Energizer
Voordat we doorgaan met de maatregelen, nemen we even een pauze. Deze keer met zoek de verschillen! Er zijn er tien 😊
Voordat we doorgaan met de maatregelen, nemen we even een pauze. Deze keer met zoek de verschillen! Er zijn er tien 😊
Een boete kan opgelegd worden als iemand zich niet houdt aan de inlichtingenplicht. Dit noemen we een bestuurlijke boete en deze is te vinden in artikel 18a. De inlichtingenplicht betekent dat de inwoner relevante feiten en omstandigheden die van belang zijn voor het recht op bijstand of de hoogte van bijstand moet melden aan de gemeente. Weet je het nog uit module 7?
Als iemand de inlichtingenplicht niet, niet op tijd of niet volledig nakomt, kan de gemeente dus een boete opleggen. Het vermoeden dat iemand de inlichtingenplicht niet nakomt, kan bijvoorbeeld komen door:
Alleen een vermoeden hebben is niet genoeg. Daarom moet er naar aanleiding van een vermoeden een aanvullend onderzoek gedaan worden, zodat er bewijs verzameld kan worden om vast te stellen dat de inlichtingenplicht wordt geschonden.
Momenteel wordt er gewerkt aan een wetsvoorstel handhaving sociale zekerheid welke meer uit gaat van vertrouwen. Binnen het nieuwe wetsvoorstel staat het “passend sanctioneren” centraal. Er komen verschillende instrumenten: minimum- en maximumboetes, voorwaardelijke boetes, waarschuwingen en de vrijheid om in bepaalde situaties geen sanctie op te leggen. Hiermee komt er meer ruimte om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de inwoner. Een positief punt hiervan is dat de hoogte van de boete niet meer afhankelijk is van het tijdsverloop. Als iemand bijvoorbeeld is vergeten zijn verhuizing door te geven, kan de boete in het huidige stelsel flink oplopen. De boete kan echter nog steeds ontzettend hoog zijn. De beoogde datum van inwerkingtreding is 1 januari 2025. Maar voordat dit zover is zitten we nog vast aan de huidige procedure van boeteoplegging welke hieronder wordt uiteengezet.
Wanneer is vastgesteld dat de inlichtingenplicht is geschonden, wordt er een bestuurlijke boete opgelegd. Welke procedure hierbij gevolgd wordt, is afhankelijk van het benadelingsbedrag. Het benadelingsbedrag is het bedrag dat de inwoner ten onrechte aan netto bijstand heeft ontvangen. Als iemand bijvoorbeeld twee maanden onterecht bijstand heeft ontvangen, dan is het benadelingsbedrag dus gelijk aan die twee maanden netto bijstand. Als het benadelingsbedrag hoger kan zijn dan € 340, dan moet de zware boeteprocedure gevolgd worden. Is het benadelingsbedrag € 340 of lager, dan kan de gemeente kiezen voor de lichte procedure. Soms wordt de inlichtingenplicht geschonden zonder dat er (al) sprake is van een benadelingsbedrag. Een voorbeeld daarvan is dat iemand niet op tijd, maar te laat een verandering doorgeeft. Een schending van de inlichtingenplicht zonder benadelingbedrag wordt nulfraude genoemd. Bij nulfraude wordt ook de lichte procedure gevolgd.
Bij de zware procedure wordt het boete-onderzoek uitgevoerd door iemand anders dan de ambtenaar die heeft vastgesteld dat de inlichtingenplicht is geschonden. De inwoner ontvangt een beschikking waarin vermeld staat dat de inlichtingenplicht is geschonden. Vervolgens is de ambtenaar aan zet die de boete gaat beoordelen. De inwoner ontvangt een brief met daarin de gedraging en waarom de gemeente vindt dat de inlichtingenplicht is geschonden. In deze brief wordt de inwoner gevraagd om zijn kant van het verhaal schriftelijk of mondeling toe te lichten. De inwoner wordt in deze brief ook geïnformeerd over het begrip cautie. Dat is de verplichte mededeling aan de inwoner dat deze het recht heeft om te zwijgen of om geen belastende verklaring over zichzelf af te leggen. De reactietermijn voor het afleggen van een verklaring kan per gemeente verschillen. In de praktijk wordt vaak twee weken gehanteerd. Nadat deze termijn is verstreken, wordt het boete-rapport opgemaakt, met of zonder reactie van de inwoner. De boeteambtenaar moet in het onderzoek met een aantal dingen rekening houden: verwijtbaarheid, financiële omstandigheden en of er sprake is van recidive. Deze hebben namelijk allemaal invloed op de hoogte van de boete, maar dat leggen we straks verder uit.
