In Nederland hebben honderdduizenden gezinnen te maken met problematische schulden. Schulden zijn vaak het gevolg van een onverwacht ‘life-event’, bijvoorbeeld een scheiding, baanverlies of het ongepland krijgen van kinderen. Er heerst nog altijd een taboe op het praten over schulden. Hierdoor zoeken mensen vaak geen hulp of pas te laat. Ondertussen lopen bij deze mensen de financiële problemen op en daarmee veelal ook hun financiële stress.
Wet gemeentelijke schulddienstverlening (Wgs)
Met de invoering van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) hebben gemeenten per 1 juli 2012 de taak gekregen om invulling te geven aan een integrale schulddienstverlening. Het gaat daarbij niet alleen om het ondersteunen van inwoners bij het oplossen van hun schulden, maar ook om het helpen opheffen van de omstandigheden die een rol spelen in het ontstaan en voortduren van de schuldsituatie. De aanpak van schulden wordt integraal opgezet (rekening houdend met meerdere leefgebieden), vanwege de verwevenheid van schulden met andere problemen. Sinds de invoering van de Wgs (minnelijke schuldsanering) zien we in de cijfers van het CBS een forse afname van het aantal wettelijke schuldsaneringen:
Sinds 1 januari 2021 zijn er wijzigingen op de Wgs van kracht met als doel een betere vroegsignalering, ontzorging van de inwoner en het creëren van meer rechtszekerheid. Door de inwoners tijdig te bereiken en hen op een passende manier ondersteuning te bieden, kan escalatie van financiële problemen worden voorkomen. Hierdoor blijven gevolgen voor de inwoner en de samenleving beperkt.
Relatie Wgs tot de Participatiewet
Ook een aanzienlijk deel van de bijstandsgerechtigde gezinnen in Nederland heeft te maken met problematische schulden. De stress die hiermee gepaard gaat, kan een belemmering vormen voor het vinden en behouden van werk, en voor de deelname aan allerlei maatschappelijke activiteiten. Kinderen van ouders met een laag inkomen en schulden hebben een grotere kans op een achterstand in hun ontwikkeling.
Samenwerking tussen de Participatiewet, met de nadruk op het vinden en behouden van betaald werk, en de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) is van belang om de levens van deze gezinnen weer op de rit te krijgen. Zeker omdat in een schuldsaneringstraject vaak de voorwaarde wordt gesteld dat iemand zich aantoonbaar inspant om naar vermogen inkomen te verwerven. Het is immers de bedoeling dat ook de schuldeisers zo maximaal mogelijk tegemoet worden gekomen in de betaling van openstaande schulden (vorderingen). Financiële stabiliteit zorgt er bovendien voor dat mensen beter in hun vel zitten en daardoor minder snel uitvallen op hun werk.
Check, dubbelcheck
Ik weet hoe financiële problemen kunnen ontstaan en wat de gevolgen daarvan kunnen zijn.
Ik weet dat gemeenten de taak hebben om invulling te geven aan een integrale schulddienstverlening.
Zo, het eerste deel zit erop! Goed gedaan. Tijd voor wat ontspanning. Pak lekker iets te eten en te drinken. Als je er weer klaar voor bent, gaan we eerst even je hersenen opnieuw activeren. Misschien ken je hem wel van vroeger: waar is Wally? Kun jij hem vinden?
Hierna gaan we verder met het onderwerp schuldhulpverlening. Succes!
Gemeenten ontvangen van het Rijk geld om armoede te voorkomen en bestrijden bij hun inwoners. Dat geld zit voor een deel in specifieke uitkeringen, zoals de Klijnsmagelden die zijn gericht op het bestrijden van de gevolgen van stille armoede bij kinderen. Een deel is toegevoegd aan het budget dat gemeenten ontvangen voor de uitvoering van de Participatiewet en een deel stellen gemeenten uit eigen middelen beschikbaar om inwoners met een laag inkomen te ondersteunen.
