Yong
  • Home
  • Wie is Yong
    • Concept
    • Ons team
  • Opdrachtgevers
    • Projecten
    • Ervaringen
  • Professionals
    • Bij ons werken
    • Blogs
  • Kennis & Groei
    • Yong – LCGW inspiratiedag
    • Trainingen
  • Contact
  • Menu Menu

Aanpassen maatregel

Om verschillende redenen kan de gemeente besluiten een maatregel anders op te leggen dan hierboven beschreven. We zullen deze één voor één behandelen.

Recidive

Als iemand voor een tweede keer binnen korte tijd een geüniformeerde verplichting overtreedt, heeft dat invloed op de duur van de maatregel. We hebben gezien dat bij een eerste schending de bijstand wordt verlaagd met 100% voor minimaal één maand en maximaal drie maanden. Een tweede schending – waarbij de eerste schending minder dan een jaar geleden was – wordt gesanctioneerd met een verlaging van 100% voor een langere periode dan bij de eerste schending met een maximum van 3 maanden. Bij elke daar op volgende schending die binnen een jaar van de vorige schending plaatsvindt, zal de maatregel langer zijn dan de vorige. De lengte van de maatregel zal echter nooit de maximale duur van 3 maanden overschrijden.

VOORBEELD

Fatma schendt meerdere keren een geüniformeerde verplichting. Dit gebeurt vijf keer, waarbij er tussen elke schending steeds minder dan een jaar zit. De gemeente waar Fatma woont heeft in de afstemmingsverordening opgenomen dat een eerste schending leidt tot een maatregel van 100% voor een maand. Bij de tweede schending, wordt de bijstand met 100% verlaagd voor een duur van twee maanden. Daarna gaat het steeds om drie maanden.

De maatregel zou dan dus als volgt opbouwen:

 HoogteDuur
Maatregel 1100%1 maand
Maatregel 2100%2 maanden
Maatregel 3100%3 maanden
Maatregel 4100%3 maanden
Maatregel 5100%3 maanden

De duur van een maatregel kan, als dit zo is vastgelegd in de afstemmingsverordening, bij de eerste schending meteen al 3 maanden zijn. Hoewel er bij daaropvolgende maatregelen sprake kan zijn van recidive, zal de duur dus nooit langer worden.

Inkeerregeling

Waar bij recidive sprake is van meerdere keren een verplichting schenden, kan er ook sprake zijn van inkeer. De gevolgen van een maatregel kunnen beperkt worden door een inkeerregeling. De inkeerregeling houdt in dat een inwoner een verzoek doet aan de gemeente om de maatregel te herzien vanwege inkeer (artikel 18 lid 11 Participatiewet). Inkeer betekent dat uit de houding en het gedrag van een inwoner ondubbelzinnig – duidelijk dus – blijkt dat de inwoner aan de verplichtingen voldoet. Dat is eigenlijk het doel toch? Dat iemand zich (weer) houdt aan de verplichting! J De gemeente zal bij de inkeerregeling bepalen:

  • Of het verzoek tot inkeer aan bepaalde criteria voldoet, bijvoorbeeld dat het schriftelijk is ingediend en ondertekend is.
  • Of de inwoner op dat moment toch ondubbelzinnig aan de verplichting voldoet.
  • Met ingang van wanneer de maatregel wordt herzien.

Samenloop

Het kan ook zo zijn dat de gemeente zich genoodzaakt ziet om meerdere maatregelen op te leggen aan iemand. Dit kan bijvoorbeeld zijn omdat iemand met één daad meerdere verplichtingen overtreedt. Er wordt dan gesproken van een ééndaadse samenloop. Iemand kan ook in een korte periode met meerdere daden meerdere verplichtingen schenden. Dan is er sprake van een meerdaadse samenloop. In haar verordening zal de gemeente moeten vastleggen hoe om te gaan met beide vormen van samenloop. Worden de maatregelen bijvoorbeeld gestapeld of telt alleen de zwaarste?

