Yong
  • Home
  • Wie is Yong
    • Concept
    • Ons team
  • Opdrachtgevers
    • Projecten
    • Ervaringen
  • Professionals
    • Bij ons werken
    • Blogs
  • Leren & Ontwikkelen
    • Inspiratiedagen
    • Trainingen
  • Contact
  • Menu Menu

Verordening

In deze training is de term verordening al een paar keer gevallen. Tijd om uit te diepen wat dit belangrijke document precies is! 

Een gemeentelijke verordening is een op gemeentelijk niveau vastgelegd algemeen verbindend voorschrift. Zo, dat was een hele mond vol. Concreet betekent dit dat een verordening eigenlijk een lokale wet is die voor alle inwoners geldt (dat wordt bedoeld met algemeen verbindend). Op lokaal niveau is de verordening de ‘hoogste’ regeling en deze wordt dan ook vastgesteld door de gemeenteraad.

De zaken die een gemeente moet uitwerken in een verordening

In de Jeugdwet (artikel 2.9) krijgen gemeenten de opdracht om over een aantal zaken eigen beleid en regels vast te leggen in een verordening. Laten we even kijken wat dit artikel precies inhoudt.

Artikel 2.9

De gemeenteraad stelt bij verordening en met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze wet in ieder geval regels:

  • a. over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen, met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening;

Om individuele en overige voorzieningen toe te kennen of af te wijzen, moet de gemeente dus in de verordening regels vaststellen. Dit zijn regels over de voorwaarden om de voorziening te krijgen, regels hoe afgewogen wordt welke voorziening de juiste is en regels hoe de gemeente dit beoordeelt. Behoorlijk wat dus. Benieuwd of we dat zo meteen ook in onze voorbeeldverordeningen gaan vinden?

  • b. over de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen;

In de verordening moet ook staan hoe de gemeente regelt dat de jeugdhulp is afgestemd met andere voorzieningen. Dat zijn er nogal wat, namelijk voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en werk en inkomen (Participatiewet). Best een bijzonder stukje in de wet. Op grond van de privacyrichtlijnen is het namelijk niet toegestaan om onderling informatie uit te wisselen. Dit kan dus alleen met toestemming van de ouders en/of de jeugdige en zelfs dan zitten er nog best wel wat haken en ogen aan.

  • c. de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 wordt vastgesteld, en

Ook de regels over het persoonsgebonden budget (later in de training gaan we dieper in op het pgb) moeten in de verordening staan.

  • d. voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of een persoonsgebonden budget, alsmede van misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet.

Tenslotte moet in de verordening opgenomen zijn hoe een gemeente misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet gaat bestrijden. Het gaat dan óók over een voorziening die ten onrechte is ontvangen.

Waarom een verordening?

Zoals je hierboven hebt gelezen, moeten gemeenten veel regels opstellen. Dit is dus geen gemeentelijke hobby, maar een opdracht in de wet. Maar waarom dan? Leidt dit niet tot onnodige regeldruk?

Het is goed om je te realiseren dat door deze regels voorkómen wordt dat een inwoner aan willekeur is overgeleverd. De inwoner kan zelf zien waar hij wel of niet op kan rekenen. Het besluit hoeft zo geen black box te zijn. Tenslotte kan het uitvoerders van de Jeugdwet (zoals bijvoorbeeld jeugdprofessionals) enorm ondersteunen bij het uitvoeren van hun werk! De verordening geeft namelijk o.a. richtlijnen over hoe een aanvraag beoordeeld moet worden en welke individuele voorzieningen ingezet kunnen worden. 

Wat er vastgelegd moet worden in de verordening, staat dus in de wet. Maar hóe gemeenten dit doen, is per gemeente behoorlijk verschillend. Meestal zijn alle regels van de Jeugdwet uitgewerkt in één verordening jeugdhulp. Een enkele keer zijn er meerdere verordeningen over verschillende onderwerpen. Het komt ook voor (en de laatste tijd steeds meer), dat een gemeente een verordening Sociaal domein vaststelt, waarin alle regelgeving betreffende de Jeugdwet, Participatiewet en Wet maatschappelijke ondersteuning is vastgesteld. De onderstaande opdracht gaat hierover. 😊

Opdracht: Verzamel de op dit moment geldende verordening(en) Jeugdwet van jouw gemeente (of een gemeente naar keuze) en beantwoord de volgende vragen:

  • Welke verordeningen Jeugdwet kent jouw gemeente?
  • Zijn het verordeningen waarin alleen zaken voor de Jeugdwet worden geregeld of integrale verordeningen waarin ook Wmo en Participatiewet zijn verwerkt?
  • Lees artikel 2.9 nog eens door. Waar kan je die vier onderdelen in de verordeningen van jouw gemeente vinden?

Was het een moeilijke opdracht of kwam je er vrij gemakkelijk uit? Zo niet, vraag een collega om even mee te denken (of ben jij nu opeens de slimste van de klas 😊). Sowieso super gedaan!


Check, dubbelcheck

  • Ik weet wat een verordening is. 
  • Ik weet over welke onderwerpen gemeenten eigen regels moeten opnemen in hun verordeningen volgens de Jeugdwet.
  • Ik zie de waarde van de verordening zowel voor beleid, uitvoering als de inwoner zelf. 
  • Ik heb voor mijn eigen gemeente (of een gemeente naar keuze) onderzocht welke verordeningen er zijn vastgesteld voor de Jeugdwet.

Energizer

Even tijd voor een pauze! We gaan de natuur naar binnen halen door naar vogelgeluiden te luisteren. Wie weet zijn jouw vrienden straks helemaal onder de indruk van jouw vogelgeluiden-herken-kunsten.

Nadere regels en beleidsregels

Nu je weet wat een verordening is, is het tijd om in te zoomen op de volgende belangrijke gemeentelijke documenten: de nadere regels en beleidsregels. Deze twee vormen van regels vervullen beide een andere functie. In de gemeentelijke praktijk zie je wel veel dat deze begrippen niet zuiver gebruikt worden. Vaak wordt alles beleid of beleidsregels genoemd. Lees het onderstaande dus met belangstelling, maar raak niet in de war. Aan het eind is het vooral belangrijk dat je weet dat de verordening verder wordt uitgewerkt in ‘regels’. 

Nadere regels 

Nadere regels zijn algemeen bindende voorschriften (ze gelden dus voor alle inwoners), net als de verordening. In nadere regels wordt de wet of de verordening verder uitgewerkt. Er moet een wettelijke basis zijn (een mogelijkheid of een opdracht in de wet of de verordening) om nadere regels te maken. Er mogen geen nieuwe regels ‘bedacht’ worden. Natuurlijk mogen de nadere regels nooit in strijd zijn met de wet of de verordening.  