Gemeenten zijn vrij om invulling te geven aan de manier waarop zij dat doen. Zo zie je dat veel gemeenten meedoen-regelingen en stadspassen hebben en deelnemer zijn van het Jeugd- Cultuurfonds en Jeugdsportfonds. Dit maakt het mogelijk dat mensen met een laag inkomen tegen verlaagd tarief, of soms zelfs gratis, deel kunnen nemen aan sociaal-culturele activiteiten of lid kunnen worden van een sportclub. Toegang tot deze regelingen is zeker niet beperkt tot mensen met een bijstandsuitkering, maar is er ook voor mensen met een inkomen net boven bijstandsniveau. Gemeenten hebben beleidsvrijheid om zelf te bepalen hoe hoog dat inkomen mag zijn om voor een gemeentelijke regeling in aanmerking te komen. Door de gemeentelijke beleidsvrijheid zijn er veel verschillen tussen gemeenten in de regelingen en voorzieningen waar inwoners met een laag inkomen gebruik van kunnen maken. Wij noemen hieronder de belangrijkste regelingen.
Bijzondere bijstand
Wanneer mensen worden geconfronteerd met noodzakelijke kosten die zij vanuit hun inkomen niet kunnen betalen, kunnen zij een beroep doen op bijzondere bijstand. Dit komt bekend voor toch? Dit hebben we namelijk ook al kort voorbij zien komen in module 2. Bijzondere bijstand is een regeling voor vergoeding van noodzakelijke kosten die voortvloeien uit bijzondere individuele omstandigheden.
Denk bijvoorbeeld aan een mevrouw met een laag inkomen, zonder vermogen en met schulden, die onder bewind wordt gesteld door de rechtbank. Zij moet kosten voor bewindvoering betalen aan haar bewindvoerder, maar dit lukt niet door haar situatie. Omdat het noodzakelijke kosten zijn (er ligt immers een uitspraak van de rechtbank) die voorvloeien uit bijzondere individuele omstandigheden (niet iedereen staat zomaar onder bewind), kan mevrouw aanspraak maken op bijzondere bijstand.
De hoogte van de bijzondere bijstand is afhankelijk van de financiële draagkracht van de inwoner (het deel van de kosten dat iemand op basis van zijn inkomen, zelf zou moeten kunnen betalen).
Individuele inkomenstoeslag (IIT)
Mensen die langdurig aangewezen zijn op een inkomen op of rond het sociaal minimum (bijstandsniveau) kunnen een aanvraag indienen voor toekenning van een individuele inkomenstoeslag (IIT). In de Participatiewet is vastgelegd dat iemand minimaal 36 maanden aaneengesloten een inkomen moet hebben beneden de door de gemeente gestelde inkomensgrens. Aanvullende eis is dat de persoon gedurende deze periode aan de verplichtingen verbonden aan de Participatiewet heeft voldaan. Wat betekent dat aan iemand in die periode geen boete of maatregel is opgelegd. De IIT is één keer per jaar aan te vragen, dus op zijn vroegst na 36 maanden wanneer je een bijstandsuitkering ontvangt. Je kan het zien als een extraatje voor inwoners met een inkomen op of net boven bijstandsniveau. De toeslag is vrij te besteden, bijvoorbeeld om rekeningen van te betalen.
Gemeenten hebben de vrijheid om zelf te bepalen hoe hoog de IIT is voor de verschillende leefvormen (alleenstaand, alleenstaande ouder of echtpaar, al dan niet kosten delend). Datzelfde geldt voor het vaststellen van een inkomensgrens. Zo kunnen gemeenten de eis stellen dat iemand de afgelopen 36 maanden een inkomen heeft gehad van maximaal 130% van het wettelijk minimumloon. Daarnaast kan er een grens worden gesteld aan het vermogen dat iemand maximaal mag hebben. Dit betekent dat iemand met een vermogen boven een bepaald bedrag geen aanspraak kan maken op een individuele inkomenstoeslag, maar eerst moet interen op het eigen vermogen.