Dringende omstandigheden

Zoals we hierboven hebben gezien, liggen de hoogte en duur van de verschillende maatregelen vast in de Participatiewet en de gemeentelijke afstemmingsverordening. Er lijkt weinig ruimte voor maatwerk. Met artikel 18 lid 10 heeft de wetgever hier toch ruimte voor opengelaten bij dringende omstandigheden. De dringende omstandigheden moet bij dit artikel ruimer worden opgevat dan bij het opleggen van een boete. De gemeente mag op basis van dit artikel bij het opleggen van een maatregel kijken naar de omstandigheden, de mogelijkheden en middelen van de inwoner. Ze mag in individuele gevallen besluiten een maatregel te verlagen, verkorten of op nul vaststellen. Dit kan bijvoorbeeld wanneer vergroting van de schuldenproblematiek of huisuitzetting dreigt of wanneer de overtreding van de plicht niet evenredig is aan de straf.


Check, dubbelcheck

  • Ik weet nog steeds wat recidive is en ik weet ook hoe maatregelen worden aangepast als er sprake is van recidive.
  • Ik weet wat een inkeerregeling en dat iemand deze kan aanvragen bij de gemeente.
  • De twee soorten samenloop zijn helder voor mij.
  • Ik begrijp dat dringende omstandigheden een reden kunnen zijn voor gemeenten om de maatregel aan te passen.

Maatregelen

Nu we weten wat een boete inhoudt en waar die voor gegeven kan worden, gaan we door met de maatregelen. Een maatregel is het gevolg van het verwijtbaar schenden van aan de bijstand verbonden verplichtingen, behalve bij het schenden van de inlichtingenplicht. Zoals we net zagen, is dan een boete op zijn plaats. Wanneer aan iemand een maatregel wordt opgelegd, wordt de uitkering met een percentage van de uitkeringsnorm verlaagd.

Zoals we al eerder zagen in de module Verplichtingen, kent de Participatiewet geüniformeerde en niet-geüniformeerde verplichtingen. De gemeente heeft beleidsvrijheid bij het vaststellen van de gevolgen van het schenden van niet-geüniformeerde verplichtingen. Hoe zij omgaat met deze maatregelen, moet zij echter wel vastleggen in een afstemmingsverordening (artikel 8 lid 1 onderdeel a). Daarnaast zijn er nog een aantal beleidsvrijheden met betrekking tot het opleggen van maatregelen.

Geüniformeerde verplichtingen

De hoogte van een maatregel voor het niet nakomen van geüniformeerde verplichtingen is volledig vastgelegd in de Participatiewet in artikel 18 lid 5. De bijstand wordt bij schending van geüniformeerde verplichtingen altijd met 100% – dus volledig – verlaagd. Daarbij wordt geen onderscheid gemaakt naar de ernst van de schending, de mate van verwijtbaarheid of welke geüniformeerde verplichting is geschonden.

Niet-geüniformeerde verplichtingen

De niet-geüniformeerde verplichtingen zijn opgenomen in verschillende artikelen. Voorbeelden zijn:

  • Het niet of onvoldoende meewerken aan het opstellen, uitvoeren en evalueren van een plan van aanpak zoals bedoeld in artikel 44a Participatiewet.
  • Het niet of onvoldoende verrichten van een door het college opgedragen tegenprestatie naar vermogen zoals bedoeld in artikel 9 Participatiewet.

Voor het schenden van deze verplichtingen krijgt iemand een maatregel, maar de hoogte van de maatregel is niet vastgelegd in de wet. Dit bepaalt elke gemeente zelf en wordt vastgelegd in de afstemmingsverordening. Hierbij kan de gemeente ervoor kiezen om het schenden van de ene verplichting zwaarder te straffen dan de andere.

VOORBEELD

Een gemeente legt een maatregel van 10% op voor een maand voor het niet voldoen aan de identificatieplicht. Als iemand zich niet op tijd afmeldt voor een afspraak, wordt er een maatregel van 5% opgelegd voor een maand.