Bij de lichte procedure mag dezelfde ambtenaar die heeft vastgesteld dat de inlichtingenplicht is geschonden de boete afhandelen. Hij kan bij deze procedure een boete opleggen zonder zienswijze van de inwoner te vragen. Het opleggen van de boete moet natuurlijk wel nog steeds goed onderbouwd worden. Het kan namelijk zonder het verhaal van de inwoner lastig zijn om goed te bepalen in hoeverre het te verwijten is dat hij de inlichtingenplicht heeft geschonden. Veel gemeenten kiezen er daarom voor om de inwoner toch in staat te stellen zijn zienswijze naar voren te brengen.
Sinds 2017 heeft het college de mogelijkheid om op basis van artikel 18a lid 13 boetes kwijt te schelden. Dit met het oog op de aanpak van problematische schulden. Schulden zijn problematisch wanneer iemand deze binnen een periode van 1,5 jaar niet kan afbetalen. In het gemeentelijke schuldhulpverleningstraject betaalt een inwoner in die periode een deel van de schulden af en de rest wordt kwijtgescholden. Zo heeft hij na 1,5 jaar toch een schone lei. Sinds 1 juli 2023 is het schuldsaneringstraject verkort van 3 naar 1,5 jaar, om te zorgen dat mensen sneller van hun schulden af zijn en de drempel tot hulpverlening te verlagen. De ambtelijke boete kan onderdeel uitmaken van de schulden die een inwoner heeft. Als er geen mogelijkheid is om deze (voor een deel) kwijt te schelden, dan kan een inwoner nooit starten aan een schuldentraject.
Om in aanmerking te komen voor kwijtschelding, moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:
Ook als aan deze voorwaarden voldaan wordt gaat het hier om een bevoegdheid van het college. Het is dus geen verplichting.
Eerder heb je al kennis gemaakt met de verplichtingen die er zijn binnen de Participatiewet. Weet je ze nog? De arbeidsplicht, re-integratieplicht, plicht tot tegenprestatie, inlichtingenplicht en noem zo het hele rijtje maar op. Maar daar waar verplichtingen zijn, zijn er ook gevolgen voor het niet nakomen van deze verplichtingen. Anders zouden het geen verplichtingen zijn, toch?
Het niet nakomen van verplichtingen is wel een beetje een ingewikkeld verhaal. Dat komt omdat niet aan iedere verplichting dezelfde sanctie is gekoppeld. Daarnaast is er nog verschil tussen het niet nakomen van geüniformeerde en niet-geüniformeerde verplichtingen en of het om een eerste overtreding gaat of niet. Nu de draad al kwijt? Geen probleem, we loodsen je er doorheen zodat je aan het eind van deze module alles weet over boetes en maatregelen.
Deze module heet dus ‘Boete en maatregelen’. Maar wat is het verschil eigenlijk tussen een boete en een maatregel? Het verschil zit in het niet nakomen van de soort verplichting waarvoor de sanctie wordt opgelegd.
Een boete is een sanctie voor het schenden van de inlichtingenplicht.
Een maatregel is een sanctie voor het schenden van de overige verplichtingen (behalve de inlichtingenplicht). Een maatregel kan opgelegd worden voor het niet nakomen van de arbeidsplicht, re-integratieplicht, tegenprestatieplicht, enzovoort.
Naast het onderscheid tussen het niet nakomen van de soort verplichting waarvoor een sanctie wordt opgelegd (boete of maatregel) is er ook een verschil in het doel van de sanctie. De een is reparatoir van aard en de ander punitief.
Reparatoire sancties zijn herstellende sancties. Het doel van een reparatoire sanctie is om iemand te bewegen om aan de verplichtingen van een uitkering te voldoen. Wanneer iemand bijvoorbeeld niet voldoende moeite doet om de Nederlandse taal te leren (voldoen aan de Wet Taaleis), kan een maatregel worden opgelegd in de vorm van een verlaging van de bijstand. Op basis van artikel 18, lid 11 van de Participatiewet kan de gemeente de sanctie herzien wanneer uit het handelen van de inwoner ondubbelzinnig blijkt dat hij tot inkeer is gekomen.