Studietoeslag
De studietoeslag, voorheen Individuele studietoeslag geheten, is een regeling binnen de Participatiewet en is een vorm van inkomensondersteuning voor leerlingen of studenten vanaf 18 jaar, die in verband met een medische oorzaak structureel niet kunnen bijverdienen naast hun opleiding of studie. De studietoeslag is vrij te besteden en kan bijvoorbeeld worden gebruikt om studie- of woonkosten te betalen. Om de toeslag te mogen ontvangen, dient de leerling of student recht te hebben op studiefinanciering of een tegemoetkoming op basis van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (Wtos). Per schooljaar kan er één aanvraag worden ingediend. De toeslag kan maximaal 5 jaar worden aangevraagd. De minimale hoogte van de studietoeslag per leeftijd én de hoogte van de vrijlating van een stagevergoeding is landelijk bepaald. Deze bedragen worden ieder half jaar opnieuw vastgesteld. Gemeenten moeten dus een minimumbedrag per leeftijd (bijvoorbeeld 21 jaar of ouder) uitkeren, maar mogen ook meer betalen. Daardoor kan de hoogte van de studietoeslag per gemeente verschillen.
Kindpakketregelingen
Voor inwoners met een laag inkomen kan het financieel lastig zijn om hun kinderen mee te laten doen met bepaalde (buitenschoolse) activiteiten. Denk hierbij aan sport- of muziekles of het meegaan op schoolreisjes. Kindpakketregelingen zijn regelingen voor inwoners met een laag inkomen met kinderen onder de 18 jaar. Deze kindpakketregelingen zijn sterk gemeentelijk bepaald. Sommige gemeenten bieden een beperkt pakket aan, bijvoorbeeld dat kinderen twee keer per jaar kleding kunnen kopen of met korting naar uitjes kunnen. Andere gemeenten bieden veel meer, bijvoorbeeld een gratis computer, fiets, zwemlessen, zwembadkaartjes, uitjes… Noem maar op!
Collectieve (aanvullende) zorgverzekering (CAZ)
In Nederland is het verplicht om een ziektekostenverzekering te hebben. Voor inwoners met een laag inkomen zijn er collectieve zorgverzekeringen. Een collectieve zorgverzekering is goedkoper dan een reguliere zorgverzekering. Gemeenten maken namelijk onderling afspraken met zorgverzekeraars en dat resulteert in korting op de ziektekostenverzekering. De belangrijkste voorwaarde is dat een inwoner een laag inkomen heeft en weinig vermogen. Gemeenten voeren jaarlijks een hercontrole uit om te bepalen of de inwoner nog aan de voorwaarden voldoet. Zo’n hercontrole geldt trouwens voor de meeste voorzieningen die niet incidenteel, maar doorlopend zijn. Een voorbeeld hiervan is bijzondere bijstand voor bewindvoering (hercontrole bewind).
Sinds 2023 is de collectiviteitskorting op de basiszorgverzekering verdwenen. Reden daarvoor is dat veel zorgverzekeraars hun basispremie verhoogden om vervolgens een korting te geven. Een sigaar uit eigen doos dus… Gemeenten blijven wel vrij om collectiviteitskortingen op de aanvullende ziektekostenverzekering af te spreken met zorgverzekeraars. Daarnaast mogen zij hun inwoners een premiebijdrage blijven geven.
Kwijtschelding gemeentelijke belastingen
Een andere vorm van gemeentelijk minimabeleid is het kwijtschelden van belastingen (heffingen). Alle inwoners zijn verplicht om gemeentelijke belastingen te betalen. Inwoners met een laag inkomen kunnen hun belasting op afvalstoffen, riolering of honden (deels) laten kwijtschelden. Ook de waterschappen kennen een dergelijke regeling voor de waterschapsbelasting. Er wordt daarbij gekeken naar het inkomen en vermogen van de inwoner. Op basis daarvan wordt er beoordeeld of en welk bedrag de inwoner kan missen, en welk deel dus kan worden kwijtgescholden.
Check, dubbelcheck
Ik kan uitleggen wat minimaregelingen zijn en voor welke inwoners deze regelingen zijn bedoeld.
Ik weet meer over hoe gemeenten hun minimaregelingen kunnen vormgeven.
