijk de ondersteuning op de werkvloer genoemd, de zogenaamde jobcoach.
2.Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op personen die vanwege een voorziening gericht op arbeidsinschakeling niet tot een van de groepen, bedoeld in het eerste lid, behoren.
En ook hier (net als in artikel 7) wordt nadrukkelijk vastgelegd dat wanneer je met ondersteuning van het college aan het werk bent, je die ondersteuning ook houdt.
6.Artikel 40, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing waarbij in het geval de werkgever een aanvraag doet als bedoeld in het vijfde lid, onder belanghebbende wordt verstaan de persoon ten behoeve van wie de aanvraag wordt gedaan.
In het derde lid van het artikel is vastgelegd dat een inwoner alleen kan vragen om ondersteuning van de re-integratie bij de gemeente waar hij woonachtig is.
Check, dubbelcheck
Ik weet nu dat inwoners recht hebben op ondersteuning door de gemeente bij hun re-integratie.
Ik kan nog steeds zo’n 4 á 5 doelgroepen noemen die recht hebben op de ondersteuning.
De gemeente heeft dus een rol in de re-integratie van haar inwoners. We hebben het hier over inwoners en niet over uitkeringsgerechtigden, omdat de gemeente voor een bredere groep inwoners deze opdracht van de wetgever gekregen heeft. De taakstelling van de gemeente is vastgelegd in artikel 7, lid 1, onderdeel a Participatiewet.
Artikel 7 lid 1 Opdracht college
1.Het college:
a. Ondersteunt bij arbeidsinschakeling:
1. Personen die algemene bijstand ontvangen,
Dit zijn de mensen waar we het in deze training al veel over hebben gehad. Ze hebben een bijstandsuitkering voor het levensonderhoud. Vanaf het moment van melding gelden de verplichtingen voor hen en hebben ze recht op ondersteuning bij het vinden van werk.
Dit stukje tekst stelt dat met name kwetsbare uitkeringsgerechtigden, die voorafgaand aan het aanvaarden van werk ondersteuning ontvingen van de gemeente, het recht op ondersteuning niet direct verliezen als ze gaan werken. De bemoeienis van de gemeente stopt pas wanneer iemand twee jaar aaneengesloten betaald werk heeft waarmee hij tenminste het minimumloon verdient en er ook geen sprake van loonkostensubsidie was.
Handig wanneer een lid volledig naar een ander deel van de wet verwijst. In artikel 10 lid 2 staat: Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op personen die vanwege een voorziening gericht op arbeidsinschakeling niet tot een van de groepen, bedoeld in het eerste lid, behoren.
Het kan zijn dat een inwoner door gebruik te maken van ondersteuning van de gemeente in staat is om twee jaar aaneengesloten meer dan het minimumloon te verdienen. Bij ondersteuning in het kader van dit artikel moet dan gedacht worden aan een voorziening zoals bijvoorbeeld jobcoaching. De inwoner werkt wel, maar dat komt juist ook door de ondersteuning. Als het recht op ondersteuning dan zou stoppen na twee jaar, verliest iemand mogelijk zijn betaalde werk. Dan zijn alle inspanningen voor niets geweest. De ondersteuningstaak van de gemeente zou dan stoppen, zo hebben we hierboven gelezen. Dit lid maakt het mogelijk om deze mensen blijvend te ondersteunen.
De Anw verstrekt een basisinkomen aan weduwen en weduwnaars die arbeidsongeschikt zijn, of ten laste komende kinderen hebben, en aan wezen. De Anw-uitkering wordt betaald door de SVB. De re-integratietaak is echter belegd bij de gemeente.
Over de IOAW hebben we het in module 6 al even gehad. Het is een uitkering voor mensen die op hogere leeftijd werkeloos zijn geworden en wordt uitgevoerd door de gemeente. Ook voor deze mensen heeft de gemeente de taak om hen te helpen bij hun re-integratie.
Niet-uitkeringsgerechtigden,ook wel nuggers genoemd (als iemand dat woord noemt weet jij nu wat dat zijn), zijn inwoners jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd die geen aanspraak kunnen maken op ondersteuning bij re-integratie vanuit een andere uitkering. Het kan bijvoorbeeld gaan om inwoners waarvan de WW-uitkering al beëindigd is en die geen recht hebben op een bijstandsuitkering omdat de partner te veel inkomen heeft.
De Participatiewet heeft de gemeente de taak gegeven om ook deze inwoners te ondersteunen bij hun re-integratie. De overheid wil graag dat zo veel mogelijk mensen gaan werken. Dit is in het belang van de hele maatschappij. Vandaar dat er wel recht op ondersteuning bij arbeidsinschakeling bestaat, ook al is er geen recht op een (bijstands)uitkering.
