De Wet passend onderwijs heeft als doel dat alle kinderen een plek kunnen krijgen op een school die bij hen past en waar zij zich verder kunnen ontwikkelen. Ook voor kinderen die hierbij ondersteuning nodig hebben. Scholen hebben een zorgplicht. Dat betekent dat zij elke leerling die zich aanmeldt op hun school een zo goed mogelijk passend aanbod van onderwijs moeten aanbieden. In dit filmpje wordt het idee achter passend onderwijs uitgelegd:
In dit filmpje wordt het idee achter passend onderwijs uitgelegd en de verschillende modellen. Kijk er even rustig naar. Het filmpje is gemaakt door een aanbieder, die als zodanig wel bepaalde belangen heeft, maar de informatie is helemaal juist!
Waarschijnlijk heb je nu wel een beetje een beeld waarom het allemaal zo verschillend georganiseerd is en zo moeilijk te begrijpen is. 😊
Wet passend onderwijs en de Jeugdwet
De scheidslijn tussen de zorgplicht die scholen hebben (Wet passend onderwijs) en de jeugdhulpplicht (Jeugdwet) is niet altijd even duidelijk. Gaat het om de ondersteuning van een jeugdige die zich primair richt op het leerproces op school? Dan valt dit onder de Wet passend onderwijs. Primair gericht betekent dat het zich hoofdzakelijk richt op het onderwijs, maar dat het wel degelijk effecten kan/mag hebben op andere leefgebieden. Een aantal voorbeelden hiervan zijn:
Speltherapie die wordt ingezet om leerproblemen aan te pakken
Remedial teaching
Aanschaffen van aangepast lesmateriaal (bv. Braille-leerboek).
Gaat het om ondersteuning die geen directe relatie heeft met het leerproces, maar wel op school plaats moet vinden? Dan kan dit onder de Jeugdwet vallen.
Dit onderscheid klinkt best logisch, maar.. Je zit ook met een kip en het ei verhaal. Ligt de oorzaak van de leerproblemen binnen of buiten school? Soms moet je buiten school iets doen, zodat het op school beter gaat. Maar wanneer is het dan niet meer ‘primair’ gericht op het onderwijs en is verbetering van het onderwijs dan een ‘bijeffect’? Waar ligt die scheidslijn? Dat blijft lastig.
Een aantal voorbeelden waar het knelt in de praktijk
Laten we hoofdbegaafdheid eens als voorbeeld nemen. Het is geen stoornis, dus het valt in principe niet onder de Jeugdwet, maar het maakt het wel lastig om passend onderwijs te bieden. Kinderen die hoogbegaafd zijn raken verveeld en vallen mogelijk zelfs uit. Dat leidt dan weer tot andere problemen die onder de JW opgepakt moeten worden. Echter, de kern van het probleem kan de gemeente niet aanpakken, namelijk passend uitdagend onderwijs bieden. In de praktijk is dit dus een lastige kwestie, omdat men het niet eens wordt over wat nu de kern van het probleem is.
Verder kan je met meerdere samenwerkingsverbanden te maken hebben binnen je gemeente. Dat komt omdat het voortgezet onderwijs een ander samenwerkingsverband heeft dan het primair onderwijs. Vooral als jouw gemeente net helemaal aan de rand van het werkgebied van het samenwerkingsverband lig kan het nog wel eens lastig zijn om goed in beeld te komen als (kleinere) gemeente.
Zoals je ziet zitten er dus heel veel grijze vlakken tussen de Jeugdwet en de Wet passend onderwijs. Kwade tongen beweren zelfs dat door de wetgever expres is gedaan, omdat die wilde dat scholen en gemeenten in samenwerking de afspraken zou maken.
De praktijk is lastig. Het gebeurt regelmatig dat de situatie op school al behoorlijk is geëscaleerd voor er hulp vanuit de gemeente gevraagd wordt. Hierdoor is het soms moeilijk om het tij nog te keren. Samenwerking tussen de gemeente en het samenwerkingsverband is hierin dus heel belangrijk.
Filosofiemomentje: School en kind in de knel?
We zien dat steeds meer dat ouders van kinderen een goede ‘score’ verwachten (denk aan de training voor de cito) en dat scholen heel veel administratieve monitoring moeten doen als het gaat om het volgen van de prestaties van een kind. Daar tegenover staat het doel van de Jeugdwet: normaliseren en demedicaliseren. Dus juist niet problematiseren en niet direct gaan kijken of er een diagnose is.
Hoe kijk jij tegen deze maatschappelijke tendens aan? Denk eens na over alle belangen:
Kinderen
School
Ouders
Jeugdhulpverlening
Gemeente als financier
Ingewikkeld hè?
Check, dubbelcheck
Ik weet wat het doel van passend onderwijs is.
Ik ken de functie van de Samenwerkingsverbanden.
Ik begrijp enigszins waar de ‘strijd’ tussen scholen en de gemeente vandaan komt over de vraag wie de ondersteuning voor een kind moet betalen.
