Persoonlijke verzorging wil zeggen ondersteuning bij algemene dagelijkse handelingen en verzorging. Voorbeelden hiervan zijn ondersteuning bij wassen, gebitsverzorging, aankleden, toiletgang of eten. Deze ondersteuning kan inhouden dat de zorg wordt overgenomen, of dat de jeugdige wordt geleerd hoe hij/zij dit zelf kan doen. Persoonlijke verzorging is bedoeld voor “jeugdigen met verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperkingen of een somatische of psychiatrische aandoening of beperking, die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt” (art. 1.1 Jeugdwet).
Onder persoonlijke verzorging verstaan we ‘verzorgende handelingen die gericht zijn op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid bij algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL)’. Het gaat vaak om jeugdigen met een ontwikkelingsachterstand, een verstandelijke- of meervoudige beperking en/of gedragsproblemen.
Zorgverzekeringswet
Als de persoonlijke verzorging zich richt op geneeskundige handelingen of handelingen met een hoog risico hierop, dan valt dit onder de Zorgverzekeringswet. Denk bijvoorbeeld aan wondverzorging, toedienen van medicijnen, sondevoeding of het wisselen van een stoma. Richt de hulp zich op (het aanleren van) van ADL taken dan valt dit onder de Jeugdwet. Heb je dit niet meer scherp? Kijk nog even terug in module 4 bij de informatie over de Zorgverzekeringswet.
Wet langdurige zorg
In sommige gevallen is de Wlz aan zet. Bij een minderjarige zal dit niet snel het geval zijn. Het gaat dan om zeer ernstig beperkte kinderen waarbij op jonge leeftijd al helder is dat er geen verbetering zal zijn en er eigenlijk geen mogelijkheid tot aanleren van vaardigheden is. Denk bijvoorbeeld aan een kind dat vanwege broze botten continu toezicht nodig heeft. Of een kind waarbij continu verstikkingsgevaar is en daarom 24 uur per dag, ook ‘s nachts, toezicht nodig is. Of een kind dat verstandelijk beperkt is en een spierziekte heeft waardoor het kind met 4 jaar nog niet kan praten, niet zindelijk is, niet zelfstandig kan verplaatsen en voortdurend toezicht nodig heeft. Deze kinderen zullen veelal eerst vanuit de Jeugdwet hulp ontvangen (vaak in de vorm van een pgb) en op een gegeven moment richting de Wlz overgaan.
Filosofiemoment: Persoonlijke verzorging kan vanuit verschillende wetten gefinancierd worden. Dit zorgt er bij gehandicapte kinderen in sommige gevallen voor dat de ouders eerst de zorgverzekering bellen, door hen naar de gemeente verwezen worden, door gemeenten verwezen worden naar de Wlz en dat hun Wlz-aanvraag daarna wordt afgewezen. Een echt ‘van het kastje naar de muur’ verhaal dus.
Hoe zou jij handelen als consulent als ouders van een gehandicapt kind zich bij jou melden met een hulpvraag voor persoonlijke verzorging?
Check, dubbelcheck
Ik weet vanuit welke wetten persoonlijke verzorging ingezet kan worden.
Zoals we al vaker besproken in deze training biedt de Jeugdwet ook ondersteuning aan ouders. Hopelijk kun je je uit het begrippenkader nog herinneren dat onder ouders de volgende personen worden gerekend: ouders met gezag, adoptiefouders, stiefouders en anderen die de jeugdige opvoeden en tot het gezin behoren. Uitgezonderd zijn pleegouders omdat zij vanuit de pleegzorginstelling ondersteuning kunnen krijgen. We beschrijven hieronder twee vormen, namelijk opvoedondersteuning en begeleide omgang.
Opvoedondersteuning
Met opvoeden wordt bedoeld: het onderhouden, verzorgen en grootbrengen van een kind in sociale, emotionele, intellectuele en morele zin. De hulp komt meestal neer op advies of begeleiding in de vorm van opvoedcursussen, trainingen of intensieve pedagogische gezinsbegeleiding.