7. (vervolg) En, indien het college daarbij het aanbieden van een voorziening, waaronder begrepen sociale activering gericht op arbeidsinschakeling, noodzakelijk acht, bepaalt en biedt deze voorziening aan.
Dit laatste stukje van het eerste lid is een soort boter bij de vis. Het college ondersteunt niet alleen maar bepaalt ook welke voorziening er nodig is. Dan is het nog niet klaar. De voorziening wordt ook aangeboden aan een inwoner zoals hierboven onder artikel 7 lid 1a 1-7 is beschreven. Wat deze voorzieningen inhouden bespreken we later in deze module.
Check, dubbelcheck
Ik weet nu dat de wetgever aan het college een opdracht heeft gegeven bij het re-integreren van haar inwoners.
Ik kan van de 7 categorieën inwoners die recht hebben op deze ondersteuning, er toch zo wel 4 of 5 benoemen.
Ik heb uit nieuwsgierigheid en interesse even heel artikel 7 bekeken om een beter beeld te krijgen van de opdrachten die in het kader van de Participatiewet aan het college zijn gegeven.
Het uitgangspunt van de Participatiewet is dat mensen in de eerste plaats zelf verantwoordelijk zijn om te voorzien in hun levensonderhoud. Hierbij is het vinden van betaald werk een belangrijk onderdeel. Als het niet lukt om werk te vinden, kan de gemeente (het liefst tijdelijk) mensen financieel ondersteunen door een bijstandsuitkering te verstrekken.
De wet valt dus in twee onderdelen uiteen: ondersteunen bij het vinden van werk en het verstrekken van een uitkering voor levensonderhoud. Deze twee onderdelen van de wet worden vaak Werk en Inkomen genoemd, maar soms ook rechtmatigheid (inkomen) en doelmatigheid (werk). In sommige gemeenten zijn er aparte medewerkers voor de twee onderdelen: consulenten werk en consulenten inkomen. Soms zijn deze functies verenigd in één persoon: de consulent werk- en inkomen. Overigens worden consulenten in sommige gemeenten weer klantmanagers genoemd.
Volg je het nog?
Om te benadrukken dat werk voor inkomen komt, is er bij het aanvragen van een uitkering veel aandacht voor de kansen om weer aan het werk te gaan. Deze speciale ‘poortwachter’ (ja, zo wordt deze functie echt genoemd) wijst de aspirant bijstandsgerechtigden nadrukkelijk en uitgebreid op de verplichtingen. Ken je de verplichtingen uit module 7 nog?
Zoals we in module 7 hebben gezien, zijn de verplichtingen de andere kant van de medaille. Een aantal verplichtingen daarvan zijn gericht op re-integratie. Deze zijn opgenomen in artikel 9, lid 1, onderdeel b. Re-integratie is het geheel van activiteiten die het vlot vinden van betaalde arbeid stimuleert. Mensen met een bijstandsuitkering zijn dus verplicht activiteiten te ondernemen om weer aan het werk te komen maar gelukkig hebben zij daarbij recht op ondersteuning vanuit de gemeente (artikel 7, lid 1, onderdeel a).
Filosofiemomentje: Als mensen weer aan het werk gaan, hoeft de gemeente (en daarmee de maatschappij) niet meer te voorzien in hun levensonderhoud. Dat is natuurlijk fijn! Echter, zijn er meer voordelen aan werken. Mensen die werken en deelnemen aan de maatschappij zijn meestal gelukkiger en gezonder. Bedenk voor jezelf eens wat werken voor jou betekent in je leven. Is het een noodzakelijk kwaad om brood op de plank te brengen of levert het je ook meer op? Een stukje zingeving ook wellicht?
Check, dubbelcheck
Ik weet nu wat re-integratie betekent in het kader van de Participatiewet.
Tot slot nog drie verplichtingen om de lijst compleet te maken: budgetteringsplicht, alimentatieplicht en taaleis. De verplichtingen die we tot nu toe hebben besproken, gelden voor iedereen met een bijstandsuitkering. De verplichtingen die we hier zullen bespreken, zijn niet voor iedereen relevant. Het hangt af van de omstandigheden van de uitkeringsgerechtigde.