Een andere wet die aanpalend is aan de Jeugdwet is de Wmo. Deze wet heeft als doel om inwoners te ondersteunen bij hun zelfredzaamheid en participatie en op deze manier zo lang mogelijk zelfstandig thuis te kunnen laten wonen. Langzamerhand kwamen er steeds meer zaken onder de Wmo te vallen. De aangepaste Wmo 2015 vervangt een deel van de in 2015 afgeschafte Awbz (zie ook Wlz).
De Kanteling is een begrip geworden binnen de Wmo en later binnen het hele sociaal domein. Het betekent dat de overheid niet meer zorgt vóór, maar zorgt dát. De eigen mogelijkheden van de inwoner staan centraal en hierbij is de term eigen kracht  geboren.
Het ‘afwegingskader’ om te kijken of iemand een voorziening nodig heeft kent de volgende stappen:
Kan iemand zelf of iemand uit het eigen netwerk het probleem oplossen?
Zijn er algemene voorzieningen (bijvoorbeeld binnen het welzijnswerk) waar iemand gebruik van kan maken?
Pas wanneer dit niet het geval is of in ieder geval niet afdoende, wordt er besloten om een Wmo-voorziening toe te kennen. Deze denkwijze zien we nu eigenlijk in het hele sociaal domein, want ook binnen de Jeugdwet zijn de eigen mogelijkheden van het gezin het uitgangspunt.
De volgende voorziening worden verstrekt vanuit de Wmo:
Voorzieningen in en om de woning om met beperkingen thuis te kunnen blijven wonen (wonen)
Rolstoelen (rollen)
Vervoersvoorzieningen voor de korte en middellange afstand (bijvoorbeeld de regiotaxi of een scootmobiel) (vervoer)
Hulp bij het huishouden
Begeleiding om te kunnen participeren (individueel of in een groep)
Wmo en jeugdigen
De Wmo is er in principe voor volwassenen (18 jaar en ouder), maar er zijn een aantal gevallen waarin jeugdigen ook onder de Wmo vallen. Dit is het geval bij de voorzieningen voor wonen, rollen en vervoer. Vaak gaat het dan om jeugdigen met een lichamelijke beperking.
VOORBEELD
Stan (11) kan wegens een spierziekte niet meer goed lopen. Om zich te kunnen verplaatsen moet hij gebruikmaken van een rolstoel. Stan en zijn ouders hebben daarom de gemeente gevraagd om een rolstoel te verstrekken. Vanuit de Wmo wordt deze rolstoel toegekend aan Stan.
Check, dubbelcheck
Ik kan het doel van de Wmo vertellen.
Ik kan voorbeelden geven van voorziening die op grond van de Wmo verstrekt worden.
Ik weet welke voorzieningen vanuit de Wmo ook verstrekt worden aan jeugdigen.
De Wlz is van kracht sinds 1 januari 2015. Jaaaaa die hoorde dus ook bij het grote decentralisatieavontuur. De Wlz vervangt de Algemene wet bijzondere ziektekosten (Awbz). De Wlz is bedoeld voor mensen die permanente 24-uurs zorg in de nabijheid nodig hebben. Vaak is de zorg nodig omdat anders de gezondheid of veiligheid van de cliënt in het geding komt. Om in aanmerking te komen voor de Wlz, moet iemand een indicatie langdurige zorg aanvragen bij het Centrum Indicatiestelling zorg (CIZ). Het CIZ beoordeelt vervolgens of iemand voldoet aan de (best strenge) criteria. Bij een Wlz-indicatie zijn er verschillende zorgprofielen. Tegenwoordig is het niet automatisch zo, dat iemand met een Wlz-indicatie naar een instelling verhuist. Het is ook mogelijk om de zorg te krijgen terwijl iemand thuis blijft wonen.
Wie voert de Wlz uit?
De Wlz wordt uitgevoerd door voor de Wlz-gecontracteerde zorgaanbieders. Daarnaast kan de Wlz ook worden geleverd in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb). Voor voorzieningen uit de Wlz wordt een eigen bijdrage betaald. Deze eigen bijdrage is inkomensafhankelijk en is fors hoger dan de eigen bijdrage die gevraagd wordt voor voorzieningen vanuit de Wmo. De eigen bijdrage wordt geïnd door het Centraal Administratie Kantoor (CAK). Er wordt geen eigen bijdrage geheven voor zorg die geleverd wordt aan jeugdigen.
Wlz bij jeugdigen
Een indicatie op grond van de Wlz kenmerkt zich door het verwachte langdurige karakter. Feitelijk wordt ervan uitgegaan dat er geen ontwikkeling of verbetering ten aanzien van de zelfredzaamheid meer mogelijk is. Bij jeugdigen is dit vaak lastig vast te stellen op een jonge leeftijd. Een jeugdige ontwikkelt zich nog en ook al is een jeugdige ernstig beperkt, het is vaak nog niet vast te stellen of er helemaal geen sprake meer is van ontwikkeling. Het komt dus niet vaak voor dat jeugdigen op jonge leeftijd een Wlz-indicatie krijgen, maar het kán wel. Maar in de praktijk zien we dat het CIZ zeer terughoudend is met het afgeven van een Wlz-indicatie aan jeugdigen.