Duur maatregel

Voor zowel geüniformeerde als niet geüniformeerde verplichtingen heeft de gemeente enige beleidsvrijheid in de duur van de maatregel. Oftewel: voor welke periode deze wordt opgelegd. In de wet is bepaald dat duur van een maatregel minimaal voor één en maximaal drie maanden is. De keuzes die de gemeente hierin maakt, legt ze vast in de afstemmingsverordening. De duur van alle maatregelen moet gelijk zijn. Het kan dus niet zo zijn dat de duur van een maatregel voor het niet of onvoldoende verrichten van een tegenprestatie twee maanden is en die voor het niet of onvoldoende meewerken aan een plan van plan van aanpak één maand.

Verrekening

Zoals we net geleerd hebben, wordt bij een maatregel de uitkering met een percentage van de bijstandsnorm verlaagd. Een verlaging van 100% voor één maand betekent dat iemand één keer zijn norm minder aan uitkering krijgt. In principe betekent dat dus een maand geen uitkering. Echter hoeft dat bedrag niet met één maand uitkering verrekend te worden. Het mag afhankelijk van het gemeentelijk beleid over maximaal drie maanden verspreid worden. Daarbij eist de wet dat minimaal een derde van de verlaging over de eerste maand wordt verrekend (artikel 18 lid 5 Participatiewet).

VOORBEELD

Harry krijgt als maatregel een verlaging van 100% van de bijstand voor één maand. Hij krijgt een uitkering naar de norm van een alleenstaande ad € 1.078,80. Zijn gemeente heeft in de afstemmingsverordening toegestaan dat de maatregel verrekend mag worden over drie maanden. Harry wil de maatregel graag over twee maanden verdelen. In de tweede maand krijgt hij namelijk vakantiegeld en kan hij de verlaging beter opvangen. Volgens de Participatiewet moet een derde van de verlaging in de eerste maand verrekend worden. Voor Harry is dat (€ 1.078,70 : 3 =) € 359,60. De rest van de verlaging (€ 1.078,70 – € 359,60 =) € 719,10 wordt verrekend met de tweede maand. Harry krijgt in maand één (€ 1.078,70 – € 359,60 =) € 719,10 aan uitkering. In maand twee krijgt hij (€ 1079,70 – € 719,10 =) € 359,60 aan uitkering.

Geen verwijtbaarheid

Het kan zo zijn dat iemand een verplichting overtreedt, maar dit niet te verwijten valt. In het geval van gebrek aan verwijtbaarheid, zal de gemeente geen maatregel opleggen voor het schenden van de verplichting. Dit is terug te vinden in artikel 18 lid 9.


Check, dubbelcheck

  • Ik weet nu dat de hoogte van de maatregel bij schending van de geüniformeerde arbeidsverplichtingen is vastgelegd in de wet en dat de gemeente beleidsvrijheid heeft bij het vaststellen van de hoogte van de maatregel bij het schenden van de niet-geüniformeerde arbeidsverplichtingen.
  • Ik weet dat een maatregel bedoeld is om de persoon aan te sporen om de aan de bijstand verbonden verplichtingen na te komen.
  • Ik weet dat een maatregel nooit langer mag duren dan drie maanden, waarbij in de eerste maand in ieder geval een derde van het bedrag van de maatregel moet worden voldaan of verrekend.
  • Ik weet dat ook al schendt iemand een verplichting, er geen maatregel opgelegd hoeft te worden als iemand helemaal niks te verwijten valt.

Afzien van het opleggen van een boete

Net hebben we gezien waarvoor een boete opgelegd kan worden en hoe hoog die boete dan is. Maar een gemeente kan er ook voor kiezen om af te zien van het opleggen van een boete. Dat doen ze natuurlijk niet zomaar. Er zijn een aantal redenen waarom een gemeente hiervoor kan kiezen.

Dringende redenen

Het afzien van het opleggen van een boete kan bijvoorbeeld op grond van dringende redenen (artikel 18a lid 7 Participatiewet). Er is sprake van dringende redenen wanneer een bestuurlijke boete tot onaanvaardbare gevolgen kan leiden voor de persoon of zijn gezin. Het gaat dan om andere factoren dan het feit dat iemand daardoor onvoldoende middelen heeft om te voorzien in de noodzakelijke kosten van het bestaan. Er kan sprake zijn van een kwetsbare gezondheid of een precaire situatie. Het gaat echt om incidentele individuele gevallen waarbij iets uitzonderlijks aan de hand is.