De meeste maatregelen bestaan uit reparatoire sancties. Er zijn twee maatregelen die niet reparatoir zijn maar punitief.
Punitieve sancties zijn bedoeld als straf voor het overtreden van een regel. Een boete is een echte punitieve sanctie. Daarnaast zijn er nog twee maatregelen die een punitieve sanctie zijn:
Het onderscheid tussen de twee soorten sancties is van belang, omdat er bij punitieve sancties sprake is van zwaardere bewijslast dan bij reparatoire sancties.
Voor sommige mensen met verminderd arbeidsvermogen is een reguliere baan met ondersteuning geen haalbare kaart. Zij hebben uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie. Ze hebben meer begeleiding en werkplekaanpassingen nodig dan van een reguliere werkgever mag worden verwacht. Deze mensen kunnen alleen werken op ‘beschutte’ plaatsen onder aangepaste omstandigheden. Beschut werk kan eenvoudig werk zijn, zoals het uit elkaar draaien van schroeven, maar ook hoogwaardig productiewerk. Het gaat vooral om het gegeven dat er voortdurend aangepaste omstandigheden en/of begeleiding noodzakelijk zijn.
Waar voorheen beschut werk vooral uitgevoerd werd binnen de sociale werkvoorziening, zijn er nu ook beschutte werkplekken bij gemeenten en particuliere ondernemers. Gemeenten kunnen bijvoorbeeld beschutte werkplekken hebben op de postkamer of in het applicatiebeheer. Beschut werk kan ook worden uitgevoerd in groepsverband onder aansturing van een werkmeester bij een reguliere werkgever zoals vaak bij de groenvoorziening het geval is.
Zowel de gemeente als de persoon zelf kan een indicatie voor beschut werk aanvragen bij het UWV. Het UWV beoordeelt vervolgens of iemand in aanmerking komt voor beschut werk. Wanneer de indicatie positief is, is de gemeente verantwoordelijk voor het aanbieden van een beschutte werkplek. De gemeente kan alleen weigeren om een beschut werkplek aan te bieden wanneer de taakstelling door de gemeente al is voldaan.
Per 1 juli 2023 zou het makkelijker worden voor mensen met een arbeidsbeperking om te switchen tussen een beschutte en een reguliere werkplek. Het Rijk wilde namelijk de inhoudelijke beoordeling van het UWV die hiervoor nodig is, ertussenuit halen. Helaas had het UWV onvoldoende capaciteit om de hiervoor benodigde gegevensverwerking op orde te hebben. Daarom is nu het streven om dit ergens in 2024 in te laten gaan. Daarnaast krijgen gemeenten vanaf 2024 meer geld van het Rijk om beschutte werkplekken te realiseren. Daarentegen moeten gemeenten wel extra hun best doen om achterstanden op aantallen beschutte werkplekken in te halen.
Opdracht beschut werk: Ga na of er bij jouw gemeente mensen in dienst zijn op een beschutte werkplek. Ken je deze mensen? Wat doen ze voor werk? Hoe is het om met hen samen te werken?
Het lage inkomensvoordeel (LIV) is ingegaan op 1 januari 2017. Het LIV is een jaarlijkse tegemoetkoming voor werkgevers die mensen in dienst hebben met een laag loon. Onder laag loon verstaan we een uurloon tussen de 100% en 104% (per 1 januari 2024 125% van het wettelijk minimumloon (WML).
Het LIV is een onderdeel van het belastingsysteem met tegemoetkomingen in de vorm van loonkostenvoordelen. De loonkosten dalen door de tegemoetkoming. Het LIV moet het voor werkgevers aantrekkelijker maken om (kwetsbare) mensen met een laag loon in dienst te nemen, zoals ouderen en mensen met een arbeidsbeperking. Hierdoor kan de kans op werk voor lage loon werknemers kan toenemen. In het coalitieakkoord van 2022 is opgenomen dat het LIV wordt afgeschaft per 1 januari 2025. Wetgeving daarvoor is in voorbereiding. Vanaf 1 januari 2024 wordt de bovengrens van het uurlooncriterium verlaagd van 125% naar 104%
Een no-risk polis voor de werkgever houdt in dat de werkgever:
Sinds 1 januari 2022 is het proces eenvoudiger gemaakt. De gemeente betaalt dan onverkort de LKS door aan de werkgever. Deze meldt nog steeds de werknemer ziek bij het UWV en achteraf betaalt het UWV de gemeente het recht op Ziektewetuitkering na.