Een voorbeeld binnen de praktijk van de Jeugdwet is het vaststellen van een Besluit jeugdhulp (de gemeente mag de exacte titel zelf bedenken). Een verordening wordt vastgesteld door de gemeenteraad, maar nadere regels kunnen ook door het college vastgesteld worden. Het aanpassen van een verordening kan vaak wel een maand of drie of vier in de procedure zitten, dus kan het fijn zijn om zaken die jaarlijks gewijzigd moeten worden in het besluit vast te leggen. In het besluit staan bijvoorbeeld vaak de tarieven van de individuele voorzieningen, zodat op die manier makkelijk bekeken kan worden hoe hoog het maximale pgb-tarief is. Aangezien de doorlooptijd van een collegebesluit vele malen korter is dan die van een raadsbesluit, kan een besluit makkelijker periodiek aangepast worden. 

Beleidsregels

In een beleidsregel legt de gemeente vast hoe zij omgaat met een bepaalde bevoegdheid. Beleidsregels zijn vaak wat praktischer dan nadere regels. In beleidsregels kunnen bijvoorbeeld handvatten staan voor jeugdprofessionals bij het toekennen van een individuele voorziening, zoals hoe belangen afgewogen moeten worden of hoe bepaalde wettelijke voorschriften moeten worden geïnterpreteerd. In tegenstelling tot nadere regels, zijn beleidsregels geen algemeen bindende voorschriften. Ze bevatten dus geen rechten en plichten voor inwoners. 

Beleidsregels toegelicht in de Awb 

Speciaal voor de bijtertjes nog even. Wat zegt de Awb over beleidsregels? In artikelen 4.81 tot en met 4.84 van de Awb staat een aantal aanvullende bepalingen met betrekking tot beleidsregels. Per artikel is dit de strekking: 

  • Artikel 4.81: Er mogen alleen beleidsregels worden opgesteld als er een bevoegdheid is om nadere invulling aan te geven. De gemeenteraad moet het college in de verordening (of in de nadere regels) dus de bevoegdheid geven om beleidsregels op te mogen stellen.  
  • Artikel 4.82: In een besluit verwijzen naar een vaste gedragslijn mag alleen als er een beleidsregel over bestaat. 
  • Artikel 4.83: Bij het vaststellen van beleidsregels moet verwezen worden naar de wettelijke basis van de bevoegdheid die in de beleidsregels wordt uitgewerkt. 
  • Artikel 4.84: Er mag niet van beleidsregels worden afgeweken, tenzij het voor één of meer belanghebbenden onevenredige gevolgen zou hebben. 
Even verplicht voor de kwaliteitsmedewerkers 

Speciaal voor de mensen die het edele beroep van kwaliteitsmedewerker uitvoeren: let vooral ook op artikel 4.82. Als er geen beleid is vastgesteld over bepaalde werkwijzen of gedragslijnen, mag deze werkwijze of gedragslijn niet als argument in de beschikking gebruikt worden om een voorziening toe te kennen of af te wijzen! En een interne werkinstructie is géén beleidsregel. 😉 

Voordelen van het opstellen van beleidsregels 

Het is niet verplicht voor gemeenten om beleidsregels op te stellen. Toch kan het wel handig zijn voor gemeenten om dit te doen, omdat beleidsregels een aantal voordelen kunnen hebben, zowel voor inwoners als voor medewerkers. 

Door het opstellen van beleidsregels wordt inzichtelijk welke regels de gemeente hanteert. Dit creëert duidelijkheid voor zowel de inwoners als de medewerkers die de regels moeten uitvoeren. Een inwoner kan regels opzoeken. Een medewerker kan verwijzen naar bepaalde beleidsregels, zodat duidelijk wordt waarop bepaalde toe- of afwijzingen gebaseerd zijn. Daarnaast kunnen beleidsregels (net als de verordening) in bezwaar- en beroepsprocedures gebruikt worden om naar terug te verwijzen en bepaalde toe- of afwijzing te motiveren.  

Opdracht: Kijk nog eens naar de verordening jeugd van jouw gemeente (of een gemeente naar keuze) en kijk of je kan vinden welke zaken uit de verordening door het college nader uitgewerkt moeten of mogen worden.  

Is het duidelijk voor je hoe de door jouw gekozen gemeente de zaken heeft vastgelegd in de verordening, beleidsregels en/of nadere regels? Als het gelukt is: heel goed! Zo niet: geen probleem, want we gaan nu oefenen. Hierbij gebruiken we de gemeente Arnhem als voorbeeld. Je kunt hier alle lokale wet- en regelgeving vinden met betrekking tot de Jeugdwet voor de gemeente Arnhem.  

Tip: je kunt in het zoekvenster Arnhem vervangen door de naam van jouw gemeente om zo de lokale wet- en regelgeving van jouw gemeente vinden met betrekking tot de Jeugdwet. 

  • Welke lokale wet- en regelgeving heeft de gemeente Arnhem met betrekking tot de Jeugdwet? 
  • Pak de Verordening Jeugdhulp gemeente Arnhem 2019 erbij. Kun jij vinden waar in de verordening er is vastgelegd dat er nadere regels opgesteld kunnen worden? 
  • Bekijk artikel 3 lid 3 en 4, artikel 7 lid 8 en artikel 8 lid 3 van de Verordening Jeugdhulp gemeente Arnhem 2019 en de Nadere regels jeugdhulp gemeente Arnhem 2019. Wat is er in de nadere regels vastgelegd? 
  • Pak opnieuw de Verordening Jeugdhulp gemeente Arnhem 2019 erbij. Kun jij vinden waar in de verordening er is vastgelegd dat er beleidsregels opgesteld kunnen worden? 
  • Bekijk artikel 5 lid 8 van Verordening Jeugdhulp gemeente Arnhem 2019 en de Beleidsregels Jeugdzorg gemeente Arnhem 2020. Wat is er in de beleidsregels vastgelegd? 
  • Meer in zijn algemeenheid: snap je in grote lijnen wat er in de nadere regels en/of beleidsregels staat? 

Check, dubbelcheck

  • Ik weet wat een beleidsregel is en ik weet dat deze door het college wordt vastgesteld.  
  • Ik begrijp de voordelen van het opstellen van beleidsregels. 
  • Ik heb stilgestaan bij de betekenis van artikel 4.82 uit de Awb.  
  • Ik heb de beleidsregels jeugd van mijn gemeente (of een gemeente naar keuze) bekeken en weet welke zaken hierin nader zijn uitgewerkt.  