Verwijtbaarheid

Wanneer het schenden van de inlichtingenplicht de persoon niet kan worden aangerekend, spreken we van het ontbreken van verwijtbaarheid (artikel 5:41 Awb). Hierbij wordt er niet alleen gekeken of iemand objectief verweten kan worden dat hij de inlichtingenplicht heeft geschonden, maar ook subjectief. Met objectieve verwijtbaarheid wordt bedoeld dat iemand feitelijk niet de inlichtingen heeft verstrekt. Bij subjectieve verwijtbaarheid wordt er gekeken of iemand wist of had kunnen weten dat hij de inlichtingenplicht schond. Het centrale idee is dat je iemand niet iets kunt verwijten (en er voor straffen) als hij niet wist dat hij het moest doen.

Rechtvaardigingsgronden

Het kan ook zijn dat er op basis van een rechtvaardigingsgrond besloten wordt geen boete op te leggen (artikel 5:5 Awb). Er is dan sprake van een situatie waarin het te rechtvaardigen (te begrijpen) is dat iemand de verplichting heeft overtreden. De klassieke strafrechtelijke rechtvaardigingsgronden zijn:

  • Noodweer;
  • (Rechtvaardigende) overmacht;
  • Handelen ter uitvoering van een wettelijk voorschrift; en
  • Handelen ter uitvoering van een bevoegd gegeven ambtelijk bevel.

Bij overmacht kan je denken aan twee conflicterende verplichtingen. De persoon kan maar één van de twee nakomen en zal een keuze moeten maken.

Aangifte bij het Openbaar Ministerie

In principe wordt er bij elke schending van de inlichtingenplicht een strafbaar feit gepleegd. Zowel de gemeente als het openbaar ministerie (OM) kan iemand hiervoor vervolgen. Echter mag iemand maar één keer bestraft worden per feit. Daarom is er vastgelegd in de Aanwijzing sociale zekerheidsfraude dat bij een benadelingsbedrag tot € 50.000 er een bestuurlijke boete door de gemeente wordt opgelegd. Bij benadelingsbedragen boven dat bedrag wordt aangifte gedaan bij het OM. Vanwege het principe van één keer straffen per feit zal de gemeente dan geen bestuurlijke boete meer opleggen.

Voor dezelfde gedraging is al een bestuurlijke boete opgelegd

Zoals we hierboven zagen, mag iemand niet twee keer gestraft worden voor hetzelfde feit. Dit betekent ook dat de gemeente niet een tweede boete mag opleggen voor hetzelfde feit, bijvoorbeeld als er later bekend wordt dat het benadelingsbedrag hoger lag dan bij het opleggen van de initiële boete bekend was.

VOORBEELD

Alan heeft een uitkering en verrichtte een half jaar betaalde arbeid zonder dit de gemeente te melden. De gemeente heeft in januari onderzoek gedaan en komt tot de conclusie dat op basis van het benadelingsbedrag de boete € 2.000 moet zijn. Zij legt de boete op en rondt het proces af. Twee maanden later wordt het duidelijk dat Alan in dat half jaar veel meer heeft verdiend dan dat er in januari bij de gemeente bekend was. Het benadelingsbedrag is veel hoger en de boete had € 4.000 moeten zijn. Echter heeft Alan al een boete gehad en mag hij niet nog een keer gestraft worden voor dezelfde overtreding.

Termijn voor opleggen van de boete is vervallen

Bij het opleggen van een boete heeft de gemeente een uiterste termijn nadat de overtreding heeft plaatsgevonden waarbinnen zij dat moet doen (artikel 5:45 en 5:53 Awb). Hoelang die termijn is, is afhankelijk van de hoogte van de op te leggen boete. Voor boetes tot € 340 is deze drie jaar. Voor hogere boetes heeft de gemeente vijf jaar de tijd om deze op te leggen. Wanneer iemand in bezwaar of beroep gaat tegen een bestuurlijke boete, wordt deze termijn opgeschort tot er een beslissing is genomen.