Een werkgever die een werknemer in dienst heeft of neemt met een ziekte of beperking, waarbij een aanpassing nodig is aan de werkplek om het werk te kunnen uitvoeren, kan daarvoor een vergoeding aanvragen bij het UWV. Het kan gaan om allerlei soorten fysieke aanpassingen, zoals tweehandige bediening op machines, brailleleesregels op computers, het gebruik van pictogrammen in plaats van tekst. Het kan ook gaan om niet-fysieke aanpassingen, zoals aangepaste werktijden, pauzes en taken.
Vanaf 2024 moet het voor mensen met een visuele beperking makkelijker worden om speciale hulpmiddelen en voorzieningen te krijgen om te kunnen werken. Zij kunnen zelf een aanvraag doen voor een werkhulpmiddel of voorziening bij het UWV, die veelal meer ervaring en expertise heeft op dit gebied dan gemeenten. Naast brailleleesregels gaat het bijvoorbeeld ook om voorleeshulp of andere aanpassingen in software en zelfs vervoer van en naar de werkplek.
Wanneer een inwoner uitzicht heeft op werk (of juist moeilijk aan werk kan komen) en er twijfels zijn (bij de inwoner of werkgever) of het werk passend is, kan er gebruik worden gemaakt van een proefplaatsing. Bij een proefplaatsing kan de inwoner twee tot zes maanden ‘proeven’ of het werk bij hem of haar past. De werkgever hoeft dan geen loon te betalen. Voorwaarden zijn onder andere dat de inwoner het werk bij de werkgever niet eerder heeft verricht en dat de werkgever, aansluitend op een succesvolle proefperiode, de werknemer in dienst neemt (na de proeftijd nog een proeftijd afspreken is niet toegestaan). Sinds 1 juli 2023 is het begrip proefplaatsing opgenomen in de Participatiewet en gemeenten moeten de voorwaarden hiervoor opnemen in hun re-integratieverordening. Een proefplaatsing is benoemd voor werknemers met een WAO-uitkering, WIA-uitkering, WAZ-uitkering, Wajong-uitkering (met arbeidsvermogen), Ziektewet-uitkering, WW-uitkering en een IOW-uitkering.
Vanaf april 2023 is er een tijdelijke regeling beschikbaar voor personen met een IVA-uitkering en personen met een Wajong-uitkering zonder arbeidsvermogen. Werkgevers kunnen voor deze werknemers een proefplaatsing aanvragen. De mogelijkheid tot aanvragen loopt tot en met 31 oktober 2026, en de regeling blijft geldig tot en met 21 april 2028.
Filosofiemomentje: We hebben nu een hele rits aan instrumenten voorbij zien komen waarmee iemand met een arbeidsbeperking zo goed mogelijk moet kunnen functioneren binnen een reguliere werkomgeving. Waar werkgevers risico lopen of nadelen ondervinden worden deze afgedekt of gecompenseerd. Dit om het in dienst hebben van iemand met een arbeidsbeperking aantrekkelijk te maken en te houden. Dit legt vooral de nadruk op de nadelige kanten van mensen met een arbeidsbeperking. Maar wat als we dit nu eens van de andere kant bekijken. Wat kan de meerwaarde zijn van een werknemer met een arbeidsbeperking? Wat doet het bijvoorbeeld voor het imago van een bedrijf? Een positieve benadering (wat voegt iemand toe?) is wellicht een betere manier om werkgevers te verleiden om mensen met een arbeidsbeperking aan te nemen.