Bij een verzoek om een Wlz-indicatie wordt bij jeugdigen ook gekeken naar de ondersteuning die verwacht kan worden van hun ouders. Als de benodigde zorg met redelijkheid van ouders verwacht kan worden, kan er geen aanspraak worden gemaakt op de Wlz. Voorbeeld van ondersteuning vanuit de Wlz:
Persoonlijke verzorging
Begeleiding
Verpleging
Logeeropvang
Wanneer een jeugdige een Wlz-indicatie heeft en de nodige zorg vanuit de Wlz kan krijgen, dan hoeft de gemeente geen jeugdhulp in te zetten. De Wlz is dus voorliggend op de Jeugdwet. Psychische zorg (GGZ) valt niet onder de Wlz. Voor jeugdigen valt dit altijd onder de Jeugdwet. Dus ook als een jeugdige een Wlz-indicatie heeft dan moet de gemeente alsnog jeugdhulp inzetten voor dit stukje zorg.
Om het nog wat moeilijker te maken 😉: er zijn natuurlijk altijd uitzonderingen. In het geval dat er vanuit de Wlz een behandeling is gestart waar ook de behandeling van een psychische stoornis onder valt, dan valt de behandeling van de psychische stoornis wel onder de Wlz en niet onder de Jeugdwet. Ja, ja het moet natuurlijk niet te makkelijk worden, maar dit laatste mag je vergeten, als je maar onthoudt dat er op iedere regel wel uitzonderingen zijn.
Als je verwacht dat een jeugdige op termijn Wlz krijgt; de pgb-val
Er zijn situaties waar je eigenlijk al vrij snel weet dat een jeugdige uiteindelijk toch een Wlz-indicatie gaat krijgen. Ook al is het nu nog niet helemaal duidelijk tot waar de jeugdige zich zal ontwikkelen. Het gaat dan vanzelfsprekend om zeer beperkte jeugdigen die veel zorg nodig hebben. Vaak wordt deze zorg in de vorm van een pgb gegeven en door ouders ingekocht. De pgb’s vanuit de Jeugdwet zijn niet gelimiteerd en zo kan het voorkomen dat het pgb, dat een gezin vanuit de Jeugdwet ontvangt, vele duizenden euro’s per jaar hoger is dan het gelimiteerde pgb vanuit de Wlz. Let dus op en zorg ervoor dat er geen pgb wordt afgegeven binnen de Jeugdwet, dat zo hoog is, dat een gezin in de problemen komt bij een overgang naar de Wlz.
Na deze positieve twist, gaan we nu weer verder met de module😊. Zoals we je net hebben verteld zijn er dus een aantal belangrijke aanpalende wetten aan de Jeugdwet. De scheidslijn hiertussen is niet altijd even duidelijk en het blijft vaak per situatie goed kijken of er een andere wet is die voorliggend is op de Jeugdwet.
Naast de huisartsenzorg en de ziekenhuiszorg is ook de intensieve thuiszorg, uitgevoerd door de wijkverpleging, ondergebracht bij de zorgverzekeraars.
NB In de volksmond wordt ook wel de hulp bij het huishouden, thuiszorg genoemd. Daar gaat het nu niet over. We hebben het nu over de thuiszorg vanuit de wijkverpleging.
Onder wijkverpleging valt:
hulp bij het aankleden
eten en drinken (bij een medische noodzaak)
wassen en toiletgebruik
en eenvoudige verpleegkundige handelingen.
Voor thuiszorg wordt geen eigen bijdrage bij de cliënt in rekening gebracht. Alle volwassen inwoners hebben wel een jaarlijks verplicht eigen risico van € 385,- binnen hun zorgverzekering. Dit geldt niet voor zorg die kinderen ontvangen.
Zvw en de Jeugdwet
De Zvw regelt medisch noodzakelijke zorg voor alle leeftijden. Kan een jeugdige zorg krijgen op grond van de Zvw? Dan is dit voorliggend op de Jeugdwet en wordt de zorg vanuit de Zvw ingezet.
Het is ook mogelijk dat een jeugdige zowel zorg vanuit de Jeugdwet als vanuit de Zvw ontvangt. Bijvoorbeeld wanneer een jeugdige vanwege een ontwikkelingsachterstand ondersteuning vanuit de Jeugdwet ontvangt en na een ziekenhuisopname ook dagelijks wondverzorging nodig heeft. In dit geval wordt de wondverzorging geleverd vanuit de Zvw, ook al betreft het een jeugdige. Een deel van de persoonlijke verzorging valt onder de Zorgverzekeringswet (gelieerd aan verpleging). Andere persoonlijke verzorging wordt betaald vanuit de Jeugdwet (gemeente), zoals zorg die te maken heeft met zelfstandig leven. Het gaat dan vaak om verzorging van kinderen met een ontwikkelingsachterstand, verstandelijke- of meervoudige beperking of gedragsproblematiek. De ondersteuning om kinderen dingen aan te leren, zoals bijvoorbeeld een kind met autisme leren om zelf tanden te poetsen en aan te kleden, valt onder de Jeugdwet.
