Wet taaleis
We hebben gezien dat statushouders, gezinsmigranten en overige migranten de Nederlandse taal moeten leren om in te burgeren en te kunnen participeren. Dat een voldoende beheersing van de Nederlandse taal belangrijk is voor het vinden van betaald werk en participeren in de samenleving, geldt ook voor alle andere uitkeringsgerechtigden. Daarom is in 2016 als aanvulling op Participatiewet de Wet taaleis ingevoerd. Als een uitkeringsgerechtigde het Nederlands niet genoeg machtig is, krijgt hij of zij de verplichting zich in te spannen om zijn of haar Nederlands te verbeteren.
Voor wie is de Wet taaleis?
De Wet taaleis is voor iedereen die de Nederlandse taal onvoldoende beheerst en een bijstandsuitkering aanvraagt. Dit zijn dus niet alleen nieuwkomers of anderstaligen, maar ook Nederlanders die de taal niet op 1F-niveau beheersen. Het geldt dus ook voor het ‘zittend’ bestand. Het ‘zittend’ bestand zijn inwoners die al een bijstandsuitkering ontvangen.
Taalniveau
Iemand beheerst de Nederlandse taal voldoende als hij of zij referentieniveau 1F of A2 heeft. Dit is ongeveer gelijk aan groep acht niveau. Wie niveau 1F heeft, kan korte, eenvoudige teksten lezen en begrijpen. Niveau 1F toetst ook op spreek-, luister-, lees-, gespreks- en schrijfvaardigheid.

Wanneer voldoe je aan de Wet taaleis?
De bewijslast ligt altijd bij de bijstandsgerechtigde. De bijstandsgerechtigde moet aantonen dat hij of zij aan de Wet taaleis voldoet. Lukt dat niet? Dan moet er een taaltoets worden afgenomen.
Je voldoet aan de Wet taaleis wanneer je:
- Kan aantonen dat je minimaal acht jaar Nederlandstalig onderwijs hebt gevolgd.
- Een inburgeringscursus hebt gevolgd en deze ook hebt gehaald.
- Een ander document hebt waarmee je kan aantonen dat er is voldaan aan referentieniveau 1F van de Nederlandse taal.
Wat als iemand niet aan de Wet taaleis voldoet?
Als iemand niet kan aantonen dat hij of zij voldoet aan de taaleis, moet hij of zij een taaltoets afleggen. Als de inwoner de taaltoets haalt, voldoet deze aan de Wet taaleis.
Als de inwoner de taaltoets niet haalt, moet hij of zij een taaltraject volgen. De inwoner krijgt dan een inspanningsverplichting opgelegd. Iemand moet dus actief bezig zijn om zijn of haar taal te verbeteren. Als iemand weigert om een taaltraject te volgen, kan de bijstand met het opleggen van een maatregel verlaagd worden.
Gemeente volgt de voortgang
De gemeente moet de voortgang van het taaltraject van de inwoner volgen. Er zijn geen duidelijke afspraken gemaakt over hoe de voortgang wordt gemeten en hoe de gemeente moet beoordelen of de inwoner zich voldoende inspant tijdens het taaltraject. Elke gemeente kan dus andere meetinstrumenten en beleid hebben over hoe de voortgang en inspanning worden gemeten. Dit kan bijvoorbeeld aan de hand van presentielijsten, verslag van leraren, toetsen etc.
Indien uit het voortgangsonderzoek blijkt dat de inwoner onvoldoende inspanning heeft geleverd om zijn of haar taalniveau te verbeteren – bijvoorbeeld door (bijna) nooit op de taallessen te verschijnen – dan kan de inwoner een maatregel opgelegd krijgen. De eerste keer wordt de bijstand verlaagd met 20%. Na zes maanden (waarin weer geen inspanning geleverd is) kan de bijstand worden verlaagd met 40%. Als na een jaar blijkt dat de inwoner nog steeds geen inspanning verricht, dan kan de bijstand met 100% worden verlaagd. De inwoner ontvangt dan geen bijstand meer totdat hij of zij aan de inspanningsverplichting voldoet.
Als je nog een korte samenvatting wil van de Wet taaleis, is dit korte filmpje een handig uitstapje, voordat we naar de afsluiting van de module gaan.
Check, dubbelcheck
- Ik weet nu wat de Wet taaleis is.
- Ik weet nu voor wie de Wet taaleis geldt.
- Ik weet wanneer iemand wel aan de Wet taaleis voldoet en wanneer niet. En zo niet, wat daar de gevolgen van zijn voor zijn of haar bijstandsuitkering.