Bezwaar en beroep

Ondertussen zijn we al een heel eind met het schetsen van het juridisch kader. We hebben nog één onderwerp te gaan voordat we doorgaan naar het tweede deel: bezwaar en beroep.  

Als een inwoner het niet eens is met een besluit dat de gemeente heeft genomen, kan deze persoon een bezwaarschrift indienen. De Algemene wet bestuursrecht (Awb) regelt hoe het dan verder gaat en welke procedure er gevolgd moet worden. Deze procedure is voor alle wetten hetzelfde. Het maakt dus niet uit of iemand bezwaar indient tegen een besluit op grond van bijvoorbeeld de Wmo, de Participatiewet of de Jeugdwet. In deze training nemen we vanzelfsprekend de Jeugdwet als uitgangspunt bij het bespreken van bezwaar en beroep. 😊 

Wie kan waartegen in bezwaar gaan?  

Als een inwoner het niet eens is met een besluit van de gemeente, mag hij in bezwaar gaan. Het is belangrijk om te weten wie dat precies mag doen. Het korte antwoord hierop is: een belanghebbende (artikel 7:1 en 8:1, Awb).  

Weet je nog wie een belanghebbende is? Een belanghebbende is iemand die rechtstreeks belang heeft bij het besluit van de gemeente. Een vader mag dus in beroep gaan tegen het besluit dat er geen vervoersvoorziening voor zijn dochter wordt ingezet, maar de buurvrouw die medelijden heeft met het drukke schema van de vader mag dit niet. 

Waartegen kan een belanghebbende in bezwaar gaan? 

De volgende belangrijke vraag die we moeten beantwoorden is: waartegen kan een belanghebbende in bezwaar gaan? Het antwoord hierop is simpel: een belanghebbende kan tegen alle besluiten van de gemeente in bezwaar gaan.  

Alleen tegen besluiten? Nee, ook tegen het niet-besluiten kan iemand in bezwaar gaan, bijvoorbeeld als de gemeente schriftelijk heeft geweigerd om een besluit te nemen en wanneer de aanvraag buiten behandeling wordt gesteld (artikel 6:2 Awb). 

In de praktijk zal de bezwaar- en beroepsprocedure vooral voorkomen bij afwijzingen van jeugdhulp of gaan over details van de toegekende jeugdhulp. Om een beetje een beeld te krijgen waar het dan over kan gaan, hebben we hieronder wat voorbeelden: 

  • Je aanvraag voor jeugdhulp wordt niet behandeld, omdat de gemeente van mening is dat de gevraagde informatie na een hersteltermijn niet is aangeleverd.  
  • Je aanvraag voor jeugdhulp is afgewezen omdat de gemeente van mening is dat de hulpvraag voldoende op te lossen is met behulp uit het sociaal netwerk.  
  • De jeugdhulp is toegekend voor 2 uur per week, terwijl jij van mening bent dat er 4 uur ondersteuning nodig is om de hulpvraag voldoende op te lossen.  
  • De jeugdhulp wordt toegekend en de gemeente vindt dat jeugdhulpaanbieder X passende hulp kan bieden. Jij bent het hier niet mee eens en wilt via een pgb de hulp zelf inkopen.  

Er zijn ook enkele zaken waartegen een gezin géén bezwaar kan maken. Zo kan er geen bezwaar gemaakt worden tegen de Jeugdwet, de verordening of de nadere regels zelf. Ook kan er geen bezwaar gemaakt worden indien de gemeente geen beslissing neemt binnen de wettelijke beslistermijn van acht weken. Wel kan er een dwangsom geëist worden. De inwoner moet de gemeente dan in gebreke stellen. Wanneer er dan nog geen besluit komt (binnen twee weken), heeft de inwoner recht op een dwangsom. 

Behandeling van een bezwaarschrift  

We schetsen de behandeling van het bezwaarschrift even kort, zodat je hier een beeld van hebt. 

Als een inwoner het niet eens is met een besluit, kan hij bezwaar aantekenen. Hij stuurt dan een bezwaarschrift. Het is verplicht om in het besluit te zetten hoe iemand bezwaar moet maken (bezwaarclausule). Als de inwoner binnen 6 weken na ontvangst van het besluit het bezwaarschrift indient en de juiste informatie erin heeft gezet, kan het bezwaarschrift behandeld worden.  

In grote gemeenten zal de behandeling van een bezwaarschrift vaak door een juridische afdeling gedaan worden, in kleinere gemeenten vaak door de kwaliteitsmedewerker of de medewerker bezwaar en beroep. Zowel de jeugdprofessional als de kwaliteitsmedewerker of medewerker bezwaar en beroep zullen in de tussentijd het besluit nogmaals onderzoeken en nalopen. Het bezwaarschrift zal ook worden uitgeplozen. Wat zijn de exacte bezwaren van de inwoner? Waarom is deze het niet eens met het besluit? Ook worden de wet, de nadere regels en de beleidsregels bestudeerd én wordt beoordeeld of het besluit voldoet aan de Abbb (ken je ze nog?). 

Denkt de medewerker dat het besluit juist is, dan schrijft hij een verweerschrift. De inwoner mag natuurlijk ook nog zijn mening geven en wordt uitgenodigd voor een hoorzitting. Vaak is dit een onafhankelijke bezwaarcommissie. Deze commissie geeft advies en de gemeente neemt het besluit of de inwoner wordt in het gelijk gesteld of niet (gegrond of ongegrond). 

Is de inwoner het niet eens met het besluit op bezwaar, dan kan hij in beroep bij de rechtbank en tenslotte naar de Centrale Raad van Beroep (en dan wordt de uitspraak dus bindend voor iedereen). 

Wat moet ik met deze info als beleidsmedewerker? Nou dit: het wil nog wel eens voorkomen dat een bezwaarschrift gegrond verklaard moet worden, omdat het beleid rammelt. Het is bijvoorbeeld niet duidelijk en voor meerdere interpretaties vatbaar of gedateerd en sluit niet meer aan op de praktijk. Op deze manier kunnen ook bezwaarschriften een wake-up call zijn om beleid te maken, aan te scherpen of te verbeteren. 

TIP

Ga eens bij de gemeente waar jij werkt na hoe de bezwaarprocedure verloopt.

Check, dubbelcheck

  • Ik weet waartegen een bezwaar ingediend kan worden.  
  • Ik heb een beeld bij de bezwaarprocedure.

Energizer

Zo, het eerste deel van deze module zit er nu echt op! Tijd voor een kleine pauze voordat we verder gaan met de tweede helft van de module.  

