Tot slot nog drie verplichtingen om de lijst compleet te maken: budgetteringsplicht, alimentatieplicht en taaleis. De verplichtingen die we tot nu toe hebben besproken, gelden voor iedereen met een bijstandsuitkering. De verplichtingen die we hier zullen bespreken, zijn niet voor iedereen relevant. Het hangt af van de omstandigheden van de uitkeringsgerechtigde.
Budgetteringsplicht
De budgetteringsplicht kunnen we vinden in artikel 57 van de Participatiewet. Deze luidt als volgt:
Indien en zolang er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de belanghebbende zonder hulp niet in staat is tot een verantwoorde besteding van zijn bestaansmiddelen, kan het college:
a. aan de bijstand de verplichting verbinden dat de belanghebbende eraan meewerkt dat het college in naam van de belanghebbende noodzakelijke betalingen uit de toegekende bijstand verricht;
b. de bijstand in natura verstrekken.
De gemeente kan dus, als er duidelijk aanleiding is op basis van gegronde redenen, een budgetteringsplicht opleggen. Het gaat dan om situaties waarin iemand ernstig in de problemen komt omdat hij bepaalde vaste lasten niet betaalt bijvoorbeeld als gevolg van psychosociale problemen, verslaving of problematische schulden.
In dergelijke gevallen dan de gemeente direct de huur of energierekening betalen vanuit de bijstand, maar ook het betalen van de zorgverzekering gebeurt vaak in dit kader. Een voorbeeld is wanneer iemand al een keer onverzekerd is geraakt, omdat hij zijn zorgpremie niet betaald heeft.
Daarnaast kan de bijstand in natura verstrekt worden, zoals beschreven in artikel 57 onderdeel b. Bijstand in natura betekent dat de uitkering (gedeeltelijk) niet in geld wordt uitgekeerd, maar in de vorm van goederen of diensten. Denk bijvoorbeeld aan een slaapplaats voor een dakloze, kleding of verzekeringen.
Zodra er geen gegronde redenen meer zijn, kan de budgetteringsplicht niet meer worden opgelegd. Wel kan iemand vrijwillig meewerken aan bijvoorbeeld het direct betalen van huur, maar dit valt dan niet meer onder artikel 57.
Alimentatieplicht
Als iemand alimentatie ontvangt, hoeft er minder aan bijstand verstrekt te worden. Alimentatie wordt immers op de bijstandsuitkering in mindering gebracht. Op basis van artikel 55 kan er een alimentatieplicht gelden. Dit betekent dat de gemeente iemand kan verplichten om alimentatie te eisen.
Taaleis
Als laatste hebben we de taaleis in de aanbieding uit artikel 18b. De taaleis houdt in dat iemand zich moet inspannen om de Nederlandse taal te beheersen. Dit is niet bedacht uit pure dagbesteding, maar vanuit het idee dat het beheersen van de Nederlandse taal niet alleen de kans op algemeen geaccepteerde arbeid vergroot, maar ook dat het noodzakelijk is om mee te kunnen doen in onze maatschappij. In de laatste module gaan we nog wat uitgebreider op de taaleis in.
Check, dubbelcheck
Ik begrijp de budgetteringsplicht en wanneer de gemeente die kan opleggen.
Ondertussen hebben we artikel 9 helemaal doorgespit en hebben we ook een hele lap tekst uit artikel 18 besproken. Bang dat we bijna door de stof heen zijn? Wees maar niet getreurd, want artikel 17 komt eraan!
Inlichtingenplicht
De inlichtingenplicht is een belangrijke plicht binnen de Participatiewet en is te vinden in artikel 17, lid 1.
Artikel 17. Inlichtingenplicht
1. De belanghebbende doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand. Deze verplichting geldt niet indien die feiten en omstandigheden door het college kunnen worden vastgesteld op grond van bij wettelijk voorschrift als authentiek aangemerkte gegevens of kunnen worden verkregen uit bij ministeriële regeling aan te wijzen administraties. Bij ministeriële regeling wordt bepaald voor welke gegevens de tweede zin van toepassing is.
Wat staat hier?
Op verzoek of uit eigen beweging
Niet alleen als het je gevraagd wordt, maar je neemt zelf ook initiatief om de gemeente te informeren.
Onverwijld uit eigen beweging
En niet zomaar het initiatief, maar onverwijld (acuut; zonder uitstel). Wat gemeenten onder onverwijld verstaan, mogen zij in beleid vastleggen. In veel gemeenten is het doorgeven op het zogenaamde mutatieformulier vóór de uitkering gestort wordt voldoende. De wijziging kan dan nog verwerkt worden bij de volgende betaling, maar het kan ook zijn dat een gemeente strengere criteria heeft vastgelegd.