Begeleide omgang
Naast opvoedondersteuning biedt de Jeugdwet ook de mogelijkheid tot begeleide omgang. Deze vorm van begeleiding kan bijvoorbeeld worden ingezet na een scheiding waarbij ouders moeite hebben om een goede omgangsregeling te treffen. De begeleider ondersteunt bij het maken van afspraken en bij de omgang zelf. Hierbij staat het belang van de jeugdige centraal. Begeleide omgang kan thuis maar ook op locatie plaatsvinden. Er bestaan ook zogenaamde omgangshuizen.
Verdieping: Jeugdhulp voor de ouder kan al ingezet worden voor de geboorte van de jeugdige. De hulp wordt dan aangemerkt als ‘in het belang van de ongeboren vrucht’ (artikel 2 BW). Dit is toch wel preventie optima forma, niet waar? In het programma een Kansrijke Start zet de Rijksoverheid extra in op goede ondersteuning van jeugdigen en ouders in de eerste 1000 dagen. Hier wordt breder gekeken dan alleen de Jeugdwet. Zo wordt er ook ingezet op de stress van armoede, schulden en psychosociale problemen die invloed kunnen hebben op de ontwikkeling van een kind.
Check, dubbelcheck
Ik weet wie er begeleiding vanuit de jeugdwet kan krijgen.
Ik weet op wat voor soort vragen je begeleiding in kan zetten.
Begeleiding is nadrukkelijk geen behandeling zoals we bij de Jeugd-ggz hebben beschreven. Bij behandeling gaat het om het inzetten van een specifieke behandelmethode met gedragsverandering tot gevolg. Begeleiding zit ‘m veel meer in het ondersteunen, aanleren en inslijten van gedrag in het dagelijks leven. Bijvoorbeeld het zelfstandig uitvoeren van Algemeen Dagelijkse Levensverrichtingen (ADL), regie voeren over en structureren van eigen leven, omgaan met beperkingen en mogelijkheden van iemands stoornis of het aanleren van sociale vaardigheden. Soms is begeleiding voorliggend aan behandeling. Maar begeleiding kan ook juist nodig zijn om aangeleerd gedrag vanuit een behandeling in het dagelijks leven in te slijten.
Begeleiding is in principe een leerproces met een doel en eindpunt. Al kan in sommige situaties begeleiding nodig blijven (bijvoorbeeld bij een licht verstandelijke beperking). Het kan hierin lastig zijn om te bepalen wanneer de hulp voldoende is geweest en wanneer hulp nog echt noodzakelijk is. Probeer altijd scherp te zijn op het doel achter de hulp en hoe aan dat doel gewerkt wordt.
Individuele begeleiding en begeleiding groep
Afhankelijk van de aard van de doelen of de specifieke omstandigheden van de jeugdige wordt de begeleiding op maat gemaakt voor de jeugdige. De begeleiding kan zowel individueel worden gegeven of in groepsverband.
In dit geval betekent individueel niet dat de begeleiding altijd één op één aan de jeugdige wordt gegeven. Begeleiding kan zich ook heel goed richten op andere gezinsleden. Het gezin leert dan bijvoorbeeld hoe zij het beste kunnen omgaan met de stoornis van hun kind, broertje of zusje waardoor de gezinssituatie weer normaliseert.
Omdat er zoveel verschillende vormen en doelen van begeleiding zijn, noemen we hieronder een aantal heel diverse voorbeelden.
Begeleiding groep is gericht op het aanleren/trainen van vaardigheden in, je raadt het al, groepsverband. De interactie met anderen kan de effectiviteit van het “leren” versterken. Voorbeelden hiervan zijn:
Agressie regulatie trainingen
Sociale vaardigheidstrainingen
Opvoedtrainingen, Triple P, pubercursussen
Leefstijltrainingen
Check, dubbelcheck
Ik weet het verschil tussen begeleiding en behandeling.
Onder de Jeugd-ggz vallen alle vormen van hulp (consult en behandeling) voor jeugdigen met problemen die kunnen duiden op een psychische stoornis.