We hebben het allemaal vaak genoeg gehoord, maar het doen is soms een ander verhaal: wandelen is gezond! Een blokje om in de frisse buitenlucht is niet alleen goed voor je lichaam, maar ook voor je mentale welzijn. Tijd om de informatie van de juridische kaders even te laten rusten en je gedachten te verzetten. Zo kan je zo meteen hopelijk met frisse moed weer verder! 
 
Liever niet naar buiten? Kom dan in beweging door een stukje verder door kantoor te lopen, bijvoorbeeld naar een koffieautomaat of toilet op een andere verdieping.  

Deel II: Jeugdbescherming, drang en dwang

Eén van de belangrijkste doelen van de Jeugdwet is om kinderen gezond en veilig op te laten groeien. Meestal gaat dat goed en soms komt de rechter eraan te pas. In het volgende deel van deze module gaan we hierop in.

Het uitgangspunt van jeugdhulp is vanzelfsprekend, dat dit vrijwillig gebeurt en dat ouders en jeugdige het hier mee eens zijn. We noemen de hulp die gezinnen dan krijgen: hulp vanuit het vrijwillig kader. Verreweg het grootste deel van de jeugdhulp vindt plaats vanuit dit vrijwillig kader.

Maar wat nu als er wel grote zorgen zijn en de ouders en/of jeugdige ziet het minder somber in? Uiteindelijk kan er gedwongen hulp ingezet worden vanuit het gedwongen kader, dwang dus. Daar komen we zo nog even op terug.

Nét voor het gedwongen kader is er een bijzondere categorie binnen het vrijwillig kader. Dit noemen we drang. Je begrijpt dat zeker dwang en ook drang uiterste redmiddelen zijn, waarbij je eerst alle andere mogelijkheden goed onderzoekt.

Drang 

Drang valt zoals net gezegd binnen het vrijwillig kader. Kenmerkend voor drang is: vrijwillig maar niet vrijblijvend. De hulp is weliswaar vrijwillig, maar aan het niet aanvaarden van de hulp kunnen consequenties zitten. Als ouders bijvoorbeeld besluiten te stoppen met de hulp, dan is een mogelijke consequentie dat er een onderzoek bij de Raad voor de Kinderbescherming wordt gestart. 

Filosofiemomentje: Er is nogal wat te doen over dwang en drang. Denk aan wat er besproken wordt over de uithuisgeplaatste kinderen rond de toeslagenaffaire. Het gaat hierbij om ruim 1600 kinderen die vanuit dwang (dus met een uitspraak van de rechter) uithuisgeplaatst zijn, maar vermoedelijk gaat het om nog meer kinderen die vrijwillig (maar waarschijnlijk wel met drang) uit huis zijn geplaatst. 

Denk eens na over de volgende stellingen: 

  • Het is logisch dat ouders zich gechanteerd voelen, als ze moeten meewerken om een onderzoek bij de Raad voor de Kinderbescherming te voorkómen. 
  • Drang is een oneigenlijk middel, waarbij ouders en kind niet voldoende rechtsbescherming ontvangen. 
  • Een jeugdprofessional heeft geen keus: als het misgaat mag hij of zij zelf voor de tuchtrechter verschijnen. Dus bij twijfel: geen risico nemen. 
  • Uiteindelijk moet de veiligheid van het kind vooropstaan. In dat kader zijn alle middelen geoorloofd. 

En? Voel je de dilemma’s? Van de jeugdprofessional? Van de ouders? Jeugdprofessional is absoluut geen makkelijk vak. 

Dwang

In het vervolg van deze module gaan we uitgebreid in op dwang. Bij dwang komt de kinderrechter eraan te pas en wordt hulp verplicht opgelegd. Dit noemen we het gedwongen kader. Het gaat dan om de inzet van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. We zullen in de rest van de module uitleggen hoe er besloten wordt tot de inzet van deze zware vorm van jeugdhulp.  


Check, dubbelcheck

  • Ik weet wat het verschil is tussen het vrijwillig en gedwongen kader. 
  • Ik kan de term dwang en drang plaatsen. 
  • Ik weet dat drang valt binnen het vrijwillig kader. 
  • En dwang binnen het gedwongen kader.

De jeugdbeschermingstafel en Raad voor de Kinderbescherming

De jeugdbeschermingstafel

De jeugdbeschermingstafel (hierna kortweg: beschermingstafel) wordt bij elkaar geroepen als er een overleg plaats moet vinden. In het gesprek wordt besloten wat het beste is voor de jeugdige.

Wanneer komt de beschermingstafel bijeen?

De tafel komt bijeen als een betrokken hulpverlener denkt dat:   

  • De gezinssituatie van de jeugdige onveilig is;   
  • Vrijwillige hulpverlening niet voldoende lijkt te zijn;   
  • Er met elkaar nagedacht moet worden of een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming noodzakelijk is.
Wie zitten er aan de tafel?   

Over het algemeen wordt de beschermingstafel voorgezeten door een vertegenwoordiger van de gemeente, bijvoorbeeld de coördinator van het jeugdteam. Vanzelfsprekend worden ouders uitgenodigd en ook de jeugdige zelf als deze 12 jaar of ouder is (niet praten over, maar praten met). Er is een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig en betrokken hulpverlening, waaronder degene die verzocht heeft om behandeling bij de beschermingstafel.

Uitkomsten beschermingstafel

Het gesprek aan de beschermingstafel heeft drie mogelijke uitkomsten:   

  1. Hulp vanuit het vrijwillig kader is voldoende of moet eventueel worden aangepast om de situatie van het kind te verbeteren.
  2. Er vindt nu nog geen onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming plaats, maar de hulpverlening die het gezin al ontvangt (of gaat ontvangen) wordt ‘scherper’ neergezet. Er worden doelen en afspraken gemaakt en er wordt gemonitord of het gezin zich houdt aan de afspraken. Is dit niet het geval, dan wordt er een raadsonderzoek ingesteld. Deze uitkomst is te beschouwen als drang.   
  3. Er wordt een onderzoek gestart door de Raad voor de Kinderbescherming. Er wordt dan onderzocht of een kinderbeschermingsmaatregel noodzakelijk is. Wat een kinderbeschermingsmaatregel is, komen we later in deze module nog op terug.

Je zult begrijpen dat het inzetten van de beschermingstafel vaak wordt ervaren alsdrang en misschien ook wel ingezet wordt als drang. Wanneer de adviezen vanuit de beschermingstafel niet opgevolgd worden, kan dit consequenties hebben en kan worden besloten tot een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming.