Ik ken de meest voorkomende minimaregelingen en kan daarbij een voorbeeldsituatie bedenken.
Ondanks dat Nederland in vergelijking met andere landen een goed sociaal vangnet heeft, bestaat er ook in ons land armoede. Armoede betekent in Nederland niet zozeer dat je moeite hebt om in leven te blijven. In ons land gaat armoede eerder over een tekort aan (financiële) middelen om mee te kunnen doen op het welvaarts- of consumptieniveau dat in Nederland als minimaal noodzakelijk wordt gezien. Hiervoor wordt de lage inkomensgrens (armoedegrens) als uitgangspunt gehanteerd. Dit uitgangspunt, wat wij als minimumniveau zien, verandert mee met de economische ontwikkeling. Zo vinden wij het nu normaal dat iedereen een computer heeft of tenminste een smartphone. Dat was 20 jaar geleden niet voor iedereen weggelegd.
Dus wanneer je (financieel) niet mee kunt doen met wat de samenleving als ‘gebruikelijk’ ziet, dan noemen we dat: leven in armoede. Concreet resulteert, feitelijke of ervaren, armoede veelal in sociaal isolement en sociale uitsluiting. Inwoners die leven met een inkomen rond de armoedegrens zijn vaak minder opgeleid. Er is weinig geld voor de aanschaf van nieuwe spullen en het ondernemen van activiteiten. De huisvesting van inwoners die leven in armoede is vaak slechter en gezondheidsproblemen komen meer voor onder deze mensen. Inwoners met een laag inkomen kunnen zich moeilijker redden in de samenleving en hebben vaker schulden. Gemeenten hebben een zorgplicht voor alle inwoners en de opdracht om de negatieve effecten van een duurzaam laag inkomen zoveel mogelijk te voorkomen, en waar mogelijk op te lossen, door gerichte inzet van armoedebestrijding en schuldhulpverlening.
Armoedebeleid
Het Rijk trekt jaarlijks miljoenen extra uit voor de bestrijding van de negatieve gevolgen van armoede en schulden. Een groot deel van dit geld gaat naar gemeenten. Gemeenten zetten dit geld op verschillende manieren in. De inzet is deels gericht op het vroegtijdig signaleren (vroegsignalering) en voorkomen van armoede. Ook gaat veel geld naar het ondersteunen van mensen met een laag inkomen door de inzet van minimaregelingen. Gemeenten zijn vrij om te bepalen hoe zij daar invulling aan geven. Bovendien bevat de Participatiewet een aantal inkomensondersteunende maatregelen gericht op het voorkomen van sociale uitsluiting van mensen met een laag inkomen.
Check, dubbelcheck
Ik kan de betekenis van armoede uitleggen binnen de context van een relatief welvarend land als Nederland.
Ik kan een aantal negatieve uitkomsten opnoemen die inwoners kunnen ervaren als gevolg van armoede.
Ik kan iets vertellen over de rol van het Rijk en gemeenten rondom het thema armoede en schulden.
Hoera! Je hebt je erheen doorheen gezwoegd en bent nu bij het einde gekomen van deze module. Althans bijna😉 In deze module heb je geleerd wat de twee pijlers werk en inkomen inhouden. Naast dat deze wet zorgt voor inkomensondersteuning, is er ook aandacht voor het (weer) aan werk helpen van mensen. Je hebt ook geleerd dat aan het ontvangen van een bijstandsuitkering een aantal verplichtingen zijn verbonden. Het niet nakomen van deze verplichtingen kan leiden tot een boete of maatregel. In de volgende module gaan we dieper in op andere wet- en regelgeving die grenzen aan de Participatiewet, waaronder armoedebeleid en minimaregelingen, schuldhulpverlening en inburgering. Maar eerst volgt nog een test om te kijken of al deze kennis goed bij je is blijven hangen!
Beantwoord jij ze allemaal goed? Super! Je begrijpt de stof en kunt doorgaan met module 3. Heb je een vraag niet goed beantwoord? We raden je dan aan om de lesstof over dit onderwerp nogmaals door te nemen. Veel plezier en succes met het maken van de test, en natuurlijk met module 3!