Denk hierbij aan: ontwikkelingsstoornissen (bijv. autisme, ADHD), stemmingsstoornissen of depressies, eetstoornissen, gedragsstoornissen, problematisch middelengebruik of verslaving, psychotische stoornissen, hechtingsstoornissen, angststoornissen.
Niet alle personen met klachten hebben Jeugd-ggz nodig. Het past bij het demedicaliseren binnen de Jeugdwet om goed na te gaan of het noodzakelijk en helpend is om Jeugd-ggz in te schakelen. In het algemeen is het pas nodig om een stoornis te behandelen, als er sprake is van disfunctioneren. De psychische stoornis is dan zo ernstig, dat de jeugdig in zijn of haar ontwikkeling wordt bedreigd. Als het goed is heb je onthouden dat de Jeugd-GGZ over gaat naar de reguliere GGZ voor volwassenen als de jeugdige 18 wordt. De volwassen GGZ wordt bekostigd vanuit de Zorgverzekeringswet.
Maar we lopen misschien wat op de feiten vooruit, want eerst moet gekeken worden óf er wel sprake is van een stoornis.
Eerst diagnostiek, dan behandeling
Behandeling zonder diagnostiek is niet mogelijk, dus voorafgaand aan behandeling wordt er een diagnose gesteld. Dit gebeurt op basis van de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM-5). In de DSM-5 worden alle stoornissen beschreven. De DSM is bedoeld om te kijken welke behandelmethode het beste past bij bepaalde problematiek.
Na de diagnose kan de jeugdige behandeld worden, bijvoorbeeld door middel van medicatie of het inzetten van bepaalde methodieken. Denk hierbij aan psycho-educatie, cognitieve gedragstherapie, systeemtherapie of vaktherapie. Behandelingen kunnen zowel ambulant (thuis of op locatie) of in een kliniek plaatsvinden. Wanneer de behandeling ambulant in een kliniek plaatsvindt wordt dit poliklinische hulp genoemd. Behandeling kan zowel individueel als in groepsverband plaatsvinden.
We zoomen nu nog even in op een aantal specifieke voorzieningen binnen de Jeugd-GGZ.
Intelligentietest
Een intelligentietest is een voorbeeld van een diagnose-instrument en wordt meestal ingezet om te bepalen welk onderwijs passend is voor een jeugdige. Wanneer een intelligentietest in het kader van passend onderwijs wordt ingezet, dan valt dit onder de zorgplicht van de scholen. De gemeente hoeft dan geen voorziening te treffen. Er zijn echter twee uitzonderingen wanneer de gemeente wel verantwoordelijk is.
De eerste uitzondering doet zich voor wanneer de onduidelijkheid over de onderwijsbehoefte veroorzaakt is door opvoedproblemen van de ouders. Bijvoorbeeld wanneer een jeugdige door handelen van diens ouders jarenlang onderwijs heeft gemist en het onduidelijk is wat er cognitief verwacht kan worden.
De tweede uitzondering is van toepassing wanneer het intelligentieonderzoek onderdeel uitmaakt van een diagnostisch proces in het kader van de jeugdhulp. Bijvoorbeeld wanneer een hulpvraag door de gemeente wordt onderzocht die breder is dan alleen onderwijs, vaak is de test dan onderdeel van het persoonlijkheidsonderzoek.
Een aantal voorbeelden van behandeling vind je hieronder. Zo krijg je een beeld van wat een behandeling kan betekenen voor iemand en hoe een behandeltraject eruitziet.
Dyslexie en Dyscalculie
Basishulp rondom Dyslexie valt in principe onder verantwoordelijkheid van de school. Ernstige dyslexie waarvoor behandeling nodig is wordt vergoed vanuit de Jeugdwet.
Dyscalculie daarentegen valt volledig onder de zorgplicht vanuit passend onderwijs.