Raad voor de Kinderbescherming  

Zoals we net ook al even kort vertelden, kan de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) een situatie van een jeugdige onderzoeken. De RvdK is een landelijke organisatie van de overheid die taken uitvoert in het kader van jeugdbescherming en jeugdstrafrecht en -reclassering. De RvdK wordt ingeschakeld wanneer er ernstige zorgen zijn over de opgroei- en opvoedsituatie van een kind tussen de 0 en 18 jaar oud. 

Wettelijke taken RvdK

De RvdK houdt zich bezig met:  

  • Bescherming: Situaties waarin de ontwikkeling van een kind in gevaar komt. De RvdK doet onafhankelijk onderzoek en kan de rechter verzoeken om in te grijpen als een kind niet meer veilig thuis kan wonen.  
  • Straf: Situaties waarin een jeugdige vanaf 12 jaar verdacht wordt van een strafbaar feit of als er sprake is van schoolverzuim. De RvdK doet dan onderzoek en adviseert de rechter over een passende straf of passende hulp.  
  • Gezag en omgang: Situaties wanneer scheidende ouders er samen niet uitkomen over wat het beste is voor de jeugdige. De rechter kan in dit geval advies vragen aan de RvdK als deze zich zorgen maakt over de jeugdige. De RvdK voert onderzoek uit en adviseert de rechter over het gezag van de ouders, de omgang met de jeugdige en de verblijfplaats. 

Afstand, Screening, Adoptie en Afstammingsvragen (ASAA): Situaties waarin ouders een kind willen afstaan, de zorg van een kind willen overnemen of willen adopteren. Ook in deze situaties doet de RvdK onderzoek en geeft advies.


Check, dubbelcheck

  • Ik weet wat een beschermingstafel is en wanneer deze bijeenkomt.
  • Ik ken de mogelijke uitkomsten zijn van een beschermingstafel.
  • Ik zie het verband tussen drang en de beschermingstafel.
  • Ik weet wat de Raad voor de Kinderbescherming is.
  • Ik kan de wettelijke taken van Raad voor de Kinderbescherming benoemen.

Algemene beginselen van behoorlijk bestuur

We hebben tot nu toe geleerd over de procedureregels voor overheidsorganen die zijn vastgelegd in de Awb. Naast de procedureregels, moeten zowel inwoners als de overheid zich aan bepaalde normen houden. De ‘fatsoensnormen’ voor de overheid noemen we de Algemene beginselen van behoorlijk bestuur (Abbb). De Abbb zijn deels vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en deels komen ze voort uit jurisprudentie. 

Jurisprudentie

Jurisprudentie is het geheel aan uitspraken door rechters over een rechtsgebied. Voor gemeenten zijn dit de uitspraken van rechters in het bestuursrecht. Deze uitspraken helpen bij het interpreteren van (nieuwe) wet- en regelgeving en bij het toepassen hiervan. Jurisprudentie dient dus als een soort aanknopingspunt voor de praktijk. 

Het hoogste rechtsorgaan binnen het bestuursrecht is de Centrale Raad van Beroep (CRvB). Als de gemeente of de inwoner tegen een uitspraak van een reguliere rechter in hoger beroep gaat, komt de zaak hier terecht. Uitspraken van de CRvB hebben altijd formele rechtskracht. Dit betekent dat zowel de gemeente als de inwoner niet meer in beroep kan gaan tegen een uitspraak van de CRvB. Uitspraken van de CRvB hebben dezelfde kracht als de wet. Iedereen móet zich daaraan houden.

Formele en materiële beginselen van behoorlijk bestuur

Nu je weet wat jurisprudentie is, gaan we weer snel terug naar de Abbb. Als ambtenaar bij de gemeente (maar ook als je niet bij een gemeente in dienst bent, maar wel gemandateerd bent door een gemeente om taken uit te voeren) hoor je de fatsoensnormen te kennen en dien je je aan deze normen te houden. Daarom gaan we ze even toelichten. 😊 In de toelichting proberen we een voorbeeld te geven vanuit de praktijk van de Jeugdwet.

Binnen de Abbb zijn er twee verschillende soorten beginselen, namelijk formele beginselen en materiële beginselen.

  • Formele beginselen      gaan over de procedure van de totstandkoming van een besluit (vorm).
  • Materiële beginselen    gaan over de inhoud van besluiten (materie).

Formele beginselen; over de procedure dus 

Zorgvuldigheidsbeginsel (Awb artikel 3.2, 3.9, 3.13, 4.7 en 4.8)

Bij de voorbereiding van een besluit moeten alle relevante feiten en omstandigheden worden opgespoord en onderzocht. Alleen zo kan het besluit zorgvuldig genomen worden. Dit betekent dat het onderzoek naar het wel of niet inzetten van jeugdhulp zorgvuldig moet gebeuren. Zo is het belangrijk om met ouders en – indien mogelijk – de jeugdige duidelijke en gedetailleerde informatie te bespreken over hun hulpvraag, eventuele ervaringen met eerdere hulpverlening te betrekken bij het onderzoek en adviezen van externe experts ter harte te nemen. Het is niet alleen belangrijk dat er zorgvuldig gehandeld wordt. Dit moet ook blijken uit het dossier, zoals in de verslaglegging en uit het vastleggen van relevante stukken.

Motiveringsbeginsel (Awb artikel 3.46-3.50)

Een besluit dient te berusten op een deugdelijke motivering. Dit hangt nauw samen met het vorige beginsel, want zonder zorgvuldig onderzoek is een besluit ook niet goed te motiveren. De motivering is een belangrijk onderdeel van het besluit. Dit betekent dat in de beschikking duidelijk gemotiveerd moet worden waarom de jeugdhulp wel of niet wordt toegekend. Bij een toekenning moet ook gemotiveerd worden, waarom er voor deze vorm van jeugdhulp is gekozen, voor deze duur en deze omvang.

De motivering is extra belangrijk bij een afwijzing. De inwoner moet kunnen begrijpen waarom hij niet krijgt waar hij om gevraagd heeft. Daarnaast kan iemand wanneer die het niet eens is met een besluit in bezwaar gaan. De motivering van het besluit is dan extra belangrijk. Zo mogelijk moet het besluit gemotiveerd worden met behulp van wettelijke voorschriften. Dit kan je doen door bijvoorbeeld naar de verordening te verwijzen. Steeds meer gemeenten kiezen er overigens voor om vanwege de leesbaarheid van de beschikking niet te veel artikelen en wetsteksten te noemen.


Fair-play beginsel (Awb artikel 2.4)

De gemeente vervult haar taak zonder vooringenomenheid. Concreet betekent dit dat je je niet mag laten beïnvloeden door persoonlijke belangen bij het nemen van een besluit. 