Belanghebbende is overleden

Op grond van artikel 5:42 Awb wordt er geen bestuurlijke boete opgelegd als iemand is overleden. Een boete vervalt als de boete op het tijdsstip van overlijden nog niet onherroepelijk (niet meer terug te draaien) is. Als een boete al wel onherroepelijk is, maar op het tijdsstip van overlijden nog niet is betaald, vervalt deze ook.

Gegevens tijdens aanvraag en na aanvultermijn niet compleet

De inlichtingenplicht is volgens de wet van kracht op het moment dat iemand zijn aanvraag indient. Strikt gezien zou een onvolledige aanvraag (onvolledig ingevuld formulier of ontbrekende documenten) een schending zijn van de inlichtingenplicht en dus reden voor het opleggen van een boete. Echter gaan gemeenten hier meestal niet zo strikt mee om. De aanvrager is vaak nog niet bekend met het aanvragen van een uitkering en kan dus nog niet weten wat hij wel en niet moet inleveren. Doorgaans krijgt iemand met een aanvultermijn de kans om de ontbrekende informatie aan te leveren. Ook wanneer de aanvrager na de aanvultermijn in gebreke blijft, volgt er meestal geen boete. Zijn aanvraag wordt dan buiten behandeling gesteld of afgewezen omdat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld.

De gemeente legt wel een boete op wanneer de aanvrager valse informatie verstrekt bij zijn aanvraag.

Waarschuwing

In plaats van een bestuurlijke boete, kan er ook gekozen worden om een waarschuwing op te leggen. Gemeenten hebben hier beleidsvrijheid in. Gemeenten zijn dus niet verplicht om een waarschuwing te geven. Een waarschuwing is mogelijk wanneer:

  • Het benadelingsbedrag lager is dan € 150; of
  • De inwoner zelfmelder is, wat inhoudt dat de inwoner alsnog de inlichtingen heeft gedaan binnen 60 dagen (vanaf het moment waarop de inlichtingen moesten worden verstrekt).

Een waarschuwing is niet mogelijk als de inwoner in de twee jaar ervoor ook al een waarschuwing heeft gekregen of wanneer het gemeentelijke beleid een waarschuwing niet toelaat. In dat geval leg je een boete op van in beginsel € 150. Dit bedrag is afhankelijk van de mate van verwijtbaarheid en kan daarom nog wijzigen.

Opdracht Zoek voor de gemeente waar jij werkt wat het beleid is wat betreft waarschuwingen. Is het in jouw gemeente mogelijk om een waarschuwing te krijgen voor het schenden van de inlichtingenplicht?


Check, dubbelcheck

  • Ik begrijp de situaties waarin er wordt afgezien van het opleggen van een boete.
  • Ik weet dat gemeenten ervoor kunnen kiezen om een waarschuwing te geven en ik weet ook hoe het binnen mijn gemeente zit met waarschuwingen.

Energizer

Voordat we doorgaan met de maatregelen, nemen we even een pauze. Deze keer met zoek de verschillen! Er zijn er tien 😊

Bestuurlijke boete

Een boete kan opgelegd worden als iemand zich niet houdt aan de inlichtingenplicht. Dit noemen we een bestuurlijke boete en deze is te vinden in artikel 18a Participatiewet. De inlichtingenplicht betekent dat de inwoner relevante feiten en omstandigheden die van belang zijn voor het recht op bijstand of de hoogte van bijstand moet melden aan de gemeente. Weet je het nog uit module 7?

Als iemand de inlichtingenplicht niet, niet op tijd of niet volledig nakomt, kan de gemeente dus een boete opleggen. Het vermoeden dat iemand de inlichtingenplicht niet nakomt, kan bijvoorbeeld komen door:

  • Eigen mededelingen van een inwoner.
  • Onderzoek door een medewerker van de gemeente, zoals een inkomensconsulent.
  • Gegevens van andere instellingen, zoals de Belastingdienst of politie.
  • Tips, eventueel anoniem gemeld.