Check, dubbelcheck
Ik weet wat de Zvw inhoudt.
Ik kan een voorbeeld geven van het samengaan van een jeugdvoorziening en zorg vanuit de Zvw.
Tijd om je gedachten te verzetten en wat positieve energie te krijgen.
Vaker iets positiefs opschrijven kan je op termijn aan een positieve mindset helpen! En wie wil dat nou niet? 😉 Dus begin vandaag nog aan de weg naar een positieve mindset door deze korte oefening te doen. Schrijf 1 minuut lang positieve dingen uit. Om je een eindje op weg te helpen vind je hieronder een paar inspiratievragen.
Waar werd je vrolijk van vandaag?
Waar ben je trots op?
Waar ben je dankbaar voor?
Voor wie heb jij iets positiefs kunnen doen vandaag?
Indien naar het oordeel van het college een jeugdige of een ouder jeugdhulp nodig heeft in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen en voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen ontoereikend zijn, treft het college ten behoeve van de jeugdige die zijn woonplaats heeft binnen zijn gemeente, voorzieningen op het gebied van jeugdhulp en waarborgt het college een deskundige toeleiding naar, advisering over, bepaling van en het inzetten van de aangewezen voorziening, waardoor de jeugdige in staat wordt gesteld:
a. gezond en veilig op te groeien;
b. te groeien naar zelfstandigheid, en
c. voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren,
rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau.
Het is het college dat zich een oordeel moet vormen over of er jeugdhulp nodig is voor jeugdigen binnen de gemeente.
Het kan gaan om opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen. Hier is duidelijk te zien dat het zowel om lichte opvoedproblematiek kan gaan als om GGZ-problematiek (stoornissen) (GGZ = geestelijke gezondheidszorg.) En dus ook zowel om begeleiding als (medische) behandeling.
De plicht bestaat alleen als de jeugdigen zijn woonplaats heeft binnen de gemeente. Dit wordt ook wel het woonplaatsbeginsel genoemd. Kort gezegd betekent dit dat gemeente X verantwoordelijk is om jeugdhulp te bieden aan jeugdigen die in gemeente X wonen, klinkt best simpel toch? Toch is het in de praktijk vaak best ingewikkeld.
De plicht bestaat alleen als de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen ontoereikend zijn. Dus áánvullend op zaken die ouders en jeugdigen zelf kunnen regelen, aanpakken en/of oplossen.
Het is het college dat de voorzieningen treft (lees: bijvoorbeeld inkoopt).
Het treffen van de voorziening alleen is niet voldoende. Het college moet ook waarborgen dat er deskundigen zijn die de jeugdige kunnen toeleiden naar, adviseren over of bepalen en inzetten van de voorziening. De opdracht van de Jeugdwet is dus dat de kwaliteit van de toegang op orde moet zijn. Hiervan is de verplichte SKJ-registratie een voorbeeld (SKJ = Stichting Kwaliteitsregister Jeugd).
En tenslotte is het doel van dat alles dat de jeugdige:
Gezond en veilig opgroeit;
Groeit naar zelfstandigheid;
Voldoende zelfredzaam wordt en maatschappelijk kan participeren.
Als je dit weet ben je al een heel eind en heb je een goed beeld waar de Jeugdwet voor verantwoordelijk voor is, bij wie deze taak belegd is en welke kwaliteitseisen er zijn. In de overige leden van dit artikel worden nog wel wat zaken uitgewerkt en wat bijzonderheden vastgelegd.
Voorzieningen op het gebied van jeugdhulp omvatten voor zover naar het oordeel van het college noodzakelijk in verband met een medische noodzaak of beperkingen in de zelfredzaamheid, het vervoer van een jeugdige van en naar de locatie waar de jeugdhulp wordt geboden.
Als dat noodzakelijk is, hoort het vervoer naar de locatie er dus bij en maakt onderdeel uit van de jeugdvoorziening. Ook hier geldt dat de eigen mogelijkheden van de ouders vooropstaan. Wanneer zij het kunnen regelen, moeten zij dit doen. Hier kunnen in de praktijk nog wel eens problemen over ontstaan.
Indien een jeugdige, die de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, aangewezen is op permanent toezicht en die jeugdhulp als bedoeld in artikel 1.1, onder 2° of 3°, of verpleging als bedoeld bij of krachtens artikel 11 van de Zorgverzekeringswet ontvangt, treft het college indien naar zijn oordeel noodzakelijk, voorzieningen die de ouders in staat stellen hun rol als verzorgers en opvoeders te blijven vervullen.