Alle feiten en omstandigheden die van invloed kunnen zijn op je arbeidsinschakeling of recht op bijstand
Een heel brede opdracht dus. Alles wat invloed heeft of kan hebben op je mogelijkheden om te gaan werken of je recht op bijstand, moet je doorgeven aan de gemeente. Onderaan deze pagina noemen we een aantal voorbeelden.
Redelijkerwijs duidelijk moet zijn
O, gelukkig. Je wordt gepardonneerd, wanneer je iets niet hebt doorgegeven, omdat je redelijkerwijs echt niet kon weten dat dit invloed had.
Niet als het college het al had kunnen weten
Hier komt de Wet eenmalige gegevensuitvraag om de hoek kijken. Je bent niet verplicht om zaken door te geven die je al hebt doorgegeven bij een door het ministerie aangewezen administratie. Hét voorbeeld in dit kader zijn de gegevens die een uitkeringsgerechtigde heeft doorgegeven bij zijn inschrijving als werkzoekende bij het UWV, zoals bijvoorbeeld werkervaring en diploma’s. Dit hoeft hij dan niet ook nog door te geven aan de gemeente.
Iets minder strak ligt het bij de gegevens is de GBA (de gemeentelijke basisadministratie), maar van de inlichtingenplicht is wél uitgezonderd een verhuizing of het sluiten of beëindigen van een huwelijk of geregistreerd partnerschap.
Qua verhuizing hebben we het dan over een verhuizing van de uitkeringsgerechtigde, waarbij het enkel gaat om een adreswijziging. De adreswijziging hoeft dus niet gemeld te worden volgens de inlichtingenplicht. Als het gaat om een verhuizing waardoor de leefsituatie veranderd, dan moet dit wel worden gemeld aan de gemeente, bijvoorbeeld iemand die in- of uitgeschreven wordt op het adres of een kind dat 21 jaar wordt.
Voorbeelden waarover je de gemeente moet inlichten:
kind dat 21 jaar wordt;
verandering in leefsituatie, zoals in- of uitschrijving van kind;
het vinden van werk;
het krijgen van (parttime) inkomsten;
veranderingen in je vermogen;
het starten met een studie;
het doen van onbetaalde arbeid of vrijwilligerswerk;
op vakantie gaan;
in het buitenland verblijven.
Medewerkingsplicht
De medewerkingsplicht ligt in het verlengde van de inlichtingenplicht. De medewerkingsplicht kunnen we dan ook in hetzelfde artikel vinden, namelijk in artikel 17, lid 2 van de Participatiewet.
Artikel 17.
2. De belanghebbende verleent het college desgevraagd de medewerking die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet.
De ontvanger van bijstand moet dus meewerken, bijvoorbeeld bij onderzoek en activiteiten die gericht zijn op het vaststellen van het recht op bijstand. Hierbij moet het gaan om zaken die ‘redelijkerwijs nodig’ zijn. De gemeente kan dus niet alles eisen en moet zich houden aan het zorgvuldigheidsbeginsel. Bovendien moet de gemeente rekening houden met het recht op privacy.
Het huisbezoek is een onderdeel van de medewerkingsplicht. Iemand moet dus meewerken aan een huisbezoek, zowel aangekondigd als onaangekondigd. Aangezien een huisbezoek een zwaar middel in de persoonlijke levenssfeer is, mag het niet zomaar worden ingezet. Het inzetten van een huisbezoek is alleen onder voorwaarden toegestaan.
Zo moet er een concrete aanleiding zijn voor het inzetten van een huisbezoek, bijvoorbeeld twijfel of iemand daadwerkelijk op het adres woont of twijfel of er niet meer mensen in huis wonen.
Daarnaast mag een ambtenaar niet zonder toestemming een huis betreden. Het is verstandig om als gemeente een getekende verklaring te vragen van de klant dat die toestemming er ook is. Als iemand niet mee wil werken aan het huisbezoek, dan kan de gemeente het recht op bijstand misschien niet (meer) vaststellen. Dat kan in het uiterste geval leiden tot het afwijzen van de aanvraag of beëindigen van de uitkering.
Identificatieplicht
We kunnen artikel 17 niet zomaar links laten liggen. Daarom nog de laatste twee delen van artikel 17, waarin we de identificatieplicht vinden.
4. Een ieder is verplicht aan het college desgevraagd een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht terstond ter inzage te verstrekken, voorzover dit redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet.
Het vaststellen van de identiteit is belangrijk bij het toekennen van een uitkering. Er wordt ook streng gecontroleerd (door de accountant) of dat ook echt gedaan is. Hiervoor zijn de volgende documenten toegestaan voor belanghebbenden met de Nederlandse nationaliteit:
paspoort;
Europese identiteitskaart.