Alleen een vermoeden hebben is niet genoeg. Daarom moet er naar aanleiding van een vermoeden een aanvullend onderzoek gedaan worden, zodat er bewijs verzameld kan worden om vast te stellen dat de inlichtingenplicht wordt geschonden.

Het opleggen van een boete

Als is vastgesteld dat de inlichtingenplicht is geschonden, wordt er een bestuurlijke boete opgelegd. Welke procedure hierbij gevolgd wordt, is afhankelijk van het benadelingsbedrag. Het benadelingsbedrag is het bedrag dat de inwoner ten onrechte aan netto bijstand heeft ontvangen. Als iemand bijvoorbeeld twee maanden onterecht bijstand heeft ontvangen, dan is het benadelingsbedrag dus gelijk aan die twee maanden netto bijstand. Als het benadelingsbedrag hoger is dan € 340, dan moet de zware boeteprocedure gevolgd worden. Is het benadelingsbedrag € 340 of lager, dan kan de gemeente kiezen voor de lichte procedure. Soms wordt de inlichtingenplicht geschonden zonder dat er (al) sprake is van een benadelingsbedrag. Een voorbeeld daarvan is dat iemand niet op tijd, maar te laat een verandering doorgeeft. Een schending van de inlichtingenplicht zonder benadelingbedrag wordt nulfraude genoemd. Bij nulfraude wordt ook de lichte procedure gevolgd.

Zware boeteprocedure

Bij de zware procedure wordt het boete-onderzoek uitgevoerd door iemand anders dan de ambtenaar die heeft vastgesteld dat de inlichtingenplicht is geschonden. De inwoner ontvangt een beschikking waarin vermeld staat dat de inlichtingenplicht is geschonden. Vervolgens is de ambtenaar aan zet die de boete gaat beoordelen. De inwoner ontvangt een brief met daarin de gedraging en waarom de gemeente vindt dat de inlichtingenplicht is geschonden. In deze brief wordt de inwoner gevraagd om zijn kant van het verhaal schriftelijk of mondeling toe te lichten. De inwoner wordt in deze brief ook geïnformeerd over het begrip cautie. Dat is de verplichte mededeling aan de inwoner dat deze het recht heeft om te zwijgen of om geen belastende verklaring over zichzelf af te leggen. De reactietermijn voor het afleggen van een verklaring kan per gemeente verschillen. In de praktijk wordt vaak twee weken gehanteerd. Nadat deze termijn is verstreken, wordt het boete-rapport opgemaakt, met of zonder reactie van de inwoner. De boeteambtenaar moet in het onderzoek met een aantal dingen rekening houden: verwijtbaarheid, financiële omstandigheden en of er sprake is van recidive. Deze hebben namelijk allemaal invloed op de hoogte van de boete, maar dat leggen we straks verder uit.

Lichte boeteprocedure

Bij de lichte procedure mag dezelfde ambtenaar die heeft vastgesteld dat de inlichtingenplicht is geschonden de boete afhandelen. Hij kan bij deze procedure een boete opleggen zonder zienswijze van de inwoner te vragen. Het opleggen van de boete moet natuurlijk nog wel steeds goed onderbouwd worden. Het kan namelijk zonder het verhaal van de inwoner lastig zijn om goed te bepalen in hoeverre het te verwijten is dat hij de inlichtingenplicht heeft geschonden. Veel gemeenten kiezen er daarom voor om de inwoner toch in staat te stellen zijn zienswijze naar voren te brengen.

Kwijtschelding 

Sinds 2017 heeft het college de mogelijkheid om op basis van artikel 18a lid 13 boetes kwijt te schelden. Dit met het oog op de aanpak van problematische schulden. Schulden zijn problematisch wanneer iemand deze binnen een periode van 3 jaar niet kan afbetalen. In het gemeentelijke schuldhulpverleningstraject betaalt een inwoner in die periode een deel van de schulden af en de rest wordt kwijtgescholden. Zo heeft hij na 3 jaar toch een schone lei. De ambtelijke boete kan onderdeel uitmaken van de schulden die een inwoner heeft. Als er geen mogelijkheid is om deze (voor een deel) kwijt te schelden, dan kan een inwoner nooit starten aan een schuldentraject.