Hier wordt geregeld dat ouders, wanneer dat noodzakelijk is om hun rol als ouders en opvoeders te kunnen blijven vervullen, ook de noodzakelijke persoonlijke verzorging en de ondersteuning bij de participatie vanuit de Jeugdwet kunnen ontvangen. Denk hierbij aan kinderen met een zware lichamelijke of verstandelijke beperking die anders mogelijkerwijs niet meer bij hun ouders zouden kunnen blijven wonen. De omschrijving in de wet ‘aangewezen is op permanent toezicht’, duidt erop dat het gaat om jeugdigen met ernstige beperkingen (zie ook verder bij Wlz).
Het college houdt bij de bepaling van de aangewezen vorm van jeugdhulp redelijkerwijs rekening met:
a. behoeften en persoonskenmerken van de jeugdige en zijn ouders, en
b. de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders.
Aansluiten bij de wensen en persoonlijke levenssfeer is ook binnen de Jeugdwet van belang. Dit komt bijvoorbeeld ook op deze manier voor in de Wmo (Wet maatschappelijke ondersteuning 2015).
Voor zover redelijkerwijs mogelijk, wordt de jeugdige en zijn ouders keuzevrijheid geboden met betrekking tot de activiteiten van jeugdhulp.
Als dat kan mag een gezin zelf kiezen welke hulp wordt ingezet. Let wel: het moet dan wel redelijkerwijs mogelijk zijn.
Het college draagt er zorg voor dat de jeugdige in het geval van een uithuisplaatsing, indien redelijkerwijs mogelijk, bij een pleegouder of in een gezinshuis wordt geplaatst, tenzij dit aantoonbaar niet in het belang is van de jeugdige.
Tenslotte wordt geregeld dat plaatsing in een pleeggezin of gezinshuis de voorkeur heeft indien mogelijk boven het plaatsen in een instelling.
De verantwoordelijkheid voor het bieden van jeugdhulp wordt dus bij de gemeente neergelegd. Hoe de gemeente dit doet is niet vastgelegd in de wet. Een gemeente kan er bijvoorbeeld voor kiezen om de jeugdhulp vanuit een wijkteam te organiseren, maar ook door een beschikking (= besluit) af te geven voor jeugdhulpvoorziening bij een ingekochte zorgaanbieder.
Het doel van de Jeugdwet is om jeugdigen veilig en gezond te laten opgroeien en ze op deze manier te ondersteunen bij hun groei naar volwassenheid. Hierbij richt de Jeugdwet zich zowel op de jeugdige zelf als op de ouders. De Jeugdwet ondersteunt wanneer ouders of jeugdigen het op eigen kracht niet op kunnen lossen. De verantwoordelijkheid van de ouders is daarbij wel een belangrijk uitgangspunt. Ouders zijn primair verantwoordelijk voor de zorg vóór en opvoeding ván hun kinderen.
Binnen de Jeugdwet is er veel ruimte voor maatwerk. We zullen zien dat in de aanpalende wetten soms juist hele strakke kaders zijn vastgelegd. Hierdoor kan er snel discussie ontstaan (zeker gezien de toenemende kosten voor de Jeugdwet) over de grensgebieden en de afbakening tussen de wetten. In deze module laten we in grote lijnen zien hoe deze grensgebieden en afbakening eruit ziet. Maar eerst nog even terug naar het wettelijk kader van de Jeugdwet.
Check, dubbelcheck
Ik weet wat het doel van de Jeugdwet is.
Ik weet dat er discussie kan ontstaan over de grensgebieden van verschillende wetten.
De Participatiewet is het sluitstuk, het vangnet, het einde, na de Participatiewet is er niets meer. Dit betekent dat er altijd goed gekeken moet worden of er geen recht is op een andere voorziening of uitkering. We noemen dit een voorliggende voorziening.
Een voorliggende voorziening (artikel 15) is een inkomensvoorziening op grond van een andere wet of regeling waar mensen gebruik van kunnen maken, vóórdat zij een beroep kunnen doen op de Participatiewet. De Participatiewet is namelijk het sluitstuk van de sociale zekerheid; het vangnet wanneer andere regelingen niet van toepassing zijn. 
Artikel 15. Voorliggende voorziening
Artikel 15. Voorliggende voorziening
1. Geen recht op bijstand bestaat voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn. Het recht op bijstand strekt zich evenmin uit tot kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt.
Maar deze voorliggende voorziening moet dus wel passend en toereikend zijn. Het feit dat er ‘iets’ is, is dus niet voldoende. Je moet ook beoordelen of de voorliggende voorziening toereikend is.
Dan een heel belangrijk en ook wel ingewikkeld punt. Er bestaat geen recht op bijstand als de kosten in een voorliggende voorziening als niet-noodzakelijk worden aangemerkt. Dit kan nog wel eens aan de hand zijn bij aanvragen bijzondere bijstand medische kosten. Als de Zorgverzekeringswet bepaalde kosten niet noodzakelijk vindt, dan kan er ook geen bijstand voor worden verleend.