Voor belanghebbenden die een andere nationaliteit hebben dan de Nederlandse, zijn de volgende documenten toegestaan:
puitenlands paspoort;
Europese identiteitskaart;
vreemdelingendocument van het type I, II, III, IV of EU/EER (uitgegeven op grond van de Vreemdelingwet 2000);
verblijfskaart ministerie van Buitenlandse Zaken (legale vreemdelingen);
vreemdelingendocument type W (asielzoekers).
Is het opgevallen dat een rijbewijs er niet tussen staat? Dat komt omdat een rijbewijs vaak onvoldoende is om het recht op bijstand vast te stellen, omdat er geen nationaliteit op vermeld is. Een rijbewijs is dan wel voldoende bij het identificeren van derden.
Persoonsgegevens als nationaliteit en geboortedatum zijn namelijk van belang voor:
De beoordeling van het recht op bijstand, bijvoorbeeld of iemand de Nederlandse nationaliteit heeft of iemand een vreemdeling is die rechtmatig in Nederland woonachtig is. Artikel 11 van de Participatiewet, heb je die nog scherp?
De hoogte van de bijstand, aangezien er bijvoorbeeld voor jongeren onder de 21 jaar lagere bijstandsnormen gelden.
Aan de bijstand verbonden verplichtingen. Zo heeft bijvoorbeeld iemand jonger dan 27 jaar de extra informatieplicht waarmee ze moeten aantonen dat er geen opleidingsmogelijkheden meer zijn voordat ze een bijstandsaanvraag kunnen doen.
Check, dubbelcheck
Ik begrijp de inlichtingenplicht.
Ik weet welke situaties gemeld moeten worden aan de gemeente, omdat deze invloed kunnen hebben op het recht op bijstand of de hoogte van de uitkering.
Ik begrijp de medewerkingsplicht.
Ik ken de identificatieplicht en snap waarom deze van belang is voor de bijstand.
We zijn nog niet helemaal klaar met artikel 9. Net hebben we gezien wat de verplichtingen zijn van artikel 9, namelijk arbeidsinschakeling, re-integratie en een tegenprestatie, voor zowel de ontvanger als de partner. Toch gelden die verplichtingen niet altijd voor iedereen. Er kan namelijk in bepaalde situaties ontheffing mogelijk zijn van deze verplichtingen. Deze zijn genoemd in artikel 9, lid 2; lid 4; lid 5 en lid 7 en in artikel 9a. Hierbij kan het gaan om een algemene ontheffing of een tijdelijke ontheffing.
Iemand is volledig en duurzaam arbeidsongeschikt als rechtstreeks en objectief medisch is vastgesteld dat iemand door ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling met werk duurzaam slechts maximaal 20% kan verdienen van het inkomen dat gezonde personen met gelijke opleiding en ervaring met hetzelfde werk per uur kunnen verdienen. De ontheffing voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten is voor de plicht tot arbeidsinschakeling, re-integratie én de tegenprestatie.
Een alleenstaande ouder die de volledige zorg heeft voor een ten laste komend kind tot 5 jaar (artikel 9a, lid 1)
Een ten laste komend kind is een kind waarvoor de ouder volgens de wet financieel verantwoordelijk is. In dit geval duurt de ontheffing maximaal 5 jaar (dus tot het kind 5 jaar oud is).
Let op: de ontheffing geldt alleen voor de arbeidsplicht (artikel 9, lid 1a) en niet voor de re-integratieplicht (artikel 9, lid 1b). Binnen een half jaar nadat de alleenstaande ouder het verzoek tot ontheffing doet, moet er een plan van aanpak liggen waarin staat beschreven hoe omgegaan wordt met de re-integratieplicht. Wanneer de ouder geen startkwalificatie heeft, moet het plan van aanpak zich daarop richten (artikel 9a, lid 10).
De verplichting om algemeen geaccepteerde arbeid te accepteren is voor een alleenstaande ouder met een kind tot 12 jaar pas van toepassing als de gemeente voldoende is overtuigd dat:
Passende kinderopvang beschikbaar is, zoals kinderopvang, tussenschoolse opvang en buitenschoolse opvang.
De scholing van de ouder voldoende is.
De ouder belastbaar is.
Zijn deze drie zaken niet het geval? Dan kan de alleenstaande ouder met een kind tot 12 jaar ontheffing krijgen van de arbeidsplicht.
Tijdelijke ontheffing
De gemeente kan in het geval van ‘dringende redenen’ in individuele gevallen tijdelijke ontheffing verlenen van de arbeidsplicht en plicht tot tegenprestatie (artikel 9, lid 2). Het moet hier dan echt om persoonlijke redenen gaan en niet om algemene redenen zoals een slechte arbeidsmarkt. Let op, tijdelijke ontheffing van de re-integratieplicht is dus niet mogelijk.