Voor een deel van de bijstandsgerechtigden is betaalde arbeid niet (meteen) haalbaar. Vanuit de gemeente zijn er voor deze mensen trajecten beschikbaar om hen te begeleiden richting betaalde arbeid. Daarnaast zijn er voor werkgevers een aantal financiële en praktische ondersteuningsmaatregelen waar zij gebruik van kunnen maken, wanneer zij iemand in dienst nemen die behoort tot de doelgroep Banenafspraak. Deze maatregelen lichten we hieronder toe:
Loonkostensubsidie
Loonkostensubsidie is een tegemoetkoming voor werkgevers die mensen met een arbeidsbeperking in dienst hebben. Hierbij compenseert de gemeente het verschil tussen het wettelijk minimumloon en de loonwaarde van de werknemer. Loonwaarde is een percentage. Aan de hand van de loonwaarde en de werkelijke loonkosten wordt de loonkostensubsidie berekend. De subsidie is een bedrag in euro’s. De werkgever ontvangt de subsidie.
Lage inkomensvoordeel (LIV)
Lage inkomensvoordeel (LIV) is een jaarlijkse tegemoetkoming voor werkgevers die werknemers in dienst hebben met een laag loon. Het LIV moet het voor werkgevers aantrekkelijker maken om mensen met een laag loon in dienst te nemen, waardoor de kans op werk voor lage-loon- werknemers kan toenemen. Je kunt hierbij denken aan ouderen of mensen met een arbeidsbeperking.
No-riskpolis
Bij een no-riskpolis dekt de gemeente (of het UWV) een deel van de risico’s die een werkgever neemt bij het in dienst nemen van een uitkeringsgerechtigde. Een van de voordelen is dat de werkgever geen hogere premie hoeft te betalen als de werknemer tot de Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA) gaat behoren.
Jobcoaching
Bij jobcoaching geeft een interne of externe jobcoach begeleiding tijdens het werk. De inzet van de jobcoach is erop gericht ervoor te zorgen dat de werknemer steun en begeleiding heeft tijdens het inwerken op de functie.
Aanpassing aan de werkplek
Een werkgever kan een vergoeding krijgen als een werknemer aanpassingen op de werkplek nodig heeft in verband met ziekte of een arbeidsbeperking. Deze vergoeding is aan te vragen bij het UWV. Als de persoon onder de participatiewet valt wordt de vergoeding (of de voorziening in natura) door de gemeente verstrekt.Je kunt hierbij denken aan brailleleesregels op computers of aangepaste werktijden voor de werknemer. Vanaf 2024 moet het met name voor mensen met een visuele beperking die onder de Participatiewet vallen makkelijker worden om speciale hulpmiddelen en voorzieningen te krijgen om te kunnen werken. Zij kunnen zelf een aanvraag voor een werkhulpmiddel- of voorziening aanvragen bij het UWV, die veelal meer ervaring en expertise heeft op dit gebied dan veel gemeenten. Naast brailleleesregels, gaat het bijvoorbeeld ook om voorleeshulp of andere aanpassingen in software, en zelfs vervoer van en naar de werkplek.
Beschut werk
Een inwoner komt in aanmerking voor een beschutte werkplek als die door diens lichamelijke, psychische of verstandelijke beperking meer begeleiding en aanpassingen nodig heeft dan van een reguliere werkgever verwacht mag worden/op een reguliere werkplek geboden kan worden. Per 1 juli 2023 zou het makkelijker worden voor mensen met een arbeidsbeperking om te switchen tussen een beschutte en een reguliere werkplek. Het Rijk wilde namelijk de inhoudelijke beoordeling van het UWV die hiervoor nodig is, ertussenuit halen. Helaas had het UWV onvoldoende capaciteit om de hiervoor benodigde gegevensverwerking op orde te hebben. Daarom is nu het streven om deze Wijziging Besluit advisering beschut werk ergens in 2024 in te laten gaan. Daarnaast krijgen gemeenten vanaf 2024 meer geld van het Rijk om beschutte werkplekken te realiseren. Daarentegen moeten gemeenten wel extra hun best doen om achterstanden op aantallen beschutte werkplekken in te halen.