2.Onder een beroep kunnen doen op een voorliggende voorziening wordt niet verstaan het op verzoek van het college:
b. benutten van de mogelijkheid om te beschikken over de waarde van een lijfrente zolang de belanghebbende de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt, en:
I. tijdens de toetsingsperiode de ingangsdatum van de lijfrente niet is uitgesteld;
II. voor zover de totale waarde van deze lijfrente of lijfrenten niet meer bedraagt dan € 265.952,00, waarbij voor de vaststelling van de waarde wordt uitgegaan van de waarde zonder aftrek van de eventueel door de belanghebbende daarover verschuldigde bedragen als bedoeld in artikel 31, derde lid; en
III. voor zover de inleg in het kader van de lijfrente of lijfrenten:
I. voorafgaand aan de toetsingsperiode heeft plaatsgevonden; of
II. tijdens de toetsingsperiode heeft plaatsgevonden, daarbij jaarlijks ten minste enige inleg heeft plaatsgevonden en de inleg ten hoogste € 6.383,00 per jaar heeft bedragen.
3. In dit artikel wordt verstaan onder toetsingsperiode: periode van vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag om bijstand.
4. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot de toetsing aan en de toepassing van de voorwaarden in het tweede lid, onderdeel b, in relatie tot het derde lid.
Hierboven staat dat sommige zaken die niet als voorliggende voorzieningen worden aangemerkt. Het gaat met name om het vervroegd aanspraak maken op pensioen of het afkopen van lijfrenten. Voor deze training wordt dit niet volledig uitgewerkt. Doe hier nader onderzoek naar als het aan de orde is.
Tenslotte geven we nog een aantal voorbeelden van voorliggende voorzieningen die vrij regelmatig voorkomen. In module 6 wordt er verder ingegaan op de IOAW, IOAZ en de BBZ.
Werkloosheidswet (WW)
Voor personen die (gedeeltelijk) werkloos raken. 
Tijdelijke uitkering om het verlies van inkomen tussen twee banen op te vangen. 
Wekeneis: belanghebbende moet tenminste 26 uit 36 weken hebben gewerkt. Dan heeft iemand recht op 3 maanden WW. 
Jareneis: belanghebbende moet 4 uit 5 jaren minimaal 208 betaalde uren hebben gewerkt. Dan kan de WW na 3 maanden worden verlengd. Duur van de WW is dan evenveel maanden als het aantal werkjaren tot maximum van 24 maanden.
De eerste twee maanden is de WW-uitkering 75% van het WW-maandloon (het loon van de periode van 12 maanden voordat iemand werkloos wordt, bepaalt de hoogte van de WW-uitkering). De daaropvolgende maanden is dat loon 70%.
Ziektewet
Inkomensvoorziening voor alle werknemers in dienst van een bedrijf die ziek worden. 
Werkgevers dienen hun werknemers gedurende 104 weken het loon door te betalen. 
Ook personen zonder werkgever kunnen in sommige gevallen aanspraak maken op de Ziektewet, bijvoorbeeld mensen met een WW- of WIA-uitkering of bij afloop van het contract. Bijvoorbeeld wanneer iemand binnen 4 weken na de einddatum van het contract ziek wordt of als het contract afloopt tijdens ziekte. 
De Ziektewetuitkering is meestal 70% van je dagloon (behalve in het geval van ziekte voor of direct na zwangerschapsverlof, of door vooronderzoek naar orgaandonatie of ziekte door orgaandonatie, in deze gevallen is Ziektewetuitkering 100% van je dagloon)
Als je ziek bent geworden tijdens of na je WW-uitkering, dan loopt je WW-uitkering eerst nog door. Na 13 weken ziekte krijgt je dan een Ziektewetuitkering.
Als je werkt, of meer gaat werken, gaat de Ziektewetuitkering meestal omlaag maar je totale inkomen gaat wel weer omhoog. Werken loont dus in dat geval!
Als je in de Ziektewet zit heb je verschillende rechten en plichten. Kijk op de website van het UWV welke dat zijn
Toeslagenwet
De Toeslagenwet biedt bepaalde uitkeringsgerechtigden een minimuminkomensgarantie als zij een inkomen hebben dat beneden het minimumniveau ligt.
De Toeslagenwet geldt als je 18 jaar of ouder bent en een uitkering van het UWV krijgt/hebt aangevraagd, behalve als je tussen de 18-20 jaar bent en bij je (pleeg)ouders woont. Daarnaast geldt de Toeslagenwet als je ziek bent en de werkgever je een lager loon betaalt óf je (ex-)werkgever eigenrisicodrager is en je Ziektewetuitkering betaalt.  
Over het algemeen gaat het hier om werknemers, zelfstandigen en jonggehandicapten die een inkomen hebben dat beneden het minimumloon ligt of een loondervingsuitkering hebben, bijvoorbeeld in verband met werkloosheid of arbeidsongeschiktheid. 