Check, dubbelcheck
Ik weet wie er ontheffing kan krijgen van arbeidsinschakeling, re-integratie en een tegenprestatie.
Ik weet waarvoor tijdelijke ontheffing verleend kan worden.
Dan kunnen we nu verder met de verplichtingen. Naast de plicht tot re-integratie, is er de plicht om iets terug te doen voor de maatschappij. De tegenprestatie geldt ook voor mensen die (nog) niet in staat zijn tot het verrichten van betaalde arbeid. De tegenprestatie is te vinden in artikel 9, lid 1c.
Artikel 9 lid 1c
De belanghebbende van 18 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd is, vanaf de dag van melding als bedoeld in artikel 44, lid 2, verplicht:
c. naar vermogen door het college opgedragen onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden te verrichten die worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid en die niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt.
Mensen die een bijstandsuitkering ontvangen, moeten dus een tegenprestatie leveren. Een tegenprestatie is een door de gemeente opgedragen ‘onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheid’. Wanneer iemand al als vrijwilliger actief is, kan dit worden aangemerkt als tegenprestatie.
Voorwaarden waaraan de tegenprestatie moet voldoen
Er mag bij het uitvoeren van de tegenprestatie geen sprake zijn van verdringing van betaalde arbeid. Betaalde arbeid heeft dus de voorkeur.
Het gaat om het verrichten van onbeloonde, maatschappelijk nuttige werkzaamheden (in aanvulling op of naast reguliere arbeid).
De urenomvang is beperkt, waardoor iemand voldoende tijd over heeft om te zoeken naar en solliciteren op een betaalde baan.
Verschillend
Met de tegenprestatie wordt in gemeenten heel verschillend omgegaan. Sommige gemeenten zijn actiever in het aanbieden van werkzaamheden ten aanzien van een tegenprestatie dan andere. Gemeenten moet in hun verordening regels opnemen waaraan de tegenprestatie moet voldoen en voor wie die bestemd is. Hierin moet een gemeente aangeven welke activiteiten vallen onder een tegenprestatie en hoeveel tijd de tegenprestatie maximaal mag kosten.
Voorbeelden van tegenprestaties zijn:
Leesouder op een basisschool;
Taalmaatje voor een nieuwkomer;
Sneeuwschuiven, bijvoorbeeld bij een bejaardentehuis;
Klein natuuronderhoud, bijvoorbeeld takken ruimen na een storm;
Pauze! Neem de tijd om even naar buiten te gaan. Het is wel bekend bij velen: beweging is goed voor de mens. Het is goed voor ons hart, onze longen, onze spieren, gewrichten, noem maar op. Maar ook mentaal is beweging in de frisse lucht en natuur een goede opkikker. Groen is goed voor je hersenen. Buiten zijn is ook nog eens goed om aan onze dosis daglicht te komen, wat toch heel anders is dan kantoorverlichting en beter is voor onze slaapritme (met name in de winter). Hop, naar buiten dus! 😊
Als je buiten bent, neem dan de tijd om even de buitenomgeving goed in je op te nemen.
Naast de verplichting om werk te zoeken en te behouden, is er sprake van een re-integratieplicht in de Participatiewet. Re-integratie is het geheel van activiteiten dat leidt tot arbeidsinschakeling van een belanghebbende.
De re-integratieplicht is vastgelegd in artikel 9, lid 1b. De re-integratieplicht is op te delen in de volgende verplichtingen:
Geüniformeerde re-integratieverplichtingen die gelden voor alle gemeenten. Er zijn twee geüniformeerde re-integratieverplichtingen die we al kort voorbij hebben zien komen op de vorige pagina:
De verplichting om gebruik te maken van een door de gemeente aangeboden voorziening, bijvoorbeeld sociale activering gericht op arbeidsinschakeling.
De verplichting om mee te werken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling.
Niet-geüniformeerde re-integratieverplichtingen die een gemeente mag opleggen. Gemeenten hebben hierin beleidsvrijheid. Een voorbeeld is:
Indien van toepassing, moet de belanghebbende meewerken aan het opstellen, uitvoeren en evalueren van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 44a.
Om het iets meer te laten leven, geven we een paar voorbeelden van situaties waarin een belanghebbende een re-integratieplicht overtreedt.
Wanneer heeft een belanghebbende niet meegewerkt aan een aangeboden re-integratievoorziening?
Belanghebbende weigert deelname aan taallessen als onderdeel van een inburgeringscontract.
Belanghebbende weigert ondertekening van trajectplan met een aanbod voor een concrete voorziening.