Legaliteitsbeginsel (komt voort uit jurisprudentie) 

De bevoegdheid die een bestuursorgaan uitoefent moet een basis hebben in de wet. Het college mag dus alleen jeugdhulpvoorzieningen toekennen of afwijzen omdat ze hiertoe bevoegd is door de Jeugdwet. 

Rechtszekerheidsbeginsel (komt voort uit jurisprudentie)

Dit beginsel bestaat uit meerdere onderdelen. Zo moet een besluit duidelijk geformuleerd zijn. Het gezin moet dus weten waar ze aan toe zijn als ze het besluit in de beschikking lezen. Daarnaast moeten de geldende rechtsregels goed toegepast worden en mag een besluit niet met terugwerkende kracht gewijzigd worden ten nadele van een jeugdige en/of zijn ouders. 

Wanneer tijdens een herindicatie bijvoorbeeld blijkt dat er minder uren ambulante begeleiding ook voldoende zijn, mag dat niet gewijzigd worden met terugwerkende kracht. We gaan er trouwens hiervan uit dat het gezin op tijd de herindicatie heeft aangevraagd en de indicatie dus nog niet is verlopen.

Uitzonderingen zijn natuurlijk altijd mogelijk bij zeer bijzondere omstandigheden, bijvoorbeeld als het gezin onjuiste informatie heeft verstrekt in het onderzoek en het college een ander besluit zou hebben genomen bij de juiste informatie. 

Materiële beginselen; over de inhoud dus

Gelijkheidsbeginsel (komt voort uit jurisprudentie) 

Dit beginsel lijkt op het eerste oog heel makkelijk. Gelijke gevallen moeten gelijk behandeld worden en ongelijke gevallen dus ongelijk. In de praktijk zullen er niet snel twee situaties precies gelijk zijn. Maar het blijft belangrijk om beslissingen over jeugdhulp te baseren op de afspraken en het beleid binnen de gemeente. Het mag niet afhankelijk zijn van de persoon die de beslissing neemt, wat de uitkomst is. De verordening of beleidsregels helpen om aan dit beginsel te voldoen. 

Vertrouwensbeginsel (komt voor uit jurisprudentie)

Een toezegging van een bevoegd bestuursorgaan moet uitgevoerd worden. Deze toezegging heeft dan zoals je dat noemt ‘gerechtvaardigde verwachtingen opgeroepen’ bij de inwoner. 
Concreet betekent dit dat de gemeente een gewekt vertrouwen niet mag beschamen. In de praktijk zie je dit op allerhande plekken in een gemeentelijke organisatie nog wel eens voorkomen. 

De wethouder die in een persoonlijk gesprek tegen de inwoner zegt dat het geregeld gaat worden. De manager die bij een klacht aangeeft dat er een ander besluit moet komen. De beleidsmedewerker die toezeggingen doet bij het samenwerkingsverband passend onderwijs. De consulent die telefonisch al aangeeft dat de herindicatie sowieso verlengd gaat worden.

Doe dus nooit (mondelinge) toezeggingen waarvan je niet weet of je ze waar kan maken! En misschien ook geen toezeggingen doen voor dingen die je wel waar kunt maken, gewoon voor de zekerheid. Indien de toezegging niet waargemaakt kan worden en dit nadelige gevolgen heeft voor het gezin, schaadt dit het vertrouwen, de samenwerkingsrelatie en kan het gezin uiteindelijk naar de rechter stappen. Kortom: allemaal dingen die je wil voorkomen! 

Misbruik van bevoegdheid / verbod op détournement de pouvoir (Awb artikel 3.3)

Een bestuursorgaan mag de bevoegdheid tot het nemen van een besluit alleen gebruiken voor het doel waarvoor ze de bevoegdheid heeft gekregen. In het geval van de Jeugdwet mag ze informatie die verkregen is voor het uitvoeren vanuit de Jeugdwet niet gebruiken ter voorbereiding van een besluit op een andere wet. Een lastige dus als er integraal gewerkt moet worden. Hierbij is natuurlijk wel de vraag wat er verstaan moet worden onder misbruik. In geval van ernstig vermoeden van huiselijk geweld is de gemeente zelfs verplicht om te melden. 


Evenredigheidsbeginsel (ook wel: verbod op willekeur, artikel 3.4 van de Awb) 

De nadelige gevolgen die voortvloeien uit een besluit mogen niet onevenredig zijn in vergelijking met het belang dat het besluit dient. De verhouding tussen het effect en het middel moet dus in balans zijn. Dus als een besluit onevenredig nadelig effect heeft voor het gezin, moet het niet genomen worden.

Een concreet voorbeeld waar dit beginsel eigenlijk niet goed toegepast lijkt te zijn, is de kinderopvangtoeslagaffaire. Indien ouders in één maand meer inkomsten genoten dan ze hadden doorgegeven aan de belastingdienst, moesten zij de ontvangen toeslag voor het gehele jaar terugbetalen. 

TIP

Een interessante blog over dit onderwerp is hier te lezen.



Nog even lekker laid back luisteren? Kijk dan even naar dit filmpje waar de beginselen nog even worden herhaald.


Check, dubbelcheck

  • Ik weet wat er bedoeld wordt met de term Abbb. 
  • Ik weet in welke twee bronnen ik de Abbb kan vinden.
  • Ik kan uitleggen waarom het belangrijk is om rekening te houden met bijvoorbeeld het zorgvuldigheidsbeginsel, het motiveringsbeginsel en het vertrouwensbeginsel in de uitvoering van de Jeugdwet.

Kinderbeschermingsmaatregel en gecertificeerde instelling

Zoals we hierboven zagen, doet de Raad voor de Kinderbescherming onderzoek en geeft advies aan de kinderrechter. Een advies kan het opleggen van een kinderbeschermingsmaatregel zijn.

Een kinderbeschermingsmaatregel kan alleen worden opgelegd door de kinderrechter. Het gaat hierbij dus om het gedwongen kader, oftewel dwang. Een kinderbeschermingsmaatregel wordt alleen opgelegd wanneer:

  • er zorgen zijn over het veilig opgroeien van de jeugdige, én 
  • vrijwillige hulp of hulp vanuit een jeugdhulpinstelling geen of onvoldoende effect heeft of wordt niet geaccepteerd. 

Er zijn twee soorten kinderbeschermingsmaatregelen:

  • een ondertoezichtstelling (ots);
  • een gezagsbeëindigende maatregel.

Het voert voor deze helikoptertraining te ver om dit helemaal uit te werken. Daarvoor zou je toch echt de duikboot in moeten. We gaan je voor nu even kort de belangrijkste informatie geven.