De Toeslagenwet is vaak een aanvulling op de WW, Ziektewet, WIA, WAO, Wajong, WAZ of IOW.
Dit is een belangrijke voorliggende voorziening voor de Participatiewet. Als iemand een uitkering heeft zoals hierboven genoemd en toch nog niet het bijstandsniveau haalt. Altijd even kijken of de Toeslagenwet wel is aangevraagd.
wijzigingen in de inkomsten van je partner (of daarmee gelijkgestelde persoon).
Algemene Nabestaandenwet (Anw)
De Anw is een inkomensverzekering voor nabestaanden van een overleden echtgenoot, ouder of verzorger. Deze inkomensverzekering zorgt ervoor dat nabestaanden een basisinkomen hebben. De Sociale Verzekeringsbank (SVB) betaalt deze uitkering uit.
Als weduwe of weduwnaar kom je in aanmerking voor de Anw als je nog niet de AOW-leeftijd hebt bereikt, een kind thuis hebt wonen dat jonger is dan 18 jaar en minimaal voor 45% arbeidsongeschikt bent.
Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO)
De WAO geldt voor werknemers die vóór 1 januari 2004 arbeidsongeschikt zijn geworden. 
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA)
De WIA geldt voor werknemers die op of na 1 januari 2004 arbeidsongeschikt zijn geworden. 
De WIA vervangt de WAO. Personen die een WAO-uitkering ontvingen, blijven die behouden.
Uitkeringsvarianten binnen de WIA zijn de Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (IVA) en de Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA). 
De Wajong biedt een uitkering voor jongeren die voor hun 18e of tijdens hun studie een ziekte of handicap hebben gekregen en daarnaast duurzaam geen arbeidsvermogen meer hebben. 
Mocht je niet in staat zijn om minimaal 75% van het wettelijk minimum(jeugd)loon te verdienen, dan krijg je een (aanvullende) Wajong-uitkering. Ben je in staat om te kunnen werken of ligt er potentie om te kunnen werken? Dan helpt het UWV je bij het vinden en houden van werk.
Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS)
De WTOS voorziet in tegemoetkomingen voor leerlingen vanaf 18 jaar in het voortgezet onderwijs of beroepsonderwijs. 
De tegemoetkoming is een gift. Dit kun je krijgen omdat je ouders vanaf je 18e geen kinderbijslag meer voor je krijgen. Met deze tegemoetkoming kan je bijvoorbeeld een treinabonnement of lesgeld betalen.
Wet studiefinanciering 2000 (WSF)
De WSF voorziet in tegemoetkomingen voor personen die een opleiding volgen in het hoger onderwijs (hbo of universiteit) en beroepsonderwijs. 
Jongeren tot 27 jaar kunnen geen aanspraak maken op algemene bijstand als zij nog onderwijs volgen en daarvoor studiefinanciering ontvangen.  
Er hoeft ook geen uitkering verstrekt te worden aan jongeren tot 27 jaar die nog niet studeren maar dat wel kunnen gaan doen. De WSF is voorliggend op de bijstandsuitkering.
Algemene ouderdomswet (AOW)
De AOW voorziet in een inkomen voor inwoners die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt. 
Je kunt een AOW-uitkering ontvangen van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) als je in Nederland hebt gewoond of gewerkt.
Zorgverzekeringswet (Zvw)
De Zvw geeft aan dat iedereen die in Nederland woont of in het buitenland woont maar inkomsten uit Nederland ontvangt een zorgverzekering moet hebben. Het gaat hierbij om een basisverzekering. De aanvullende zorgverzekering valt niet onder de Zvw en is dus niet verplicht.
De Zvw is een voorliggende voorziening. Als iemand bijzondere bijstand voor bijvoorbeeld medische kosten aanvraagt, moet er altijd eerst gekeken worden of de kosten niet vergoed kunnen worden vanuit een voorliggende voorziening.
De WAZ is een inkomensvoorziening voor zelfstandigen, de beroepsbeoefenaar en de eventuele partner die niet in dienst is van het bedrijf. 
Het is een voorziening voor zelfstandigen die langdurig ziek zijn en daarom niet in staat zijn te voorzien in voldoende inkomen. 
De WAZ is per 1 augustus 2004 afgeschaft, maar blijft wel gelden voor diegene die voor deze datum aanspraak hebben gemaakt op deze regeling.  
Heffingskortingen en teruggaven
Heffingskortingen zijn kortingen op de te betalen belastingen en premies voor volksverzekeringen, zoals de algemene heffingskorting, arbeidskorting, ouderenkorting, alleenstaande ouderenkorting en jonggehandicaptenkorting.
Iemand is verplicht voor deze een bijstandsuitkering aanvraagt om alle heffingskortingen volledig te benutten. Voor de bijstand behoren deze heffingskortingen tot de middelen. In de volgende module gaan we verder in op de heffingskortingen.