Loonkostensubsidie (LKS) kan door de gemeente verstrekt worden aan werkgevers om hen te compenseren voor de lagere productiviteit die iemand met een arbeidsbeperking kan hebben. De werknemer met arbeidsbeperking wordt vergeleken met een werknemer zonder beperkingen (de norm). Er wordt gekeken in hoeverre de kwaliteit en snelheid van zijn werkzaamheden minder is dan de norm. Op basis van deze informatie berekent de loonwaardedeskundige de totale arbeidsprestatie (= loonwaarde). In onderstaande figuur is de totale arbeidsprestatie 63,34% ten opzichte van de normfunctie.
Voorbeeld van een integrale arbeidsprestatie van een wasserijmedewerker:
De prestatie t.o.v. de norm voor strijken en vouwen is dus (52,5% x 0,85 x 0,985 x 0,9048 =) 39,77%. De totale prestatie t.o.v. de norm is (39,77% + 10,44% + 13,13% =) 63,34%. De subsidie die de werkgever zou ontvangen in het voorbeeld is (100% – 63,34% =) 36,66% van het wettelijk minimumloon. De maximale hoogte van de LKS is 70% van het wettelijk minimumloon (inclusief vakantietoeslag). Indien er sprake is van een loonwaarde die lager is dan 30% van het wettelijk minimumloon behoort de persoon niet thuis in de doelgroep.
Het verschil tussen het CAO-salaris en het bedrag van de loonkostensubsidie blijft voor rekening van de werkgever. Dit geldt dus ook voor situaties waarin een werkgever meer dan het wettelijk minimumloon aan salaris betaalt (artikel 10d, lid 4). In aanvulling op de LKS ontvangen werkgevers een tegemoetkoming in de werkgeverslasten voor het deel van de LKS dat wordt verstrekt. Deze tegemoetkoming bedraagt 23% van de LKS (artikel 10d, lid 4).
Klik hier voor meer informatie over loonkostensubsidie.
Wanneer het gaat om het plaatsen van mensen met een arbeidsbeperking, is het vaak niet mogelijk dat zij alle handelingen kunnen verrichten die horen bij het volledig uitvoeren van een functie. Jobcarving is een methode waarbij een bestaande functie opgesplitst wordt in gespecialiseerde en ongeschoolde werkzaamheden. Vaak hebben gemeenten hier een gespecialiseerde consulent voor in dienst. De ongeschoolde werkzaamheden worden samengevoegd tot een nieuwe functie voor iemand met een arbeidsbeperking. Denk daarbij bijvoorbeeld aan de aanvoer of afvoer van materialen en producten voor de collega’s die in het primaire maakproces betrokken zijn of het aanvullen van het magazijn of het schoonhouden van de werkplek. Daarmee wordt laaggeschoold werk uit het maakproces gehaald. De gespecialiseerde medewerkers houden daarmee ook meer tijd over voor de gespecialiseerde taken.
Klik hier voor meer informatie over jobcarving.
Opdracht jobcarving: Denk na over de organisatie waar je nu werkt of een organisatie waar je in het verleden hebt gewerkt. Kun jij ongeschoolde werkzaamheden afsplitsen van andere functies om zo een nieuwe functie te creëren voor iemand met een arbeidsbeperking?
Een jobcoach biedt begeleiding tijdens het werk, zowel aan de werkgever als aan de werknemer. De inzet van de jobcoach is erop gericht om ervoor te zorgen dat de werknemer steun en begeleiding heeft tijdens het inwerken op de functie. De jobcoach helpt de werkgever ook om te gaan met de werknemer en diens beperkingen.
Voorbeelden van wat een jobcoach doet is aanwezig zijn bij voortgangsgesprekken of evaluaties, begeleiding bieden tijdens het werk, inwerken of een persoonlijk plan maken. Het is de bedoeling dat de werknemer het werk uiteindelijk zelfstandig kan gaan uitvoeren. Hier vind je meer informatie over jobcoaching.
Het kan zijn dat de gemeente een jobcoach aanlevert. Het komt ook voor dat (zeker grotere) werkgevers zelf een jobcoach hebben. De interne jobcoach is in dienst bij de werkgever en heeft vaak een training gevolgd, bijvoorbeeld de Harrie-training. Het voordeel van een interne jobcoach is dat deze bereikbaar is en zal blijven voor vragen en problemen.