Om in aanmerking te komen voor kwijtschelding, moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:

  • Bij het opleggen van de boete was er geen sprake van opzet of grove schuld.
  • De inwoner heeft binnen 1 jaar na het opleggen van de boete niet opnieuw de inlichtingenplicht geschonden.
  • De inwoner verzoekt om kwijtschelding.
  • De boete wordt kwijtgescholden om deelname aan een schuldenregeling mogelijk te maken.

Ook als aan deze voorwaarden voldaan wordt gaat het hier om een bevoegdheid van het college. Het is dus geen verplichting.


Check, dubbelcheck

  • Ik weet waarvoor een boete opgelegd kan worden.
  • Ik begrijp het proces van het opleggen van een boete.
  • Ik snap het proces van kwijtschelding en welke voorwaarden hieraan verbonden zijn.

Niet nakomen van verplichtingen

Eerder heb je al kennis gemaakt met de verplichtingen die er zijn binnen de Participatiewet. Weet je ze nog? De arbeidsplicht, re-integratieplicht, plicht tot tegenprestatie, inlichtingenplicht en noem zo het hele rijtje maar op. Maar daar waar verplichtingen zijn, zijn er ook gevolgen voor het niet nakomen van deze verplichtingen. Anders zouden het geen verplichtingen zijn toch?

Het niet nakomen van verplichtingen is wel een beetje een ingewikkeld verhaal. Dat komt omdat niet aan iedere verplichting dezelfde sanctie is gekoppeld. Daarnaast is er nog verschil tussen het niet nakomen van geüniformeerde en niet-geüniformeerde verplichtingen en of het om een eerste overtreding gaat of niet. Nu de draad al kwijt? Geen probleem, we loodsen je er doorheen zodat je aan het eind van deze module alles weet over boetes en maatregelen.

Verschil tussen boete en maatregel

Deze module heet dus ‘Boete en maatregelen’. Maar wat is het verschil eigenlijk tussen een boete en een maatregel? Het verschil zit ‘m in het niet nakomen van de soort verplichting waarvoor de sanctie wordt opgelegd.

Een boete is een sanctie voor het schenden van de inlichtingenplicht.

Een maatregel is een sanctie voor het schenden van de overige verplichtingen (behalve de inlichtingenplicht dus). Een maatregel kan opgelegd worden voor het niet nakomen van de arbeidsplicht, re-integratieplicht, tegenprestatieplicht, enzovoort.

Reparatoire en punitieve sancties

Naast het onderscheid tussen het niet nakomen van de soort verplichting waarvoor een sanctie wordt opgelegd (boete of maatregel) is er ook een verschil in het doel van de sanctie. De een is reparatoir van aard en de ander punitief.

Reparatoire sancties zijn herstellende sancties. Het doel van een reparatoire sanctie is om iemand te bewegen om aan de verplichtingen van een uitkering te voldoen. Wanneer iemand bijvoorbeeld niet voldoende moeite doet om de Nederlandse taal te leren (voldoen aan de Wet Taaleis), kan een maatregel worden opgelegd in de vorm van een verlaging van de bijstand. Op basis van artikel 18 lid 11 Participatiewet kan de gemeente de sanctie herzien wanneer uit het handelen van de inwoner ondubbelzinnig blijkt dat hij tot inkeer is gekomen.

De meeste maatregelen bestaan uit reparatoire sancties. Er zijn twee maatregelen die niet reparatoir zijn maar punitief.

Punitieve sancties zijn bedoeld als straf voor het overtreden van een regel. Een boete is een echte punitieve sanctie. Daarnaast zijn er nog twee maatregelen die een punitieve sanctie zijn:

  • Een maatregel die wordt opgelegd vanwege zeer ernstige misdragingen tegen een ambtenaar tijdens de uitoefening van zijn werk.
  • Een maatregel omdat iemand is verhuisd naar een andere gemeente zonder dat hij naar vermogen heeft getracht in deze gemeente betaald werk te krijgen.  