Vaktherapie
Vaktherapie hebben we in module 4 besproken. Als vaktherapie als losse interventie wordt ingezet, dan is de aanvullende zorgverzekering voorliggend en moeten ouders dat deel dat vergoed wordt vanuit de Zorgverzekeringswet ook vanuit de Zorgverzekeringswet betalen. Dat deel dat overblijft moet alsnog vanuit de Jeugdwet betaald worden (als uit je onderzoek blijkt dat de hulp noodzakelijk is). Maar meestal is vaktherapie vanuit de Jeugd-GGZ een integraal onderdeel van een breder behandelaanbod. Dan geldt dit niet en wordt dit gewoon vanuit de Jeugdwet betaald.
Doorverwijzing vanuit de huisarts
De huisarts is een belangrijke verwijzer naar de jeugd-ggz. Zoals we al eerder bespraken valt ook de hulp doorverwezen door de huisarts onder de jeugdhulp en wordt deze bekostigd door de gemeente. Uitzondering hierop betreft de verstrekking van medicijnen tegen psychische aandoeningen (zogenaamde psychofarmaca). De medicijncontrole wordt vanuit de jeugdwet betaald, maar de medicijnen zelf worden vergoed door de zorgverzekeraar.
Check, dubbelcheck
Ik weet wanneer een jeugdige behandeling vanuit de jeugd-ggz kan krijgen.
Ik weet wanneer een gemeente verantwoordelijk is voor het inzetten van een intelligentie onderzoek.
Ik weet waar de meeste verwijzingen voor jeugd-ggz vandaan komen.
De letterlijke betekenis van ambulant is: niet plaatsgebonden. Je hoeft dus niet op een bepaalde plaats te zijn om deze vorm van jeugdhulp te ontvangen. De jeugdhulp kan bij het gezin thuis geboden worden, maar het is ook mogelijk dat de jeugdige naar de locatie van de zorgaanbieder gaat. Bij ambulante jeugdhulp woont de jeugdige thuis. Bij residentiële jeugdhulp verhuist de jeugdige (tijdelijk) naar de jeugdhulpplek. Dit kan een instelling, behandelkliniek, gezinshuis of pleeggezin zijn.
We starten met de vormen van ambulante jeugdhulp:
Jeugd-ggz, diagnostiek en behandeling
Begeleiding,
Persoonlijke verzorging,
Dyslexiezorg
en de vreemde eend in de bijt: Vervoer.
Check, dubbelcheck
Ik weet welke vormen van ambulante jeugdhulp er zijn.
Ik weet het verschil tussen ambulante en residentiële hulp
Wanneer een jeugdige van 12 jaar of ouder berecht wordt vanuit het jeugdstrafrecht kunnen zij naast een straf (jeugddetentie) ook een maatregel en jeugdhulp opgelegd krijgen. De volgende maatregelen zijn hierin mogelijk:
Jeugdreclasseringsmaatregel
PIJ-maatregel (plaatsing in een justitiële jeugdinrichting)
Gedragsbeïnvloedende maatregel
We zullen nu bespreken wanneer het jeugdstrafrecht van toepassing is, wat de maatregelen inhouden en hoe de jeugdhulp in het kader van het jeugdstrafrecht afwijkt van reguliere hulp.
Jeugd- of volwassenstrafrecht
Jeugdigen zijn cognitief nog niet volledig ontwikkeld en kunnen daarom niet altijd de gevolgen van hun gedrag overzien. Vandaar dat er voor jeugdigen van 12 t/m 18 jaar de mogelijkheid bestaat tot veroordeling binnen het jeugdstrafrecht. Het doel van jeugdstrafrecht is niet alleen straffen, maar ook zorgen dat de jeugdige leert van zijn fout(en) en deze niet zal herhalen (recidive).
Waar de ontwikkeling van een jeugdige zich bevindt, verschilt van persoon tot persoon. De rechter kan er daarom ook voor kiezen om via het adolescentiestrafrecht (ASR) het jeugdstrafrecht toe te passen op iemand van 18 t/m 23 jaar, wanneer dit aansluit bij het ontwikkelingsniveau van de jeugdige. Andersom kan op basis van het ASR ook een volwassenstraf toegepast worden vanaf 16 jaar als blijkt dat iemand in ontwikkeling ver genoeg is of het misdrijf te ernstig van aard is. De RvdK en de jeugdreclassering kunnen op verzoek van de rechter adviseren over het toe te passen recht.