Belanghebbende meldt zich bij ziekte niet af bij een re-integratietraject of een andere door de gemeente aangeboden voorziening.
Belanghebbende wil niet meewerken aan re-integratie naar algemeen geaccepteerde arbeid op een lager niveau dan de door de belanghebbende gevolgde opleidingen.
Belanghebbende weigert gebruik te maken van een leer-werktraject.
Belanghebbende vertoont ongewenst gedrag tijdens een traject in het kader van de arbeidsverplichting.
Belanghebbende vraagt geen VOG aan voor een op arbeidsinschakeling gerichte voorziening, terwijl de kosten hiervoor wel worden vergoed.
Belanghebbende is niet toegelaten tot de werktraining omdat zij geweigerd heeft haar gezichtsbedekkende sluier af te doen.
Wanneer werkt een belanghebbende niet voldoende mee aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling?
Belanghebbende weigert om mee te werken aan een medisch onderzoek. Dit is een verplichting opgelegd op grond van artikel 55 Participatiewet. Hieronder verstaan we ook het weigeren om toestemming te verlenen aan de onderzoekend arts om inlichtingen in te winnen bij de huisarts en behandelende specialisten.
Belanghebbende voldoet niet aan de opgelegde verplichting om via de huisarts hulp te zoeken.
Belanghebbende werkt niet mee aan de verplichting van een beroepskeuzetest.
Belanghebbende werkt niet mee aan de verplichting om mee te werken aan een medisch onderzoek dat is opgelegd op basis van artikel 55 van de Participatiewet. Onderzoek door een onafhankelijk arts is belangrijk om tot een zorgvuldige beoordeling te komen of een belanghebbende in staat is arbeid te verrichten. Het is daarbij aan de gemeente om te bepalen welke arts van welke instantie dat onderzoek verricht.
Check, dubbelcheck
Ik begrijp de re-integratieplicht.
Ik kan voorbeelden geven waarin niet werd meegewerkt aan re-integratie.
Naast de algemene arbeidsplicht uit artikel 9 lid 1a, zijn er nog de geüniformeerde verplichtingen binnen de Participatiewet. Geüniformeerde verplichtingen zijn verplichtingen die gelden voor alle inwoners van een gemeente. De geüniformeerde verplichtingen zijn opgenomen in de wet, omdat er naar het oordeel van het rijk te veel verschil was tussen de ene gemeente en de andere. De ene gemeente was uitgesproken soepel voor zijn bijstandsgerechtigden en de andere juist heel streng. Door de verplichtingen op deze manier in de wet op te nemen, bepaalt het rijk zelf dat alle gemeenten streng handhaven op het nakomen van juist déze geüniformeerde verplichtingen.
De geüniformeerde verplichtingen zijn dus gericht op arbeidsinschakeling en re-integratie. We hebben het al vaker gezien, maar het idee is dat mensen zo snel mogelijk weer aan het werk moeten. Hiervoor moeten ze volgens de geüniformeerde verplichtingen al het mogelijke doen. Dat houdt onder meer in dat ze mee moeten werken aan activiteiten die gericht zijn op het vergroten van hun kansen op werk.
De geüniformeerde verplichtingen zijn vastgelegd in artikel 18, lid 4 van de Participatiewet. En we lopen ze hieronder allemaal even door.
a. het aanvaarden of het behouden van algemeen geaccepteerde arbeid;
De ontvanger van bijstand moet aangeboden werk aanvaarden en behouden, zolang het om algemeen geaccepteerde arbeid gaat. Als iemand door eigen schuld zijn werk verliest, is dat geen schending van deze verplichting. De verplichtingen gaan immers in op de dag van melding en de ‘verwijtbare’ gedraging was daarvoor. Normaliter zal de uitkering wel verlaagd worden (wordt behandeld in de module over boeten en maatregelen), maar dus niet op basis van de geüniformeerde verplichtingen.
b. het uitvoering geven aan de door het college opgelegde verplichting om ingeschreven te staan bij een uitzendbureau;
Als het gevraagd wordt door de gemeente, moet de ontvanger van bijstand zich inschrijven bij een uitzendbureau. Vaak is dit standaard het geval en moet iemand meestal gelijk bij de aanvraag al laten zien dat hij bij meerdere uitzendbureaus staat ingeschreven.
c. het naar vermogen verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid in een andere dan de gemeente van inwoning, alvorens naar die andere gemeente te verhuizen;
Als een ontvanger van bijstand wil verhuizen, moet er eerst in de toekomstige gemeente actief gezocht worden naar werk.