Per persoon met een baan of persoon die binnen de banenafspraak valt, is gemiddeld een bedrag van € 4.000,00 beschikbaar voor jobcoaching. Dit bedrag kan door de gemeente worden betaald aan de werkgever wanneer deze zelf een interne jobcoach heeft, maar kan ook in natura worden ingezet door de gemeente zelf doordat de gemeente een jobcoach inzet.
Het voordeel van een opname in het doelgroepregister is dat de werknemer en werkgever ondersteund kunnen worden met voorzieningen die specifiek voor de doelgroep zijn ontworpen. Deze kunnen via het UWV of gemeenten worden ingezet.
De instrumenten uitgevoerd door de gemeente zijn:
Het UWV is verantwoordelijk voor de volgende instrumenten:
We zullen deze instrumenten één voor één bespreken.
Je bent op de helft van deze module. Goed bezig! Eerder hebben we je al van de bank (of bureaustoel, kruk, grond, waar je ook zit) gekregen. Deze keer mag je lekker blijven zitten. Je gaat kijken naar 50 bloopers op het werk en hoeft daarbij alleen je lachspieren te gebruiken.
Veel plezier!
Maar hoe verloopt zo’n inschrijving nu in de praktijk? Hiervoor zijn twee verschillende routes. We zullen beide nu in detail bespreken.
Wanneer de gemeente vermoedt dat iemand tot de doelgroep behoort, kan zij een verzoek bij het UWV indienen voor de aanvraag beoordeling arbeidsvermogen (ABA). In dit onderzoek beoordeelt het UWV aan de hand van de hiervoor genoemde procedure of iemand tot de doelgroep behoort. Naast dat de gemeente dit verzoek bij het UWV kan neerleggen, kan een persoon met een arbeidsbeperking die onder de Participatiewet valt ook zelf een aanvraag bij het UWV doen. Het UWV informeert de persoon en de uitkerende instantie over het resultaat.
De ABA van leerlingen van het voortgezet speciaal onderwijs (vso) en het praktijkonderwijs (pro) wordt ook gedaan bij het UWV, maar volgt een net andere route. Vaak worden zij aangemeld door de school waar zij onderwijs volgen. Nadat deze leerlingen een ABA-formulier hebben ingevuld, worden zij zonder verder onderzoek opgenomen in het doelgroepregister. Ook leerlingen van het Entree-onderwijs kunnen een ABA aanvragen. Hun arbeidsvermogen wordt wel eerst onderzocht.
Vanaf januari 2017 is er een tweede route voor toegang tot het doelgroepregister. Deze heet de praktijkroute en loopt via de gemeente. Bij de praktijkroute wordt op een concrete werkplek vastgesteld of iemand met zijn beperkingen zelf in staat is om het wettelijk minimumloon te verdienen. Dit gebeurt door middel van een loonwaardemeting op de werkplek. De loonwaarde is de waarde van de arbeidsprestatie van een werknemer in een bepaalde functie op een bepaald moment, vergeleken met de arbeidsprestatie van een werknemer zonder arbeidsbeperking in dezelfde functie (de norm). De loonwaarde wordt bepaald door een loonwaardespecialist. Wanneer de loonwaarde minder is dan 100%, kan iemand niet zelfstandig het wettelijk minimumloonverdienen. Deze persoon wordt dan opgenomen in het doelgroepregister. Het is dan niet meer nodig om dit nog verder te laten beoordelen door het UWV.
In sommige gevallen kan iemand met een beperking op een functie starten, maar is het nog niet mogelijk om een loonwaardemeting te doen. Er kan dan door de gemeente forfaitair loonkostensubsidie worden verstrekt. Dit is standaard 50% van het wettelijk minimumloon voor maximaal de eerste 6 maanden van het dienstverband. Binnen deze termijn zal er alsnog een loonwaardemeting plaatsvinden.
Een persoon die onder de Wet banenafspraak valt wordt vaak een doelgroeper genoemd, omdat hij tot de doelgroep van de wet behoort en in het doelgroepregister is opgenomen.
Maar let op! Soms wordt er ook gesproken over de doelgroep van de Participatiewet. Deze doelgroepen overlappen deels en je moet goed kijken welke doelgroep er wordt bedoeld. De volgende personen vallen onder de doelgroep van de Wet banenafspraak:
Iemand is officieel een doelgroeper wanneer hij in het doelgroepregister van het UWV wordt opgenomen. Vanaf dat moment kan hij aanspraak maken op de voorzieningen die hieraan verbonden zijn.