Budgetteringsplicht
De budgetteringsplicht kunnen we vinden in artikel 57 van de Participatiewet. Deze luidt als volgt:
Indien en zolang er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de belanghebbende zonder hulp niet in staat is tot een verantwoorde besteding van zijn bestaansmiddelen, kan het college:
a. aan de bijstand de verplichting verbinden dat de belanghebbende eraan meewerkt dat het college in naam van de belanghebbende noodzakelijke betalingen uit de toegekende bijstand verricht;
b. de bijstand in natura verstrekken.
De gemeente kan dus, als er duidelijk aanleiding is op basis van gegronde redenen, een budgetteringsplicht opleggen. Het gaat dan om situaties waarin iemand ernstig in de problemen komt omdat hij bepaalde vaste lasten niet betaalt bijvoorbeeld als gevolg van psychosociale problemen, verslaving of problematische schulden.
In dergelijke gevallen dan de gemeente direct de huur of energierekening betalen vanuit de bijstand, maar ook het betalen van de zorgverzekering gebeurt vaak in dit kader. Een voorbeeld is wanneer iemand al een keer onverzekerd is geraakt, omdat hij zijn zorgpremie niet betaald heeft.
Daarnaast kan de bijstand in natura verstrekt worden, zoals beschreven in artikel 57 onderdeel b. Bijstand in natura betekent dat de uitkering (gedeeltelijk) niet in geld wordt uitgekeerd, maar in de vorm van goederen of diensten. Denk bijvoorbeeld aan een slaapplaats voor een dakloze, kleding of verzekeringen.
Zodra er geen gegronde redenen meer zijn, kan de budgetteringsplicht niet meer worden opgelegd. Wel kan iemand vrijwillig meewerken aan bijvoorbeeld het direct betalen van huur, maar dit valt dan niet meer onder artikel 57.
Alimentatieplicht
Als iemand alimentatie ontvangt, hoeft er minder aan bijstand verstrekt te worden. Alimentatie wordt immers op de bijstandsuitkering in mindering gebracht. Op basis van artikel 55 kan er een alimentatieplicht gelden. Dit betekent dat de gemeente iemand kan verplichten om alimentatie te eisen.
Taaleis
Als laatste hebben we de taaleis in de aanbieding uit artikel 18b. De taaleis houdt in dat iemand zich moet inspannen om de Nederlandse taal te beheersen. Dit is niet bedacht uit pure dagbesteding, maar vanuit het idee dat het beheersen van de Nederlandse taal niet alleen de kans op algemeen geaccepteerde arbeid vergroot, maar ook dat het noodzakelijk is om mee te kunnen doen in onze maatschappij. In de laatste module gaan we nog wat uitgebreider op de taaleis in.
Check, dubbelcheck
Ik begrijp de budgetteringsplicht en wanneer de gemeente die kan opleggen.
Ondertussen hebben we artikel 9 helemaal doorgespit en hebben we ook een hele lap tekst uit artikel 18 besproken. Bang dat we bijna door de stof heen zijn? Wees maar niet getreurd, want artikel 17 komt eraan!
Inlichtingenplicht
De inlichtingenplicht is een belangrijke plicht binnen de Participatiewet en is te vinden in artikel 17, lid 1.
Artikel 17. Inlichtingenplicht
1. De belanghebbende doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand. Deze verplichting geldt niet indien die feiten en omstandigheden door het college kunnen worden vastgesteld op grond van bij wettelijk voorschrift als authentiek aangemerkte gegevens of kunnen worden verkregen uit bij ministeriële regeling aan te wijzen administraties. Bij ministeriële regeling wordt bepaald voor welke gegevens de tweede zin van toepassing is.
Wat staat hier?
Op verzoek of uit eigen beweging
Niet alleen als het je gevraagd wordt, maar je neemt zelf ook initiatief om de gemeente te informeren.
Onverwijld uit eigen beweging
En niet zomaar het initiatief, maar onverwijld (acuut; zonder uitstel). Wat gemeenten onder onverwijld verstaan, mogen zij in beleid vastleggen. In veel gemeenten is het doorgeven op het zogenaamde mutatieformulier vóór de uitkering gestort wordt voldoende. De wijziging kan dan nog verwerkt worden bij de volgende betaling, maar het kan ook zijn dat een gemeente strengere criteria heeft vastgelegd.
Alle feiten en omstandigheden die van invloed kunnen zijn op je arbeidsinschakeling of recht op bijstand
Een heel brede opdracht dus. Alles wat invloed heeft of kan hebben op je mogelijkheden om te gaan werken of je recht op bijstand, moet je doorgeven aan de gemeente. Onderaan deze pagina noemen we een aantal voorbeelden.