d. bereid zijn om te reizen over een afstand met een totale reisduur van 3 uur per dag, indien dat noodzakelijk is voor het naar vermogen verkrijgen, het aanvaarden of het behouden van algemeen geaccepteerde arbeid;
Iemand moet bereid zijn om maximaal 3 uur per dag te reizen om werk te krijgen. Dat is dus een behoorlijke afstand. Er is jarenlang discussie geweest, wat er van een uitkeringsgerechtigde gevraagd mag worden en door deze regel in de wet op te nemen, trekt de wetgever hiermee één lijn.
e. bereid zijn om te verhuizen, indien het college is gebleken dat er geen andere mogelijkheid is voor het naar vermogen verkrijgen, het aanvaarden of het behouden van algemeen geaccepteerde arbeid, en de belanghebbende een arbeidsovereenkomst met een duur van tenminste een jaar en een netto beloning die ten minste gelijk is aan de voor de belanghebbende geldende bijstandsnorm, kan aangaan;
Als het niet mogelijk is om binnen drie uur reistijd werk te krijgen, moet de uitkeringsgerechtigde bereid zijn om te verhuizen. Hier moet het dan wel gaan om werk voor minimaal een jaar met een loon van minimaal de bijstandsnorm.
f. het verkrijgen en behouden van kennis en vaardigheden, noodzakelijk voor het naar vermogen verkrijgen, het aanvaarden of het behouden van algemeen geaccepteerde arbeid;
De ontvanger van de bijstandsuitkering moet zich inzetten om kennis en vaardigheden die nodig zijn voor arbeid te verkrijgen en op peil te houden. Dit is een brede verplichting. Op grond van deze verplichting is een uitkeringsgerechtigde bijvoorbeeld gehouden om deel te nemen aan een sollicitatietraining als deze vaardigheden onvoldoende zijn. Het zou ook kunnen gaan om het volgen van bijscholing, zodat het oude beroep in de zorg weer opgepakt kan worden.
g. het naar vermogen verkrijgen, het aanvaarden of het behouden van algemeen geaccepteerde arbeid niet belemmeren door kleding, gebrek aan persoonlijke verzorging of gedrag;
De ontvanger van bijstand moet ervoor zorgen dat de kleding, de persoonlijke verzorging of het gedrag geen belemmeringen zijn voor het krijgen van werk. Er verzorgd uitzien en je netjes gedragen dus. Het is wel interessant om te zien dat alles aan de tijdsgeest onderhevig is. Een aantal jaar geleden was het waarschijnlijk zo dat het hebben van zichtbare tatoeages of piercings werd gezien als belemmerend voor het krijgen van werk. Op dit moment is dat niet meer zo. Er wordt ook gevraagd bij het handhaven van deze verplichting om naar de persoon te kijken en de geschikte werkplekken. De eisen die aan kleding en uiterlijk gesteld worden, kunnen namelijk behoorlijk verschillen.
h. het gebruik maken van door het college aangeboden voorzieningen, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling en mee te werken aan onderzoek naar zijn of haar mogelijkheden tot arbeidsinschakeling.
Als de gemeente ondersteuning aanbiedt (waaronder sociale activering) of onderzoek wil doen gericht op arbeidsinschakeling, dan moet de uitkeringsgerechtigde hieraan meewerken. Dit is gericht op re-integratie. Heel interessant is hier de plicht om gebruik te maken aan sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling. Een gemeente mag iemand die niet aan het werk kan (bijvoorbeeld door zijn gezondheid) dus niet verplichten om deel te nemen aan sociale activering. Als de gemeente toch wil dat iemand actief wordt, dan kan dat alleen via de tegenprestatie (daar komen we later op terug).
Hele lappen wettekst weer, maar wel duidelijke verplichtingen wat betreft arbeid toch? Is het toch allemaal nog even een wirwar, dan kan je de geüniformeerde arbeidsverplichtingen hier nog even teruglezen.
Op het niet nakomen van de geüniformeerde verplichtingen staan zware sancties, namelijk het korten van de uitkering voor een of meerdere maanden. We komen daar uitgebreid op terug in een latere module.
Check, dubbelcheck
Ik ken de geüniformeerde arbeidsverplichtingen in de Participatiewet.
Artikel 9 van de Participatiewet beschrijft de verplichtingen gericht op arbeidsinschakeling en sociale activering van mensen met een bijstandsuitkering. Het doel is namelijk om ervoor te zorgen dat ze zelf in hun levensonderhoud kunnen voorzien. De arbeidsplicht is een belangrijk onderdeel van de Participatiewet, dus het is weer tijd om de wettekst erbij te pakken.