Leer-werktraject
Een leer-werktraject is een traject waarbij iemand een opleiding volgt en tegelijkertijd werkt. Gemeenten mogen dit instrument zelf invullen, waardoor er verschillen tussen gemeenten kunnenbestaan.
Proefplaatsing
Wanneer een inwoner uitzicht heeft op werk, maar er twijfels zijn (bij de inwoner of werkgever) of het werk passend is, kan er gebruik worden gemaakt van een proefplaatsing. Bij een proefplaatsing kan de inwoner twee tot zes maanden ‘proeven’ of het werk bij hem of haar past. Voorwaarden zijn onder andere dat de inwoner het werk bij de werkgever niet eerder heeft verricht en dat de werkgever, aansluitend op een succesvolle proefperiode, de werknemer in dienst neemt. Ook de werkgever proeft of de inwoner past op de werkplek. Sinds 1 juli 2023 is het begrip proefplaatsing opgenomen in de Participatiewet en gemeenten moeten de voorwaarden hiervoor opnemen in hun re-integratieverordening.
Check, dubbelcheck
Ik weet dat de gemeente verschillende instrumenten in kan zetten om het aantrekkelijker te maken voor werkgevers om mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen, en kan hier een aantal voorbeelden van opnoemen.
Wanneer iemand structureel (voor minstens 6 maanden) niet in staat is zonder ondersteuning minimaal 80% van het wettelijk minimumloon te verdienen, spreken we van iemand met een arbeidsbeperking.
Banenafspraak
Voor mensen met een arbeidsbeperking is het lastig meedoen op de arbeidsmarkt. Het Rijk heeft daarom gemeenten de opdracht gegeven om de participatie op de arbeidsmarkt voor mensen met een arbeidsbeperking te bevorderen. In 2013 hebben werkgevers en de overheid samen de Banenafspraak gemaakt om mensen met een arbeidsbeperking zoveel mogelijk aan regulier werk te helpen. Het doel is om in 2026 125.000 extra banen te hebben gecreëerd bij reguliere werkgevers, in zowel het bedrijfsleven als bij de overheid, voor mensen met een arbeidsbeperking. In het onderstaande filmpje wordt de Banenafspraak kort uitgelegd:
Doelgroepregister
Mensen met een arbeidsbeperking worden opgenomen in een doelgroepregister. In het doelgroepregister kunnen werkgevers zien of zij aanspraak kunnen maken op tegemoetkomingen en ondersteuning bij het in dienst nemen van een iemand met een arbeidsbeperking. Jongeren met een diploma voortgezet speciaal onderwijs (vso) of praktijkonderwijs (po) worden automatisch opgenomen in het doelgroepregister. Jongeren met alleen een entree-opleiding kunnen op verzoek worden opgenomen in het doelgroepregister. Overige mensen die behoren tot een doelgroep mogen zelf of via de gemeente aan het UWV vragen om toelating tot het doelgroepregister. Om überhaupt in aanmerking te komen voor opname in het doelgroepregister moet beoordeeld worden of wat iemands arbeidsvermogen en daarbij eventuele beperking is.
Check, dubbelcheck
Ik weet nu dat mensen met een arbeidsbeperking geregistreerd staan in een doelgroepregister dat wordt bijgehouden door het UWV.
Ik weet dat het Rijk samen met onder andere werkgevers de Banenafspraak heeft gemaakt om meer mensen met een arbeidsbeperking te laten meedoen op de arbeidsmarkt.
Naast de inlichtingenplicht die we zojuist hebben besproken, zijn er voor bijstandsgerechtigden ook verplichtingen rondom werk.
Bijstandsgerechtigden zijn overeenkomstig Artikel 9 Participatiewet vanaf de meldingsdatum (dat zij hulp nodig hebben op het gebied van inkomen en/of werk) verplicht om:
Om naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen, te aanvaarden en te behouden.
Om gebruik te maken van een door de gemeente aangeboden voorziening.