Redelijkerwijs duidelijk moet zijn
O, gelukkig. Je wordt gepardonneerd, wanneer je iets niet hebt doorgegeven, omdat je redelijkerwijs echt niet kon weten dat dit invloed had.
Niet als het college het al had kunnen weten
Hier komt de Wet eenmalige gegevensuitvraag om de hoek kijken. Je bent niet verplicht om zaken door te geven die je al hebt doorgegeven bij een door het ministerie aangewezen administratie. Hét voorbeeld in dit kader zijn de gegevens die een uitkeringsgerechtigde heeft doorgegeven bij zijn inschrijving als werkzoekende bij het UWV, zoals bijvoorbeeld werkervaring en diploma’s. Dit hoeft hij dan niet ook nog door te geven aan de gemeente.
Iets minder strak ligt het bij de gegevens is de GBA (de gemeentelijke basisadministratie), maar van de inlichtingenplicht is wél uitgezonderd een verhuizing of het sluiten of beëindigen van een huwelijk of geregistreerd partnerschap.
Qua verhuizing hebben we het dan over een verhuizing van de uitkeringsgerechtigde, waarbij het enkel gaat om een adreswijziging. De adreswijziging hoeft dus niet gemeld te worden volgens de inlichtingenplicht. Als het gaat om een verhuizing waardoor de leefsituatie veranderd, dan moet dit wel worden gemeld aan de gemeente, bijvoorbeeld iemand die in- of uitgeschreven wordt op het adres of een kind dat 21 jaar wordt.
Voorbeelden waarover je de gemeente moet inlichten:
kind dat 21 jaar wordt;
verandering in leefsituatie, zoals in- of uitschrijving van kind;
het vinden van werk;
het krijgen van (parttime) inkomsten;
veranderingen in je vermogen;
het starten met een studie;
het doen van onbetaalde arbeid of vrijwilligerswerk;
op vakantie gaan;
in het buitenland verblijven.
Medewerkingsplicht
De medewerkingsplicht ligt in het verlengde van de inlichtingenplicht. De medewerkingsplicht kunnen we dan ook in hetzelfde artikel vinden, namelijk in artikel 17, lid 2 van de Participatiewet.
Artikel 17.
2. De belanghebbende verleent het college desgevraagd de medewerking die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet.
De ontvanger van bijstand moet dus meewerken, bijvoorbeeld bij onderzoek en activiteiten die gericht zijn op het vaststellen van het recht op bijstand. Hierbij moet het gaan om zaken die ‘redelijkerwijs nodig’ zijn. De gemeente kan dus niet alles eisen en moet zich houden aan het zorgvuldigheidsbeginsel. Bovendien moet de gemeente rekening houden met het recht op privacy.
Het huisbezoek is een onderdeel van de medewerkingsplicht. Iemand moet dus meewerken aan een huisbezoek, zowel aangekondigd als onaangekondigd. Aangezien een huisbezoek een zwaar middel in de persoonlijke levenssfeer is, mag het niet zomaar worden ingezet. Het inzetten van een huisbezoek is alleen onder voorwaarden toegestaan.
Zo moet er een concrete aanleiding zijn voor het inzetten van een huisbezoek, bijvoorbeeld twijfel of iemand daadwerkelijk op het adres woont of twijfel of er niet meer mensen in huis wonen.
Daarnaast mag een ambtenaar niet zonder toestemming een huis betreden. Het is verstandig om als gemeente een getekende verklaring te vragen van de klant dat die toestemming er ook is. Als iemand niet mee wil werken aan het huisbezoek, dan kan de gemeente het recht op bijstand misschien niet (meer) vaststellen. Dat kan in het uiterste geval leiden tot het afwijzen van de aanvraag of beëindigen van de uitkering.
Identificatieplicht
We kunnen artikel 17 niet zomaar links laten liggen. Daarom nog de laatste twee delen van artikel 17, waarin we de identificatieplicht vinden.
4. Een ieder is verplicht aan het college desgevraagd een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht terstond ter inzage te verstrekken, voorzover dit redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet.
Het vaststellen van de identiteit is belangrijk bij het toekennen van een uitkering. Er wordt ook streng gecontroleerd (door de accountant) of dat ook echt gedaan is. Hiervoor zijn de volgende documenten toegestaan voor belanghebbenden met de Nederlandse nationaliteit:
paspoort;
Europese identiteitskaart.