Artikel 9, lid 1a
De belanghebbende van 18 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd is, vanaf de dag van melding als bedoeld in artikel 44, lid 2, verplicht:
a. naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een voorziening als bedoeld in artikel 7, lid 1a, te verkrijgen, deze te aanvaarden en te behouden, waaronder begrepen registratie als werkzoekende bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, indien hem daartoe het recht toekomt op grond van artikel 30b, lid 1a van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen
Dit onderdeel bevat dus de arbeidsplicht, oftewel: de belanghebbende moet algemeen geaccepteerde arbeid accepteren of behouden. Daarnaast beschrijft dit onderdeel dat iemand geregistreerd moet zijn als werkzoekende bij het UWV.
Algemeen geaccepteerde arbeid
Maar wat is eigenlijk algemeen geaccepteerde arbeid? Algemeen geaccepteerde arbeid is arbeid die algemeen maatschappelijk geaccepteerd is, zoals nachtportier, schoonmaker of docent. Het accepteren van algemeen geaccepteerde arbeid houdt in dat van een bijstandsgerechtigde verwacht wordt dat deze ook werk accepteert dat voor hem misschien niet gangbaar is. Nog nooit in de schoonmaak gewerkt, maar wel de kans om zo weer aan het werk te komen? Schoonmaak is algemeen geaccepteerde arbeid, ook voor eventueel hoogopgeleiden. En wie weet, misschien bevalt het wel goed 😊.
Bepaalde werkzaamheden zien we als maatschappij niet als ‘geaccepteerd’, zoals prostitutie en criminele werkzaamheden. Bovendien kunnen er ook werkzaamheden zijn die ingaan tegen de integriteit van de persoon.
Filosofiemomentje: Vind je dat algemeen geaccepteerde arbeid voor iedereen hetzelfde is? Het gaat immers om in de maatschappelijk algemeen geaccepteerde arbeid.
Óf vind je het logischer dat er toch in zekere zin rekening gehouden wordt met de persoon? Met andere woorden, wanneer is naar jouw idee de integriteit van de persoon in het geding?
Wat denk jij, wat is algemeen geaccepteerde arbeid?
Een gepromoveerde socioloog kan aan de slag in het stadsproject waar ook de taakstraffen worden uitgevoerd: papierprikken in het park.
Een voormalig sekswerker kan aan de slag als stripper.
Een overtuigd veganist kan aan de slag in een varkensslachterij.
Een moslima draagt een nikab. Ze kan aan de slag in een winkel, maar ze moet dan haar nikab inruilen voor een hoofddoek.
Kom je er een beetje uit? Je kan in de bovenstaande situaties denken aan in hoeverre persoonlijke overtuigingen zwaarwegend zijn en of iemand dit goed kan onderbouwen. Je kan ook bedenken of het wel wenselijk en geaccepteerd is dat iemand een bepaalde functie vervult (zoals bijvoorbeeld een voormalig sekswerker die als stripper gaat werken).
Check, dubbelcheck
Ik begrijp de arbeidsplicht uit artikel 9 van de Participatiewet.
Ik weet wat algemeen geaccepteerde arbeid inhoudt.
Er is een aantal verplichtingen in de Participatiewet waar iemand die een bijstandsuitkering heeft zich aan moet houden. Dat is natuurlijk niet zomaar. Zoals we al eerder hebben geleerd, is een bijstandsuitkering het sluitstuk van ons socialezekerheidsstelsel. Er is dus geen enkele andere mogelijkheid om in het levensonderhoud te voorzien. Het doel is dat mensen weer zelfstandig in hun inkomen kunnen voorzien en daarmee uitstromen uit de bijstand.
Dat betekent ook dat er wel wat tegenover staat en je een bijstandsuitkering niet zomaar ontvangt. We hebben al gekeken naar de voorwaarden en de middelen die bepalen of iemand in aanmerking komt voor een bijstandsuitkering. Nu gaan we kijken naar de verplichtingen binnen de Participatiewet. Deze verplichtingen gelden natuurlijk voor diegene die een bijstandsuitkering ontvangt. Als je gehuwd bent (wanneer iemand als gehuwde wordt aangemerkt, weet je nog? Module 3!) gelden de verplichten zowel voor jou als je partner.
De volgende verplichtingen gaan we in deze module bespreken:
Arbeidsplicht;
Geüniformeerde verplichtingen;
Re-integratieplicht;
Tegenprestatieplicht;
Ontheffing;
Inlichtingenplicht;
Medewerkingsplicht;
Identificatieplicht;
Budgetteringsplicht;
Alimentatieplicht;
Taaleis.
Bovendien is er nog een extra plicht voor jongeren onder de 27 jaar: de informatieplicht bij aanvraag.
