Wet passend onderwijs
De Wet passend onderwijs is een wijziging op de belangrijkste onderwijswetten. Het doel van de wet is dat alle kinderen een plek kunnen krijgen op een school die bij hen past en waar zij zich kunnen ontwikkelen. Ook kinderen die misschien extra ondersteuning nodig hebben. Scholen hebben een zorgplicht. Dat betekent dat zij elke leerling die zich aanmeldt op hun school een zo goed mogelijk passend aanbod van onderwijs moeten bieden.
In dit filmpje wordt het idee achter passend onderwijs uitgelegd:
Scholen werken in samenwerkingsverbanden samen om er regionaal voor te zorgen dat er genoeg aanbod is voor passend onderwijs. De samenwerkingsverbanden krijgen geld en verdelen dit onder de verschillende scholen in de regio. Scholen kunnen van dit geld bijvoorbeeld extra begeleiding betalen voor leerlingen die dat nodig hebben. Samenwerkingsverbanden zijn verplicht een ondersteuningsplan op te stellen. In dit ondersteuningsplan moet onder andere zijn opgenomen hoe het budget verdeeld is, hoe de extra ondersteuning georganiseerd is binnen én tussen de scholen van het samenwerkingsverband.
In dit filmpje wordt het idee achter passend onderwijs uitgelegd en de verschillende modellen. Kijk er even rustig naar. Het filmpje is gemaakt door een aanbieder, die als zodanig wel bepaalde belangen heeft, maar de informatie is helemaal juist!
Waarschijnlijk heb je nu wel een beetje een beeld waarom het allemaal zo verschillend georganiseerd is en zo moeilijk te begrijpen voor een simpele jeugdprofessional. 😊
Wet passend onderwijs en de Jeugdwet
De scheidslijn tussen de zorgplicht die scholen hebben (Wet passend onderwijs) en de jeugdhulpplicht (Jeugdwet) is niet altijd even duidelijk. Gaat het om de ondersteuning van een jeugdige die zich primair richt op het leerproces op school? Dan valt dit onder de Wet passend onderwijs. Primair gericht betekent dat het zich hoofdzakelijk richt op het onderwijs, maar dat het wel degelijk effecten kan/mag hebben op andere leefgebieden.
Een aantal voorbeelden hiervan zijn:
- Speltherapie die wordt ingezet om leerproblemen aan te pakken
- Remedial teaching
- Aanschaffen van aangepast lesmateriaal (bv. Braille-leerboek).
Gaat het om ondersteuning die geen directe relatie heeft met het leerproces, maar wel op school plaats moet vinden? Dan kan dit onder de Jeugdwet vallen. Het gaat dan vooral over zorg bij onderwijs in de vorm van begeleiding of persoonlijke verzorging. Dit onderscheid klinkt best logisch, maar het kan ook een kip-ei-situatie zijn. Ligt de oorzaak van de leerproblemen binnen of buiten school? Soms moet je buiten school iets doen, zodat het op school beter gaat. Maar wanneer is het dan niet meer ‘primair’ gericht op het onderwijs en is verbetering van het onderwijs dan een ‘bijeffect’? Waar ligt die scheidslijn? Dat blijft lastig.
Een voorbeeld waar het knelt in de praktijk
Laten we hoofdbegaafdheid eens als voorbeeld nemen. Het is geen stoornis, dus het valt in principe niet onder de Jeugdwet, maar het maakt het wel lastig om passend onderwijs te bieden. Kinderen die hoogbegaafd zijn raken verveeld en vallen mogelijk zelfs uit. Dat leidt dan weer tot andere problemen die onder de Jeugdwet opgepakt moeten worden. Echter, de kern van het probleem kan de gemeente niet aanpakken, namelijk passend uitdagend onderwijs bieden. In de praktijk is dit dus een lastige kwestie, omdat men het niet eens wordt over wat nu de kern van het probleem is.
Filosofiemomentje: School en kind in de knel?
We zien steeds meer dat ouders van kinderen een goede ‘score’ verwachten (denk aan de training voor de cito of extra bijles) en dat scholen heel veel administratieve monitoring moeten doen als het gaat om het volgen van de prestaties van een kind. Daar tegenover staat het doel van de Jeugdwet: normaliseren en demedicaliseren. Dus juist niet problematiseren en niet direct kijken of er een diagnose is. Hoe kijk jij tegen deze maatschappelijke tendens aan? Denk eens na over alle belangen:
- Kinderen
- School
- Ouders
- Jeugdhulpverlening
- Gemeente als financier
Ingewikkeld hè?
Check, dubbelcheck
- Ik begrijp waarom de Wet passend onderwijs er is gekomen.
- Ik ken de functie van de samenwerkingsverbanden.
- Ik begrijp enigszins waar de ‘strijd’ tussen scholen en de gemeente vandaan komt over de vraag wie de ondersteuning voor een kind moet betalen.