Voor belanghebbenden die een andere nationaliteit hebben dan de Nederlandse, zijn de volgende documenten toegestaan:
puitenlands paspoort;
Europese identiteitskaart;
vreemdelingendocument van het type I, II, III, IV of EU/EER (uitgegeven op grond van de Vreemdelingwet 2000);
verblijfskaart ministerie van Buitenlandse Zaken (legale vreemdelingen);
vreemdelingendocument type W (asielzoekers).
Is het opgevallen dat een rijbewijs er niet tussen staat? Dat komt omdat een rijbewijs vaak onvoldoende is om het recht op bijstand vast te stellen, omdat er geen nationaliteit op vermeld is. Een rijbewijs is dan wel voldoende bij het identificeren van derden.
Persoonsgegevens als nationaliteit en geboortedatum zijn namelijk van belang voor:
De beoordeling van het recht op bijstand, bijvoorbeeld of iemand de Nederlandse nationaliteit heeft of iemand een vreemdeling is die rechtmatig in Nederland woonachtig is. Artikel 11 van de Participatiewet, heb je die nog scherp?
De hoogte van de bijstand, aangezien er bijvoorbeeld voor jongeren onder de 21 jaar lagere bijstandsnormen gelden.
Aan de bijstand verbonden verplichtingen. Zo heeft bijvoorbeeld iemand jonger dan 27 jaar de extra informatieplicht waarmee ze moeten aantonen dat er geen opleidingsmogelijkheden meer zijn voordat ze een bijstandsaanvraag kunnen doen.
Check, dubbelcheck
Ik begrijp de inlichtingenplicht.
Ik weet welke situaties gemeld moeten worden aan de gemeente, omdat deze invloed kunnen hebben op het recht op bijstand of de hoogte van de uitkering.
Ik begrijp de medewerkingsplicht.
Ik ken de identificatieplicht en snap waarom deze van belang is voor de bijstand.
We zijn nog niet helemaal klaar met artikel 9. Net hebben we gezien wat de verplichtingen zijn van artikel 9, namelijk arbeidsinschakeling, re-integratie en een tegenprestatie, voor zowel de ontvanger als de partner. Toch gelden die verplichtingen niet altijd voor iedereen. Er kan namelijk in bepaalde situaties ontheffing mogelijk zijn van deze verplichtingen. Deze zijn genoemd in artikel 9, lid 2; lid 4; lid 5 en lid 7 en in artikel 9a. Hierbij kan het gaan om een algemene ontheffing of een tijdelijke ontheffing.
Iemand is volledig en duurzaam arbeidsongeschikt als rechtstreeks en objectief medisch is vastgesteld dat iemand door ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling met werk duurzaam slechts maximaal 20% kan verdienen van het inkomen dat gezonde personen met gelijke opleiding en ervaring met hetzelfde werk per uur kunnen verdienen. De ontheffing voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten is voor de plicht tot arbeidsinschakeling, re-integratie én de tegenprestatie.
Een alleenstaande ouder die de volledige zorg heeft voor een ten laste komend kind tot 5 jaar (artikel 9a, lid 1)
Een ten laste komend kind is een kind waarvoor de ouder volgens de wet financieel verantwoordelijk is. In dit geval duurt de ontheffing maximaal 5 jaar (dus tot het kind 5 jaar oud is).
Let op: de ontheffing geldt alleen voor de arbeidsplicht (artikel 9, lid 1a) en niet voor de re-integratieplicht (artikel 9, lid 1b). Binnen een half jaar nadat de alleenstaande ouder het verzoek tot ontheffing doet, moet er een plan van aanpak liggen waarin staat beschreven hoe omgegaan wordt met de re-integratieplicht. Wanneer de ouder geen startkwalificatie heeft, moet het plan van aanpak zich daarop richten (artikel 9a, lid 10).
De verplichting om algemeen geaccepteerde arbeid te accepteren is voor een alleenstaande ouder met een kind tot 12 jaar pas van toepassing als de gemeente voldoende is overtuigd dat:
Passende kinderopvang beschikbaar is, zoals kinderopvang, tussenschoolse opvang en buitenschoolse opvang.
De scholing van de ouder voldoende is.
De ouder belastbaar is.
Zijn deze drie zaken niet het geval? Dan kan de alleenstaande ouder met een kind tot 12 jaar ontheffing krijgen van de arbeidsplicht.
Tijdelijke ontheffing
De gemeente kan in het geval van ‘dringende redenen’ in individuele gevallen tijdelijke ontheffing verlenen van de arbeidsplicht en plicht tot tegenprestatie (artikel 9, lid 2). Het moet hier dan echt om persoonlijke redenen gaan en niet om algemene redenen zoals een slechte arbeidsmarkt. Let op, tijdelijke ontheffing van de re-integratieplicht is dus niet mogelijk.