Het doelgroepregister is niet anders dan de plaats waar centraal geregistreerd wordt of iemand tot de doelgroep van de Wet banenafspraak behoort. Het register is toegankelijk voor gemeenten en werkgevers. Daarnaast kan het Ministerie van Sociale Zaken hier monitoren in hoeverre werkgevers en de overheid hun banenquotum behalen. Het doelgroepregister registreert mensen met een arbeidsbeperking, waardoor werkgevers kunnen controleren of ze recht hebben op compensatie en ondersteuning bij het in dienst nemen van deze personen.
Leerlingen met een diploma van het voortgezet speciaal onderwijs (vso) of praktijkonderwijs worden automatisch opgenomen in dit register. Leerlingen met alleen een entree-opleiding kunnen op aanvraag worden toegevoegd. Andere personen kunnen zelf of via de gemeente het UWV verzoeken om toegang tot het register. Voor registratie wordt het arbeidsvermogen van de persoon beoordeeld, inclusief eventuele beperkingen.
Zoals we eerder zagen is de doelgroep van de Wet banenafspraak heel divers. Maar wat maakt hen nu allen onderdeel van de doelgroep? Het criterium dat het UWV hanteert is:
Zoals we eerder zagen is de doelgroep van de Wet banenafspraak heel divers. Maar wat maakt hen nu allen onderdeel van de doelgroep? Het criterium dat het UWV hanteert is:
Iemand moet door beperkingen t.g.v. ziekte of gebrek (die minimaal 6 maanden voortduren) niet in staat zijn om het wettelijk minimumloon te verdienen, ook niet met ondersteuning.
Iemand kan dus wel werken, maar is dermate beperkt dat hij langdurig niet het wettelijk minimumloon kan verdienen.
De beperking die iemand ervaart, moet dus liggen aan interne factoren (biologische factoren zoals genen) en mag niet alleen veroorzaakt worden door externe factoren (invloeden van buitenaf zoals leefomgeving of leefstijl), zoals een slechte arbeidsmarkt, te veel neventaken, of een gebrek aan motivatie. De beperkingen kunnen onderverdeeld worden in vier categorieën:
Daarnaast mogen de beperkingen niet van tijdelijke aard zijn. Ze moeten minimaal zes maanden aanhouden.
De beperkingen moeten dermate belemmerend zijn dat iemand niet het wettelijk minimumloon kan verdienen. Dit wordt beoordeeld door te kijken of iemand een drempelfunctie kan vervullen. Een drempelfunctie is een functie:
In de onderstaande tabel vind je een overzicht van drempelfuncties. Deze functies komen uit het CBBS (claim- en borgingsysteem) van het UWV. Het CBBS is een systeem van het UWV dat de beschrijvingen bevat van enkele duizenden van de meest voorkomende functies in Nederland.
Telefonist, receptionist | Productiemedewerker industrie |
Receptionist, baliemedewerker | Inpakker handmatig |
Productiemedewerker textiel | Productiemedewerker metaal/elketro-ind. |
Medewerker groen en terrein verzorging | Huishoudelijke medewerker gebouwen |
Samensteller elektrotechnische apparatuur | Medewerker tuinbouw |
Besteller post/pakketten | Medewerker autowasstraat |
Parkeercontroleur | Medewerker kleding en textielreiniging |
Portier/toezichthouder |
Als iemand niet in staat is door zijn beperking(en) een drempelfunctie te vervullen, dan wordt er als laatste gekeken naar de mogelijkheden van lichte ondersteuning. Hierbij gaat het om lichte oplossingen voor knelpunten op de werkplek waarin de werkgever zelf kan voorzien.
Als ook lichte ondersteuning geen oplossing biedt, dan behoort de persoon tot de doelgroep en kan hij worden opgenomen in het doelgroepregister.
Een inschrijving in het doelgroepregister is niet verplicht. Echter is een inschrijving in het doelgroepregister noodzakelijk voor het recht op loonkostensubsidie (LKS). Er kan zonder inschrijving eventueel wel recht zijn op een no-riskpolis of het lage inkomensvoordeel (LIV). Wat deze voorzieningen inhouden bespreken we later.