Reclassering
In het jeugdstrafrecht kan de rechter begeleiding door een jeugdreclasseringswerker van een GI – oftewel jeugdreclassering –opleggen. Het doel van de jeugdreclassering is voorkómen dat jeugdigen tot meer en zwaardere criminaliteit vervallen. De begeleiding bestaat uit het ondersteunen bij het nakomen van de voorwaarden die de rechter heeft opgelegd. Ook kunnen zij het naleven van een gebiedsverbod middels een elektronische enkelband controleren.
Vormen van jeugdreclasseringsmaatregelen:
Reguliere jeugdreclassering: Samen met de jeugdige wordt een plan van aanpak opgesteld om de negatieve spiraal te doorbreken en recidive te voorkomen.
Individuele Traject Begeleiding – Criminaliteit in Relatie tot de Integratie van Etnische Minderheden: Een traject specifiek gericht op jeugdigen met een niet-westerse achtergrond die een licht vergrijp hebben begaan. De begeleiding heeft extra aandacht voor het leven tussen twee culturen en de uitdagingen van integreren.
Individuele Traject Begeleiding – Harde Kern: Voor jeugdigen die een ernstig strafbaar feit hebben gepleegd en/of al eerder met justitie in aanraking zijn geweest. Deze maatregel wordt opgelegd in plaats van jeugddetentie. Wanneer de jongere zich niet aan de afspraken houdt, wordt die alsnog gedetineerd.
De jeugdreclassering wordt uitgevoerd door een GI. Zoals je al eerder hebt geleerd, kunnen zij waar nodig aanvullende jeugdhulp inzetten voor jeugdigen die zij begeleiden.
Gedragsbeïnvloedende maatregel
Een gedragsbeïnvloedende maatregel is gericht op heropvoeding van de jeugdige om verder afglijden te voorkomen en bij te dragen aan verdere ontwikkeling. De vrijheid wordt beperkt maar de jeugdige hoeft niet naar een justitiële jeugdinrichting (JJI). Tijdens de maatregel worden er verschillende behandelingen en trainingen gevolgd. Hierbij kun je denken aan omgaan met boosheid of leren nee-zeggen tegen alcohol of drugs. Ter ondersteuning kan de rechter bepalen dat de jeugdige ´s nacht in detentie zit of onder elektronisch toezicht staat.
Jeugddetentie of PIJ-maatregel
Jeugddetentie
Jeugddetentie is een gevangenisstraf voor minderjarigen die een misdrijf hebben gepleegd. Het gaat om een straf en is bedoeld als krachtige correctie. Voor jeugdigen van 12 – 15 jaar bedraagt de maximumstraf 12 maanden. Voor 16- en 17-jarigen is dit maximaal 24 maanden.
De straf wordt uitgezeten in een justitiële jeugdinrichting. Tijdens de straf wordt actief gewerkt aan terugkeer naar de maatschappij. Er wordt een perspectiefplan opgezet met doelen die tijdens de detentie bereikt moeten worden. Er is een verplicht dagprogramma, waarbij ook onderwijs gevolgd wordt.
PIJ-maatregel
Naast of in plaats van jeugddetentie kan ook een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel) opgelegd worden wanneer er bij de jeugdige sprake is van een gebrekkige ontwikkeling of een ziekelijke stoornis. Dit is de zwaarste strafrechtelijke maatregel voor jeugdigen. Het is vergelijkbaar met TBS voor volwassenen en wordt daarom ook wel in de volksmond jeugd-TBS genoemd. Wanneer ook jeugddetentie is uitgesproken, moet deze eerst worden ‘uitgezeten’.