Check, dubbelcheck
Ik weet wie er ontheffing kan krijgen van arbeidsinschakeling, re-integratie en een tegenprestatie.
Ik weet waarvoor tijdelijke ontheffing verleend kan worden.
Dan kunnen we nu verder met de verplichtingen. Naast de plicht tot re-integratie, is er de plicht om iets terug te doen voor de maatschappij. De tegenprestatie geldt ook voor mensen die (nog) niet in staat zijn tot het verrichten van betaalde arbeid. De tegenprestatie is te vinden in artikel 9, lid 1c.
Artikel 9 lid 1c
De belanghebbende van 18 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd is, vanaf de dag van melding als bedoeld in artikel 44, lid 2, verplicht:
c. naar vermogen door het college opgedragen onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden te verrichten die worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid en die niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt.
Mensen die een bijstandsuitkering ontvangen, moeten dus een tegenprestatie leveren. Een tegenprestatie is een door de gemeente opgedragen ‘onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheid’. Wanneer iemand al als vrijwilliger actief is, kan dit worden aangemerkt als tegenprestatie.
Voorwaarden waaraan de tegenprestatie moet voldoen
Er mag bij het uitvoeren van de tegenprestatie geen sprake zijn van verdringing van betaalde arbeid. Betaalde arbeid heeft dus de voorkeur.
Het gaat om het verrichten van onbeloonde, maatschappelijk nuttige werkzaamheden (in aanvulling op of naast reguliere arbeid).
De urenomvang is beperkt, waardoor iemand voldoende tijd over heeft om te zoeken naar en solliciteren op een betaalde baan.
Verschillend
Met de tegenprestatie wordt in gemeenten heel verschillend omgegaan. Sommige gemeenten zijn actiever in het aanbieden van werkzaamheden ten aanzien van een tegenprestatie dan andere. Gemeenten moet in hun verordening regels opnemen waaraan de tegenprestatie moet voldoen en voor wie die bestemd is. Hierin moet een gemeente aangeven welke activiteiten vallen onder een tegenprestatie en hoeveel tijd de tegenprestatie maximaal mag kosten.
Voorbeelden van tegenprestaties zijn:
Leesouder op een basisschool;
Taalmaatje voor een nieuwkomer;
Sneeuwschuiven, bijvoorbeeld bij een bejaardentehuis;
Klein natuuronderhoud, bijvoorbeeld takken ruimen na een storm;
Pauze! Neem de tijd om even naar buiten te gaan. Het is wel bekend bij velen: beweging is goed voor de mens. Het is goed voor ons hart, onze longen, onze spieren, gewrichten, noem maar op. Maar ook mentaal is beweging in de frisse lucht en natuur een goede opkikker. Groen is goed voor je hersenen. Buiten zijn is ook nog eens goed om aan onze dosis daglicht te komen, wat toch heel anders is dan kantoorverlichting en beter is voor onze slaapritme (met name in de winter). Hop, naar buiten dus! 😊
Als je buiten bent, neem dan de tijd om even de buitenomgeving goed in je op te nemen.
Naast de verplichting om werk te zoeken en te behouden, is er sprake van een re-integratieplicht in de Participatiewet. Re-integratie is het geheel van activiteiten dat leidt tot arbeidsinschakeling van een belanghebbende.
De re-integratieplicht is vastgelegd in artikel 9, lid 1b. De re-integratieplicht is op te delen in de volgende verplichtingen:
Geüniformeerde re-integratieverplichtingen die gelden voor alle gemeenten. Er zijn twee geüniformeerde re-integratieverplichtingen die we al kort voorbij hebben zien komen op de vorige pagina:
De verplichting om gebruik te maken van een door de gemeente aangeboden voorziening, bijvoorbeeld sociale activering gericht op arbeidsinschakeling.
De verplichting om mee te werken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling.
Niet-geüniformeerde re-integratieverplichtingen die een gemeente mag opleggen. Gemeenten hebben hierin beleidsvrijheid. Een voorbeeld is:
Indien van toepassing, moet de belanghebbende meewerken aan het opstellen, uitvoeren en evalueren van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 44a.
Om het iets meer te laten leven, geven we een paar voorbeelden van situaties waarin een belanghebbende een re-integratieplicht overtreedt.
Wanneer heeft een belanghebbende niet meegewerkt aan een aangeboden re-integratievoorziening?
Belanghebbende weigert deelname aan taallessen als onderdeel van een inburgeringscontract.