Tijdelijke regelingen
Rusland viel op 24 februari 2022 Oekraïne binnen. Door de politieke spanningen en de verhoudingen van de NAVO ten opzichte van Rusland krijgen wij, ook in Nederland, helaas te maken met de negatieve gevolgen van deze oorlog. We hebben in Nederland vooral last (gehad) van de sterk stijgende prijzen op energie en voedsel. Dat merk je zelf misschien op je energierekening, als je gaat tanken of in de supermarkt boodschappen gaat doen. Ook in het kader van deze crisis heeft het Rijk een aantal tijdelijke, economische regelingen in het leven geroepen. We lichten hieronder de belangrijkste toe:
Richtlijn Tijdelijke Bescherming (RTB)Â
Op 4 maart 2022 heeft de Raad van de Europese Unie een Richtlijn Tijdelijke Bescherming (RTB) in werking laten treden voor vluchtelingen uit Oekraïne. Vluchtelingen uit Oekraïne kunnen tijdelijk bescherming krijgen in Nederland en hebben, mits ze voldoen aan een aantal voorwaarden, recht op opvang, zorg, werk en onderwijs tot voorlopig 4 maart 2025.
Regeling opvang ontheemden Oekraïne (RooO)
De Regeling opvang ontheemden Oekraïne (RooO) regelt de opvang van vluchtelingen uit Oekraïne door burgermeesters en hun gemeenten. Onder de RooO krijgen Oekraïense ontheemden opvang en leefgeld van een gemeente, mogen zij werken en hebben ouders zelfs recht op kinderbijslag en kindgebonden budget.
Volwassenen en kinderen krijgen leefgeld (mits ze niet werken of een uitkering hebben) bestemd voor:
kleding;
eten;
extra toelage (voor ov, familiebezoek, sport, etc.).
Leeftijd vluchteling en grootte van het gezinÂ
Kleedgeld
Eetgeld
Extra toelage
Alle leeftijden, individuele vluchteling zonder gezinÂ
€ 60,71Â
€ 242,48Â
€ 80,91Â
Vluchteling is 18 jaar of ouder, gezin bestaat uit 2 personenÂ
€ 60,71Â
€ 242,48Â
€ 80,91Â
Vluchteling is 18 jaar of ouder, gezin bestaat uit 3 personenÂ
€ 60,71Â
€ 193,98Â
€ 80,91Â
Vluchteling is 18 jaar of ouder, gezin bestaat uit 4 personen of meerÂ
€ 60,71Â
€ 169,74Â
€ 80,91Â
Vluchteling is jonger dan 18 jaar, gezin bestaat uit 2 personenÂ
€ 60,71Â
€ 200,65Â
€ 80,91Â
Vluchteling is jonger dan 18 jaar, gezin bestaat uit 3 personenÂ
€ 60,71Â
€ 160,64Â
€ 80,91Â
Vluchteling is jonger dan 18 jaar, gezin bestaat uit 4 personen of meerÂ
De volgende huishoudens kunnen steun krijgen van het Noodfonds:
Het huishouden met een bruto-inkomen van maximaal 200% van het sociaal minimum. €3200 voor alleenstaanden en €4.480 voor samenwonenden. De bedragen zijn inclusief 8% vakantiegeld en exclusief toeslagen.
Huishoudens hebben voor gas, stroom en/of stadswarmte een contract bij een energieleverancier.
In 2023 konden mensen met een laag inkomen (tot 130% van het sociaal minimum) hulp aanvragen als ze 10% van hun inkomen kwijt waren aan de energierekening. Deze regeling is voor 2024 verruimd zodat mensen nu al een hulpvraag kunnen indienen als 8% van het inkomen naar de energierekening gaat. Voor mensen met een laag-middeninkomen (tot 200% van het sociaal minimum) ligt deze grens op 10% in 2024 ten opzichte van 13% in 2023.
Het noodfonds betaalt de rest van de maandelijkse energierekening boven deze 8 tot 10% van het gezamenlijk bruto-inkomen van een huishouden.
Check, dubbelcheck
Ik weet wat een voorliggende voorziening is.
Ik snap de relatie tussen een voorliggende voorziening en de Participatiewet.
Ik kan een paar voorbeelden van voorliggende voorzieningen opnoemen.
Om even op adem te komen na al die wetteksten is het nu tijd voor een korte pauze. Of toch niet? Soms is iets niet zoals het lijkt, bijvoorbeeld met gezichtsbedrog en optische illusies. Wat zie jij in de onderstaande plaatjes?
Niet genoeg optische illusies of meer uitleg over de plaatjes? Kijk dan hier verder om het je te laten duizelen.
Welk vlak is lichter, A of B?
En wat voor dier is dit dan?
En dan nu weer vol energie door, om te beginnen met een opdracht over bijstandsrecht en verblijfsstatus!
We gebruiken cookies voor een goede werking van onze website. Met het plaatsen van deze cookies verzamelen we geen persoonsgegevens! Voor meer informatie bekijk ons cookiebeleid.AkkoordCookiebeleid