Een PIJ-maatregel bedraagt minimaal 2 jaar en kan worden verlengd als er sprake is van een gewelds- of zedendelict. De totale maximale duur is 6 jaar, maar als de veiligheid van de maatschappij dit vraagt kan na de maximale duur van de maatregel deze worden omgezet in terbeschikkingstelling (TBS).
De voornaamste doelen van de PIJ-maatregel zijn behandeling en (her)opvoeding van de jeugdige. Daarnaast is bescherming van de maatschappij een belangrijk doel.
Jeugdhulp in het kader van het jeugdstrafrecht
Jeugdhulp in het kader van het jeugdstrafrecht heeft zoals je wel hebt gezien een ander uitgangspunt dan reguliere jeugdhulp. Binnen het jeugdstrafrecht gaat het om het voorkómen van recidive en risicogericht behandelen. Binnen de reguliere jeugdhulp is het oplossen van een probleem of behandeling voor een stoornis doorgaans het doel.
In het strafrechtelijke kader wordt vaak systeemgerichte jeugdhulp ingezet, waarbij alle personen uit het gezin van de jeugdige bij de behandeling worden betrokken. De zorg wordt door specialistische forensische aanbieders geleverd. Daarnaast zie je vaak dat er een Scholings- en trainingsprogramma (STP) wordt ingezet vanuit de Jeugdwet om de jeugdige voor te bereiden op terugkeer in de maatschappij. Daarnaast is hulp vaak een voorwaarde voor (voorwaardelijke) vrijlating aan het einde van de detentie. Een jeugdige moet bijvoorbeeld verplicht behandeld worden of begeleid wonen. Zolang dit nog onderdeel is van de maatregel, dan is dit jeugdhulp. Zowel functionarissen binnen de justitiële jeugdinrichting, het Openbaar Ministerie, de Rechter en de Jeugdreclassering (GI) kunnen bepalen welke hulp nodig is.
De gemeente heeft geen inspraak in de inzet van de jeugdhulp, maar is wel financieel verantwoordelijk. Daarnaast is de gemeente natuurlijk verantwoordelijk om te zorgen dat er voldoende aanbod is voor deze doelgroep. Vaak vraagt dit om maatwerk en is dit niet 1,2,3 geregeld. Daarom is het belangrijk dat de JJI en GI tijdig met de juiste gemeente schakelen om de hulp te organiseren. Is de hulp niet op tijd geregeld dan verhoogt dit de kans op recidive.
Omdat dit een buitengewoon bijzondere categorie van jeugdhulp is roept het vaak veel vragen op. Daarom nog even de belangrijkste opvallendheden op een rijtje:
Omdat iemand tot 23 jaar berecht kan worden binnen het jeugdstrafrecht, kan de jeugdhulp die in dat kader nodig is dus ook na 23 jaar nog nodig zijn. Er zijn daardoor jeugdigen die tot wel 27 jaar oud jeugdhulp ontvangen in dit kader!
Alle hulp die nodig is vanuit dit kader is jeugdhulp. Ook als de hulp normaal gesproken onder een andere wet zou vallen. Behandeling valt bijvoorbeeld voor iedereen vanaf 18 jaar onder de Zvw, behalve bij deze categorie jeugdigen. Dan is dit nog steeds Jeugdwet. Daarnaast is begeleid of beschermd wonen vaak een voorwaarde voor jeugdigen voor (voorwaardelijke) vrijlating. Normaal gesproken zou dat onder de Wmo vallen, maar in dit geval valt dat dus ook onder de Jeugdwet! In de praktijk vraag je je collega Wmo waarschijnlijk om te ondersteunen bij het vinden van een juiste plek, maar komt de financiering vanuit het jeugdbudget.
En dan als laatste het woonplaatsbeginsel. Als een jeugdige in een justitiële jeugdinrichting wordt geplaatst, dan is de gemeente van herkomst verantwoordelijk voor de jeugdhulp. Ook als de jeugdige in een andere gemeente uitstroomt en bijvoorbeeld begeleid gaat wonen, dan blijft de gemeente van herkomst verantwoordelijk zolang de maatregel van kracht is.