Belanghebbende weigert ondertekening van trajectplan met een aanbod voor een concrete voorziening.
Belanghebbende meldt zich bij ziekte niet af bij een re-integratietraject of een andere door de gemeente aangeboden voorziening.
Belanghebbende wil niet meewerken aan re-integratie naar algemeen geaccepteerde arbeid op een lager niveau dan de door de belanghebbende gevolgde opleidingen.
Belanghebbende weigert gebruik te maken van een leer-werktraject.
Belanghebbende vertoont ongewenst gedrag tijdens een traject in het kader van de arbeidsverplichting.
Belanghebbende vraagt geen VOG aan voor een op arbeidsinschakeling gerichte voorziening, terwijl de kosten hiervoor wel worden vergoed.
Belanghebbende is niet toegelaten tot de werktraining omdat zij geweigerd heeft haar gezichtsbedekkende sluier af te doen.
Wanneer werkt een belanghebbende niet voldoende mee aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling?
Belanghebbende weigert om mee te werken aan een medisch onderzoek. Dit is een verplichting opgelegd op grond van artikel 55 Participatiewet. Hieronder verstaan we ook het weigeren om toestemming te verlenen aan de onderzoekend arts om inlichtingen in te winnen bij de huisarts en behandelende specialisten.
Belanghebbende voldoet niet aan de opgelegde verplichting om via de huisarts hulp te zoeken.
Belanghebbende werkt niet mee aan de verplichting van een beroepskeuzetest.
Belanghebbende werkt niet mee aan de verplichting om mee te werken aan een medisch onderzoek dat is opgelegd op basis van artikel 55 van de Participatiewet. Onderzoek door een onafhankelijk arts is belangrijk om tot een zorgvuldige beoordeling te komen of een belanghebbende in staat is arbeid te verrichten. Het is daarbij aan de gemeente om te bepalen welke arts van welke instantie dat onderzoek verricht.
Check, dubbelcheck
Ik begrijp de re-integratieplicht.
Ik kan voorbeelden geven waarin niet werd meegewerkt aan re-integratie.
Naast de algemene arbeidsplicht uit artikel 9 lid 1a, zijn er nog de geüniformeerde verplichtingen binnen de Participatiewet. Geüniformeerde verplichtingen zijn verplichtingen die gelden voor alle inwoners van een gemeente. De geüniformeerde verplichtingen zijn opgenomen in de wet, omdat er naar het oordeel van het rijk te veel verschil was tussen de ene gemeente en de andere. De ene gemeente was uitgesproken soepel voor zijn bijstandsgerechtigden en de andere juist heel streng. Door de verplichtingen op deze manier in de wet op te nemen, bepaalt het rijk zelf dat alle gemeenten streng handhaven op het nakomen van juist déze geüniformeerde verplichtingen.
De geüniformeerde verplichtingen zijn dus gericht op arbeidsinschakeling en re-integratie. We hebben het al vaker gezien, maar het idee is dat mensen zo snel mogelijk weer aan het werk moeten. Hiervoor moeten ze volgens de geüniformeerde verplichtingen al het mogelijke doen. Dat houdt onder meer in dat ze mee moeten werken aan activiteiten die gericht zijn op het vergroten van hun kansen op werk.
De geüniformeerde verplichtingen zijn vastgelegd in artikel 18, lid 4 van de Participatiewet. En we lopen ze hieronder allemaal even door.
a. het aanvaarden of het behouden van algemeen geaccepteerde arbeid;
De ontvanger van bijstand moet aangeboden werk aanvaarden en behouden, zolang het om algemeen geaccepteerde arbeid gaat. Als iemand door eigen schuld zijn werk verliest, is dat geen schending van deze verplichting. De verplichtingen gaan immers in op de dag van melding en de ‘verwijtbare’ gedraging was daarvoor. Normaliter zal de uitkering wel verlaagd worden (wordt behandeld in de module over boeten en maatregelen), maar dus niet op basis van de geüniformeerde verplichtingen.
b. het uitvoering geven aan de door het college opgelegde verplichting om ingeschreven te staan bij een uitzendbureau;
Als het gevraagd wordt door de gemeente, moet de ontvanger van bijstand zich inschrijven bij een uitzendbureau. Vaak is dit standaard het geval en moet iemand meestal gelijk bij de aanvraag al laten zien dat hij bij meerdere uitzendbureaus staat ingeschreven.
c. het naar vermogen verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid in een andere dan de gemeente van inwoning, alvorens naar die andere gemeente te verhuizen;
Als een ontvanger van bijstand wil verhuizen, moet er eerst in de toekomstige gemeente actief gezocht worden naar werk.