Ondertoezichtstelling  

Bij een ondertoezichtstelling behouden de ouders het gezag over de jeugdige. Er is een jeugdbeschermer vanuit een gecertificeerde instelling (verder GI) betrokken die advies geeft over de opvoeding en de inzet van hulp.

GI’s zijn zorgorganisaties die speciaal bevoegd (gecertificeerd) zijn om de door de kinderrechter uitgesproken kinderbeschermingsmaatregelen uit te voeren. Zij mogen ook toegang geven tot verdere (reguliere) jeugdhulp en bepalen dan de inhoud van de hulp (soort, jeugdhulpaanbieder, duur, etc.) en de gemeente is slechts verantwoordelijk voor het beschikken en betalen van de jeugdhulp. Het is wel verplicht dat de GI overlegt met het lokale team over de in te zetten hulp. Op de site van Jeugdzorg Nederland vind je welke GI’s er in jouw regio actief zijn.

Een ondertoezichtstelling duurt maximaal 1 jaar. Hierna kan de kinderrechter de maatregel met maximaal 1 jaar verlengen. Gaat het beter met het kind, dan kan geconcludeerd worden dat de maatregel niet verlengd hoeft te worden. Maar het kan ook dat er juist wordt geadviseerd om het gezag te beëindigen, maar daar gaan we later op in.

Soms is een situatie zo ernstig dat er meteen ingegrepen moet worden. Een rechter kan dan een voorlopige onder toezichtstelling opleggen. Dit gebeurt voor maximaal 3 maanden waarin onderzocht wordt wat er vervolgens moet gebeuren.

Het kan noodzakelijk om de doelen van de ondertoezichtstelling te bereiken om de jeugdige uit huis te plaatsen. De kinderrechter kan dan een machtiging voor uithuisplaatsing afgeven. Met zo’n machtiging krijgt een GI toestemming om de jeugdige in een ander gezin, tehuis of instelling te plaatsen. Overigens zijn lang niet alle uithuisplaatsingen gedwongen. In de vrijwillige gevallen komt er doorgaans geen kinderrechter aan te pas. Een uitzondering hierop is de vrijwillige gesloten plaatsing. Omdat de bij een gesloten plaatsing de bewegingsvrijheid van de jeugdige wordt beperkt, moet er toch een uitspraak van de kinderrechter zijn, ook al zijn ouders het hiermee eens.

Gezagsbeëindigende maatregel

Anders dan bij een ondertoezichtstelling wordt bij een gezagsbeëindigende maatregel het gezag van de ouder(s) beëindigd. Ook hierbij doet de RvdK eerst onderzoek en verzoekt de kinderrechter daarna om deze maatregel. In de praktijk zal een gezagsbeëindigende maatregel vaak door een ots, al dan niet in combinatie met een uithuisplaatsing, vooraf worden gegaan. Maar dit hoeft niet.

Als de rechter deze maatregel uitspreekt, mogen de ouders geen beslissingen meer nemen over de jeugdige. In principe duurt deze maatregel tot de jeugdige 18 jaar is. In de praktijk betekent dit ook dat de jeugdige uit huis wordt geplaatst en wordt opgevoed in een pleeggezin of tehuis. Wanneer een gezagsbeëindigende maatregel noodzakelijk is, ontbreekt er namelijk een geschikte volwassene binnen het gezin die het gezag uit kan voeren.

In principe wordt het gezag van de ouders beëindigd voor onbepaalde tijd. Maar voordat hun kind 18 jaar is geworden, kunnen ouders bij de rechter ‘herstel in gezag’ aanvragen. Als een ouder van mening is dat de situatie veranderd is en wel de verantwoordelijkheid kan dragen, is zo’n aanvraag mogelijk. De rechter zal echter vooral kijken of het gezagsherstel in het belang van het kind is. Dit zal in de praktijk betekenen dat wanneer de maatregel al langer loopt, de rechter niet snel tot gezagsherstel zal besluiten (denk ook aan de publicaties die er nu zijn naar aanleiding van de uithuisplaatsingen bij de toeslagenaffaire).

Voogdij

Een minderjarige heeft altijd een wettelijk vertegenwoordiger nodig. Wanneer de ouders geen ouderlijk gezag (meer) hebben, krijgt de jeugd een voogd toegewezen. Een voogd is iemand die gezag heeft over een jeugdige, terwijl deze persoon geen ouders is van de jeugdige. In situaties van een kinderbeschermingsmaatregel, is het vaak de GI die de voogd levert. Voogdij stopt wanneer de jeugdige 18 jaar is geworden, want op dat moment is de jeugdige voor de wet volwassen. 


Check, dubbelcheck

  • Ik weet wat een kinderbeschermingsmaatregel inhoudt.
  • Ik weet wat een GI is en wat hun taken zijn. Ik heb uit nieuwsgierigheid geklikt op de link om te kijken welke GI’s in Nederland werkzaam zijn.
  • Ik weet het verschil tussen een ondertoezichtstelling en een gezagsbeëindigende maatregel.

Jeugdhulp en strafrecht

Wanneer een jeugdige van 12 jaar of ouder berecht wordt vanuit het jeugdstrafrecht kunnen zij naast een straf (jeugddetentie) ook een maatregel en jeugdhulp opgelegd krijgen. We zullen nu bespreken wanneer het jeugdstrafrecht van toepassing is, wat de maatregelen inhouden en hoe de jeugdhulp in het kader van strafrecht afwijkt van de reguliere hulp.

Jeugd- of volwassenstrafrecht

Jeugdigen zijn cognitief nog niet volledig ontwikkeld en kunnen daarom niet altijd de gevolgen van hun gedrag overzien. Vandaar dat er voor jeugdigen van 12 tot 18 jaar de mogelijkheid bestaat tot veroordeling binnen het jeugdstrafrecht. Het doel van jeugdstrafrecht is niet alleen straffen, maar ook om er voor te zorgen dat de jeugdige leert van zijn fouten en deze niet zal herhalen (recidive).

Waar de ontwikkeling van een jeugdige zich bevindt, verschilt van persoon tot persoon. De rechter kan er daarom ook voor kiezen om via het adolescentiestrafrecht (ASR) het jeugdstrafrecht toe te passen op iemand van 18 t/m 23 jaar, wanneer dit aansluit bij het ontwikkelingsniveau van de jeugdige. Andersom kan op basis van het ASR ook een volwassenstraf toegepast worden vanaf 16 jaar als blijkt dat iemand in ontwikkeling ver genoeg is of het misdrijf te ernstig van aard is. De RvdK en de jeugdreclassering kunnen op verzoek van de rechter adviseren over het toe te passen recht.