Check, dubbelcheck
Ik weet wanneer het jeugdstrafrecht van toepassing is en ik kan uitleggen wat ASR betekent in dit kader.
Ik kan de verschillende maatregelen noemen die in het kader van het jeugdstrafrecht uitgesproken kunnen worden.
Ik kan het verschil benoemen als het gaat om de doelstelling van jeugdhulp in het kader van het strafrecht en reguliere jeugdhulp.
Gesloten jeugdhulp wordt ook wel JeugdzorgPlus genoemd. Het is bedoeld voor jeugdigen met ernstige (gedrags)problemen, die bescherming tegen zichzelf of tegen anderen nodig hebben. Vaak gaat het om jeugdigen die op jonge leeftijd al een opeenstapeling aan problemen hebben en waarbij reguliere hulp onvoldoende helpt. Zij zijn een risico voor anderen bijvoorbeeld vanwege agressie problemen. Of zij zijn een risico voor zichzelf vanwege bijvoorbeeld suïcidale neigingen. Soms is de omgeving een gevaar voor hun, bijvoorbeeld bij mensenhandel of eerwraak.
Voor dit soort jeugdigen is het van belang dat zij zich niet aan behandeling kunnen onttrekken en daarom worden zij in een gesloten omgeving geplaatst. Het doel van gesloten jeugdhulp is dat de jeugdige weer op een gezonde en veilige manier kan terugkeren in de maatschappij. Dit doel wordt bereikt door middel van behandeling om een gedragsverandering te realiseren.
Dit is een vrijheidsbeperkende maatregel. Zoals je zult begrijpen is gesloten jeugdhulp de meest extreme vorm van verblijf in een instelling en dit wordt dan ook alleen ingezet als andere voorzieningen geen oplossing bieden. Uitgangspunt is dat het verblijf zo kort mogelijk is, maar zo lang duurt als noodzakelijk is.
Gedwongen gesloten plaatsing
Net als bij een kinderbeschermingsmaatregel heeft de Raad voor de Kinderbescherming ook bij de (gedwongen) gesloten jeugdhulp een belangrijke rol. De Raad doet onderzoek en kan daarna een verzoek indienen voor een machtiging gesloten jeugdhulp bij de kinderrechter. Gesloten jeugdhulp is namelijk alleen mogelijk met zo’n machtiging. De rechter beoordeelt of:
Jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren, én
de opname en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
Als de kinderrechter een machtiging gesloten jeugdhulp heeft uitgesproken, kan er voor de jeugdige een plek worden gezocht binnen een JeugdzorgPlus instelling. Naast een machtiging gesloten jeugdhulp kan de kinderrechter ook een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp verlenen. Hierin staan voorwaarden waar de jeugdige zich aan moet houden en als de jeugdige zich eraan houdt, dan hoeft hij/zij niet (opnieuw) naar de gesloten instelling.
Vrijwillig gesloten plaatsing
Doordat een machtiging van de rechter nodig is, zou je kunnen denken dat een gesloten plaatsing alleen mogelijk is vanuit het gedwongen kader, maar dat is niet zo. Als gezagdragers (ouders, voogd) achter de gesloten plaatsing staan (denk bijvoorbeeld aan loverboyproblematiek), kan deze ook aangevraagd worden vanuit het vrijwillig kader. Maar omdat het gaat om een vrijheidsbeperkende maatregel van een jeugdige, moet alsnog een machtiging bij de rechtbank gevraagd worden voor de gesloten plaatsing. Bij een vrijwillig gesloten plaatsing doet de gemeente het onderzoek en vraagt de rechterlijke machtiging aan. Het komt geregeld voor dat jij als jeugdprofessional hiermee te maken krijgt.
Filosofiemomentje: De gesloten jeugdhulp komt de laatste tijd vaak negatief in het nieuws. Volgens sommige doet ze meer kwaad dan goed. De gesloten jeugdhulp is vanuit het detentiewezen opgezet en lijkt daardoor soms meer op een gevangenis dan een behandelsetting. Ook is gebleken dat er vaak onvoldoende onderwijs en behandeling op maat werd geboden.