Informatieplicht jongeren bij aanvraag
Voor jongeren (onder de 27 jaar) is de situatie qua aanvraag en verplichtingen anders. Jongeren moeten namelijk eerst kijken of ze een studie kunnen volgen, voordat zij aanspraak kunnen doen op een uitkering. Dit betekent dat een jongere vanaf de melding bij de gemeente zich eerst vier weken moet inzetten om werk of opleidingsmogelijkheden te zoeken. Hier zit ook weer het idee achter dat werk of een opleiding de voorkeur heeft boven een uitkering. Uitzondering hierop zijn jongeren met een arbeidsbeperking. Voor hen is deze zoekperiode sinds de inwerkingtrede van het breed offensief op 1 juli 2023 afgeschaft. Hun aanvraag wordt dus gelijk in behandeling genomen.
Daarmee komen we bij de informatieplicht voor jongeren bij de aanvraag. Jongeren moeten documenten kunnen leveren die de gemeente kan gebruiken bij de beoordeling of er nog opleidingsmogelijkheden zijn (artikel 41, lid 5). Welke documenten dit precies zijn, is niet wettelijk vastgelegd. Gemeenten kunnen bepalen welke gegevens of bewijsstukken ze nodig hebben van een jongere bij de bijstandsaanvraag. Dan kan het bijvoorbeeld gaan om behaalde diploma’s en certificaten, een bindend studieadvies van een school of een verklaring van een functionaris voortijdig schoolverlaten.
Deze informatieplicht voor jongeren is een extra plicht. De andere verplichtingen die we in deze module bespreken, gelden dus ook voor jongeren.
Check, dubbelcheck
Ik ken de belangrijkste verplichtingen in de Participatiewet.
Ik weet dat er een extra plicht geldt voor jongeren tot 27 jaar.
Ik snap wat de informatieplicht voor jongeren inhoudt en vanuit welk gedachtegoed deze bestaat.
Er is tenslotte nog één andere uitkering die we kort zullen bespreken: het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (hierna Bbz). De Bbz wordt vaak niet door de gemeente zelf uitgevoerd maar ingekocht hetzij bij een grote gemeente, hetzij bij een andere organisatie. In de praktijk zul je dus eerder met de IOAW en IOAZ te maken krijgen dan met de Bbz. Lees deze informatie dan ook rustig door, maar mocht je niet alle ins en outs doorgronden, dan is er geen man overboord.
Het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz) is een gemeentelijke bijstandsregeling voor zelfstandige ondernemers met financiële problemen. Met een zelfstandige wordt een belanghebbende van 18 jaar tot de AOW-gerechtigde leeftijd bedoeld die:
arbeid levert voor een eigen bedrijf of een zelfstandig beroep uitoefent in Nederland en daar in zijn inkomensvoorziening van afhankelijk is;
voldoet aan de wettelijke vereisten voor de uitoefening daarvan;
Onder zelfstandige ondernemers die hiervoor in aanmerking komen worden vier groepen onderscheiden die we hier kort bespreken.
Gevestigde zelfstandigen die tijdelijk in financiële problemen terecht zijn gekomen
Als iemand een gevestigde zelfstandige is en tijdelijk financiële problemen heeft, kan die persoon een beroep doen op een Bbz-uitkering. Die persoon kan dan in aanmerking komen voor een periodieke uitkering of bedrijfskapitaal. Dit kan worden aangevraagd bij de gemeente.
Zelfstandigen die moeten stoppen met hun bedrijf
Als iemand een zelfstandige is en diens bedrijf dient beëindigd te worden, kan er voor financiële ondersteuning een beroep worden gedaan op een Bbz-uitkering. Tijdens de beëindiging kan op die manier in het levensonderhoud worden voorzien.
Ondernemers die vanuit de bijstand een bedrijf willen starten
Als iemand een bijstandsuitkering heeft en een eigen bedrijf wil beginnen, kan die persoon een beroep doen op een Bbz-uitkering. Die persoon heeft een half jaar met een mogelijke verlenging van een half jaar (aaneengesloten periode) om zich onder begeleiding voor te bereiden op het starten van een eigen bedrijf. Deze startperiode is met behoud van uitkering en zonder sollicitatieplicht.
Oudere zelfstandigen (geboren voor 1-1-1960) met een niet-levensvatbaar bedrijf
Als iemand een oudere zelfstandige is en een bedrijf heeft dat niet meer levensvatbaar is, kan die persoon een beroep doen op een Bbz-uitkering. Daarbij kan er onderscheid worden gemaakt tussen een periodieke uitkering of bedrijfskapitaal.
Check, dubbelcheck
Ik weet wat de Bbz inhoudt.
Ik snap welke categorieën er zijn binnen de Bbz.
We gebruiken cookies voor een goede werking van onze website. Met het plaatsen van deze cookies verzamelen we geen persoonsgegevens! Voor meer informatie bekijk ons cookiebeleid.AkkoordCookiebeleid