Het onderscheid tussen de twee soorten sancties is van belang, omdat er bij punitieve sancties sprake is van zwaardere bewijslast dan bij reparatoire sancties.


Check, dubbelcheck

  • Ik begrijp dat er sancties verbonden zijn aan het niet nakomen van verplichtingen in de Participatiewet.
  • Ik ken het verschil tussen een boete en een maatregel.
  • Ook het verschil tussen reparatoire en punitieve sancties is mij duidelijk.

Pagina’s

  • Aanmelden inspiratiedag
  • Aanmelden Yong Netwerk Courant
  • Alemke van Baren
  • Amber Cové
  • Basis sociaal domein
  • Beleid
  • Bij ons werken
  • Bij ons werken – vacature jeugdconsulent
  • Bij ons werken – vacature yong professional
  • Bij ons werken – vacature yong stage
  • Blogs
  • Concept
  • Contact
  • Cookiebeleid
  • Dagmar van Beek
  • Disclaimer
  • Esmee de With
  • Evy Reinders
  • Ex-Yong Professionals
  • Felix van den Belt
  • Femke Masselink
  • Harm Luursema
  • Heleen Vermeulen
  • Home
  • Irma Ramackers
  • Jacintha Schuurman
  • Jeugdwet
  • Jochem Roode
  • Jorwin van der Velde
  • Josta Meijers
  • Kwaliteit
  • Lars Vermeulen
  • Leren & Ontwikkelen
  • Linde van Triest
  • Maaike Ariaans
  • Maaike den Bakker
  • Maaike van Kalmthout
  • Management
  • Mariana da Silva de Sousa
  • Merel Oosterom
  • Nienke Dalinghaus
  • Onderzoek/Projecten
  • Online Leeromgeving Divosa
  • Online Leeromgeving gemeente Breda
  • Online Leeromgeving gemeente Nijmegen
  • Online Leeromgeving gemeente Overbetuwe
  • Online Leeromgeving gemeente Renkum
  • Online Leeromgeving gemeente Vijfheerenlanden
  • Online Leeromgeving Yong
  • Online Leeromgeving Yong
  • Ons team
  • Ons verhaal
  • Opdrachtgevers
  • Overig
  • Participatiewet
  • Paulien Dekkinga
  • Privacyverklaring
  • Professionals
  • Projectenoverzicht
  • Sam Mulder
  • Sandrine Umuhire
  • Solliciteer bij Yong
  • Sophie Witsmeer
  • Stanley West
  • Testimonials
  • Trainingen
  • Uitvoering
  • Vonne Claessens
  • Wmo
  • Yong netwerk
  • Yong-LCGW inspiratiedag
  • Yong-LCGW Inspiratiedagen 2022 (terugblik)

Categorieën

  • Blog
  • In gesprek met een Yong professional
  • Kiescompas
  • Zomerblogs

Archief

  • augustus 2023
  • juli 2023
  • juni 2023
  • juli 2021
  • juni 2021
  • april 2021
  • maart 2021
  • januari 2021
  • december 2020
  • oktober 2020
  • augustus 2020
  • juli 2020
  • juni 2020
  • mei 2020
  • april 2020
  • maart 2020
  • februari 2020
  • december 2019
  • juli 2019
  • mei 2019
  • april 2019
  • februari 2019
  • juli 2018
  • december 2017
  • november 2017
  • oktober 2017
  • Home
  • Disclaimer
  • Privacyverklaring
  • Cookiebeleid
  • Contact

Yong in de sociale media

Yong Linkedin

YONG BV

Jan Steenlaan 127
6717 TB Ede
06 - 28 08 20 50
06 - 52 46 24 48
info@yong.nl
© 2018 - Yong | Webdesign: Vindingrijck - Creatief in Media
Instant SSL
Scroll naar bovenzijde