Maatregelen

De volgende maatregelen zijn in het kader van het jeugdstrafrecht mogelijk:

  • Jeugdreclassering;
  • Gedragsbeïnvloedende maatregel;
  • Jeugddetentie en PIJ-maatregel (plaatsing in een justitiële jeugdinrichting).
Jeugdreclassering

In het jeugdstrafrecht kan de rechter begeleiding door een jeugdreclasseringswerker van een GI – oftewel jeugdreclassering -opleggen. Het doel van de jeugdreclassering is voorkómen dat jeugdigen tot meer en zwaardere criminaliteit vervallen. De begeleiding bestaat uit het ondersteunen bij het nakomen van de voorwaarden die de rechter heeft opgelegd. Ook kunnen zij het naleven van een gebiedsverbod middels een elektronische enkelband controleren.

De jeugdreclassering wordt uitgevoerd door een GI. Zoals je al eerder hebt geleerd, kunnen zij waar nodig aanvullende jeugdhulp inzetten voor jeugdigen die zij begeleiden.

Gedragsbeïnvloedende maatregel

Een gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM) is gericht op heropvoeding van de jeugdige om verder afglijden te voorkomen en bij te dragen aan verdere ontwikkeling. De vrijheid wordt beperkt maar de jeugdige hoeft niet naar een justitiële inrichting (detentie). Tijdens de maatregel volgt de jeugdige verschillende behandelingen en trainingen. Hierbij kun je denken aan omgaan met boosheid of leren nee-zeggen tegen alcohol of drugs. Ter ondersteuning kan de rechter bepalen dat de jeugdige ´s nachts in detentie zit of onder elektronisch toezicht staat.

Jeugddetentie en PIJ-maatregel

Jeugddetentie is een gevangenisstraf voor minderjarigen die een misdrijf hebben gepleegd. Het gaat om een straf en is bedoeld als krachtige correctie. Tijdens de straf wordt actief gewerkt aan terugkeer naar de maatschappij. Er wordt een perspectiefplan opgezet met doelen die tijdens de detentie bereikt moeten worden. Er is een verplicht dagprogramma, waarbij ook onderwijs gevolgd wordt.

Naast of in plaats van jeugddetentie kan ook een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel) opleggen wanneer er bij de jeugdige spraken is van een gebrekkige ontwikkeling of een ziekelijke stoornis. Dit is de zwaarste strafrechtelijke maatregel voor jeugdigen. Het is vergelijkbaar met tbs voor volwassenen en wordt daarom ook wel in de volksmond jeugd-tbs genoemd.

Jeugdhulp in het kader van strafrecht

Jeugdhulp in het kader van het jeugdstrafrecht heeft zoals je wel hebt gezien een ander uitgangspunt dan reguliere jeugdhulp. Binnen het jeugdstrafrecht gaat het om het voorkómen van recidive en risicogericht behandelen. Binnen de reguliere jeugdhulp is het oplossen van een probleem of behandeling voor een stoornis doorgaans het doel.


Check, dubbelcheck

  • Ik weet wanneer het jeugdstrafrecht van toepassing is en ik kan uitleggen wat ASR betekent in dit kader.
  • Ik kan de verschillende maatregelen noemen die in het kader van het jeugdstrafrecht uitgesproken kunnen worden.
  • Ik kan het verschil benoemen als het gaat om de doelstelling van jeugdhulp in het kader van het strafrecht en reguliere jeugdhulp.
Pagina 1 van 512345

Pagina’s

  • Aanmelden inspiratiedagen
  • Aanmelden ontbijt Yong-LCGW Inspiratiedag 7 oktober 2022
  • Aanmelden Yong Netwerk Courant
  • Alemke van Baren
  • Amber Cové
  • Basis sociaal domein
  • Beleid
  • Bij ons werken
  • Bij ons werken – vacature jeugdconsulent
  • Bij ons werken – vacature yong professional
  • Blogs
  • Concept
  • Contact
  • Cookiebeleid
  • Disclaimer
  • Esmee de With
  • Evy Reinders
  • Ex-Yong Professionals
  • Felix van den Belt
  • Femke Masselink
  • Geoffrey Schell
  • Harm Luursema
  • Heleen Vermeulen
  • Home
  • Irma Ramackers
  • Jacintha Schuurman
  • Jeugdwet
  • Josta Meijers
  • Jurre van der Velden
  • Juul van der Velde
  • Kwaliteit
  • Leren & Ontwikkelen
  • Linde van Triest
  • Lisa Vermeulen
  • Loes Schurink
  • Luc Parie
  • Maaike Ariaans
  • Maaike den Bakker
  • Maaike van Kalmthout
  • Management
  • Marloes van Hattem
  • Merel Steenkamp
  • Merel van Veen
  • Nathalie Rozenveld
  • Nienke Dalinghaus
  • Nikki Keuper
  • Onderzoek/Projecten
  • Online Leeromgeving Divosa
  • Online Leeromgeving gemeente Breda
  • Online Leeromgeving gemeente Lingewaard
  • Online Leeromgeving gemeente Nijmegen
  • Online Leeromgeving gemeente Overbetuwe
  • Online Leeromgeving gemeente Renkum
  • Online Leeromgeving Yong
  • Ons team
  • Ons verhaal
  • Opdrachtgevers
  • Overig
  • Participatiewet
  • Paulien Dekkinga
  • Privacyverklaring
  • Professionals
  • Projectenoverzicht
  • Sam Mulder
  • Solliciteer bij Yong
  • Sophia Murris
  • Testimonials
  • Trainingen
  • Uitvoering
  • Vonne Claessens
  • Wmo
  • Yong netwerk
  • Yong-LCGW Inspiratiedagen

Categorieën

  • Blog
  • In gesprek met een Yong professional
  • Kiescompas
  • Zomerblogs

Archief

  • juli 2021
  • juni 2021
  • april 2021
  • maart 2021
  • januari 2021
  • december 2020
  • oktober 2020
  • augustus 2020
  • juli 2020
  • juni 2020
  • mei 2020
  • april 2020
  • maart 2020
  • februari 2020
  • december 2019
  • juli 2019
  • mei 2019
  • april 2019
  • februari 2019
  • juli 2018
  • december 2017
  • november 2017
  • oktober 2017
  • Home
  • Disclaimer
  • Privacyverklaring
  • Cookiebeleid
  • Contact

Yong in de sociale media

Yong Linkedin

YONG BV

Jan Steenlaan 127
6717 TB Ede
06 - 28 08 20 50
06 - 52 46 24 48
info@yong.nl
© 2018 - Yong | Webdesign: Vindingrijck - Creatief in Media
Instant SSL
Scroll naar bovenzijde