Om naar vermogen door de gemeente opgedragen vrijwilligerswerk te doen.
Als bijstandsgerechtigden deze verplichtingen niet nakomen, worden zij gekort op hun uitkering. Hoe vaker zij deze verplichtingen niet nakomen, hoe vaker zij worden gekort op hun uitkering. In sommige gevallen wordt de bijstandsuitkering zelfs voor 100% gekort. Dit betekent dat er weliswaar recht is op een uitkering, maar dat door de maatregel het recht niet uitmondt in een betaling.
Check, dubbelcheck
Ik weet nu dat het ontvangen van een uitkering niet vrijblijvend is, maar dat er iets tegenover staat in de vorm van (betaald) werk of een re-integratievoorziening.
Ik begrijp dat wanneer ik niet meewerk en mijn best doe om aan het werk te kunnen gaan, de gemeente mijn uitkering mag korten.
Weer een beetje zen? Mooi! Dan gaan we nu verder met de tweede pijler van de Participatiewet, namelijk: werk.
Waar nodig ondersteunt de gemeente bijstandsgerechtigden om werk te vinden. Een participatieconsulent van de gemeente bekijkt bijvoorbeeld samen met een bijstandsgerechtigde wat het hoogst haalbare doel is op het gebied van werk. Dat kan betaalde arbeid zijn, maar kan bijvoorbeeld ook vrijwilligerswerk of dagbesteding zijn. Binnen de Participatiewet wordt de inzet van gemeenten om iemand weer aan het werk te helpen ook wel re-integratie genoemd. Om te bepalen waar iemand staat op weg naar betaalde arbeid, hanteren gemeenten de participatieladder:
Re-integratie
Re-integratie is een geheel aan activiteiten wat moet leiden tot de arbeidsinschakeling van een inwoner. Het ondernemen van deze activiteiten is verplicht voor iedereen die een uitkering voor levensonderhoud ontvangt en die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit is opgenomen in Artikel 9 Participatiewet en Artikel 10 Participatiewet.
De hoofdregels van re-integratie
Als een inwoner niet zelfstandig betaald werk kan vinden, kan de gemeente een re-integratievoorziening aanbieden als dit de kans op duurzame arbeidsinschakeling voor de inwoner vergroot.
Hoe de gemeente dit doet en welke regels ze daarbij hanteert, legt de gemeente vast in een re-integratieverordening.
Het aanbieden van een re-integratievoorziening is altijd maatwerk. De gemeente houdt rekening met de omstandigheden en mogelijkheden van de inwoner. Denk hierbij bijvoorbeeld aan kinderopvang, mantelzorgtaken en medische beperkingen.
Check, dubbelcheck
Ik weet nu dat de gemeente op maat instrumenten inzet om inwoners stappen te laten maken op de participatieladder.
Ik snap ook dat in een re-integratieverordening vastligt welke instrumenten dat zijn voor verschillende doelgroepen.
Zo, het eerste deel van module 2 zit erop! Pff, zo veel informatie om te verwerken. Tijd voor wat rust. En wat is een goede manier om te ontspannen? Juist, meditatie. Je mag nu even een korte oefening doen. Deze gaat als volgt:
Kies een plek waar je goed kunt ontspannen. Zet een timer voor 5 minuten klaar. Ga in een houding zitten of liggen die lekker voor je voelt. Straks zet je de timer aan. Als de timer loopt, doe je als volgt:
Doe je ogen dicht.
Voel hoe je lijf voelt.
Ontspan je lichaam.
Span één lichaamsdeel aan, bijvoorbeeld je vingers.
Ontspan daarna je lichaam weer.
Herhaal dit met een aantal lichaamsdelen en adem ondertussen rustig in en uit.
Ben je er klaar voor? Zet de timer aan en geniet! Na deze oefening kun je doorgaan met het tweede deel van module 2 door naar de volgende pagina te gaan.
We gebruiken cookies voor een goede werking van onze website. Met het plaatsen van deze cookies verzamelen we geen persoonsgegevens! Voor meer informatie bekijk ons cookiebeleid.AkkoordCookiebeleid