d. bereid zijn om te reizen over een afstand met een totale reisduur van 3 uur per dag, indien dat noodzakelijk is voor het naar vermogen verkrijgen, het aanvaarden of het behouden van algemeen geaccepteerde arbeid;
Iemand moet bereid zijn om maximaal 3 uur per dag te reizen om werk te krijgen. Dat is dus een behoorlijke afstand. Er is jarenlang discussie geweest, wat er van een uitkeringsgerechtigde gevraagd mag worden en door deze regel in de wet op te nemen, trekt de wetgever hiermee één lijn.
e. bereid zijn om te verhuizen, indien het college is gebleken dat er geen andere mogelijkheid is voor het naar vermogen verkrijgen, het aanvaarden of het behouden van algemeen geaccepteerde arbeid, en de belanghebbende een arbeidsovereenkomst met een duur van tenminste een jaar en een netto beloning die ten minste gelijk is aan de voor de belanghebbende geldende bijstandsnorm, kan aangaan;
Als het niet mogelijk is om binnen drie uur reistijd werk te krijgen, moet de uitkeringsgerechtigde bereid zijn om te verhuizen. Hier moet het dan wel gaan om werk voor minimaal een jaar met een loon van minimaal de bijstandsnorm.
f. het verkrijgen en behouden van kennis en vaardigheden, noodzakelijk voor het naar vermogen verkrijgen, het aanvaarden of het behouden van algemeen geaccepteerde arbeid;
De ontvanger van de bijstandsuitkering moet zich inzetten om kennis en vaardigheden die nodig zijn voor arbeid te verkrijgen en op peil te houden. Dit is een brede verplichting. Op grond van deze verplichting is een uitkeringsgerechtigde bijvoorbeeld gehouden om deel te nemen aan een sollicitatietraining als deze vaardigheden onvoldoende zijn. Het zou ook kunnen gaan om het volgen van bijscholing, zodat het oude beroep in de zorg weer opgepakt kan worden.
g. het naar vermogen verkrijgen, het aanvaarden of het behouden van algemeen geaccepteerde arbeid niet belemmeren door kleding, gebrek aan persoonlijke verzorging of gedrag;
De ontvanger van bijstand moet ervoor zorgen dat de kleding, de persoonlijke verzorging of het gedrag geen belemmeringen zijn voor het krijgen van werk. Er verzorgd uitzien en je netjes gedragen dus. Het is wel interessant om te zien dat alles aan de tijdsgeest onderhevig is. Een aantal jaar geleden was het waarschijnlijk zo dat het hebben van zichtbare tatoeages of piercings werd gezien als belemmerend voor het krijgen van werk. Op dit moment is dat niet meer zo. Er wordt ook gevraagd bij het handhaven van deze verplichting om naar de persoon te kijken en de geschikte werkplekken. De eisen die aan kleding en uiterlijk gesteld worden, kunnen namelijk behoorlijk verschillen.
h. het gebruik maken van door het college aangeboden voorzieningen, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling en mee te werken aan onderzoek naar zijn of haar mogelijkheden tot arbeidsinschakeling.
Als de gemeente ondersteuning aanbiedt (waaronder sociale activering) of onderzoek wil doen gericht op arbeidsinschakeling, dan moet de uitkeringsgerechtigde hieraan meewerken. Dit is gericht op re-integratie. Heel interessant is hier de plicht om gebruik te maken aan sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling. Een gemeente mag iemand die niet aan het werk kan (bijvoorbeeld door zijn gezondheid) dus niet verplichten om deel te nemen aan sociale activering. Als de gemeente toch wil dat iemand actief wordt, dan kan dat alleen via de tegenprestatie (daar komen we later op terug).
Hele lappen wettekst weer, maar wel duidelijke verplichtingen wat betreft arbeid toch? Is het toch allemaal nog even een wirwar, dan kan je de geüniformeerde arbeidsverplichtingen hier nog even teruglezen.
Op het niet nakomen van de geüniformeerde verplichtingen staan zware sancties, namelijk het korten van de uitkering voor een of meerdere maanden. We komen daar uitgebreid op terug in een latere module.
Check, dubbelcheck
Ik ken de geüniformeerde arbeidsverplichtingen in de Participatiewet.
Ik begrijp ze ook nog eens! 🙂
We gebruiken cookies voor een goede werking van onze website. Met het plaatsen van deze cookies verzamelen we geen persoonsgegevens! Voor meer informatie bekijk ons cookiebeleid.AkkoordCookiebeleid