Regelmatig worden jeugdigen in deze setting geplaatst omdat er geen juist aanbod voor ze is en de hulpverlening simpelweg niet weet hoe ze de jongere kunnen helpen. Deze hulp is in de jeugdzorgplus setting dan niet ineens wél beschikbaar. Het enige dat is geregeld is dat zij zichzelf of anderen niets aan kunnen doen.
In 2022 heeft deze kritiek haar hoogtepunt bereikt. Lees bijvoorbeeld onderstaande verhalen:
Het is natuurlijk verschrikkelijk dat wij deze kinderen niet op de juiste manier hebben kunnen ondersteunen. Inmiddels wordt de Jeugdzorgplus omgevormd om deze problemen te tackelen. Er wordt gefocust op het verminderen van zaken als fixatie en isolatie en het zoveel mogelijk bieden van hulp in open setting. Het aantal jeugdigen in gesloten jeugdhulp neemt ook al jaren af. Lees bijvoorbeeld eens deze publicatie over de ombouw van het Jeugdzorgplus stelsel.
Tegelijkertijd blijven we kampen met een aantal grote problemen. Personeelstekorten op de groepen. Gebrek aan passende verblijfsplekken (bijvoorbeeld beschermd wonen) om weer uit te stromen. Gebrek aan passende GGZ zorg bij complexe problematiek. Wachtlijsten binnen de jeugdhulp. Het aanpassen van Jeugdzorgplus vraagt dus ook om veel aanpassingen buiten de Jeugdzorgplus.
Kun jij bedenken wanneer Jeugdzorgplus nodig is en helpend is voor een kind?
Kun jij oplossingen bedenken hoe de Jeugdzorgplus op een goede manier georganiseerd kan worden?
Denk jij dat we in de toekomst helemaal zonder gesloten jeugdhulp kunnen?
Check, dubbelcheck
Ik kan op een verjaardag uitleggen wat gesloten jeugdhulp is, wanneer en hoe het wordt ingezet.
Ik ken de argumenten van voor- en tegenstanders en heb hier zelf ook over nagedacht.
Zoals we eerder hebben verteld, kan één van de uitkomsten van de jeugdbeschermingstafel zijn dat de RvdK een onderzoek doet. Als de Raad beslist dat de ontwikkeling van de jeugdige ernstig in gevaar is, kan de Raad een verzoek bij de kinderrechter indienen voor een kinderbeschermingsmaatregel. Een kinderbeschermingsmaatregel kan alleen worden opgelegd door de kinderrechter. Het gaat hierbij dus om het gedwongen kader oftewel dwang.
Een kinderbeschermingsmaatregel wordt alleen opgelegd wanneer:
er zorgen zijn over het veilig opgroeien van de jeugdige, én;
vrijwillige hulp onvoldoende effect heeft of niet wordt geaccepteerd.
De kinderbeschermingsmaatregel wordt uitgevoerd door een Gecertificeerde Instelling (kortweg GI). In module 2 en 3 is uitgelegd wat en wie de gecertificeerde instellingen zijn.
Er zijn twee soorten kinderbeschermingsmaatregelen:
een ondertoezichtstelling (ots)
een gezagsbeëindigende maatregel
Ondertoezichtstelling
Een ondertoezichtstelling gaat minder ver dan een gezagsbeëindigende maatregel. Bij een ondertoezichtstelling behouden de ouders het gezag over de jeugdige. Er is een jeugdbeschermer vanuit een Gecertificeerde Instelling betrokken die advies geeft over de opvoeding en de inzet van hulp. De ouders en jeugdige moeten hieraan meewerken.
Een ondertoezichtstelling duurt maximaal 1 jaar. Hierna kan de kinderrechter de maatregel met maximaal 1 jaar verlengen. Gaat het beter met een kind, dan kan geconcludeerd worden dat de maatregel niet verlengd hoeft te worden. Maar het kan ook dat er juist wordt geadviseerd om het gezag te beëindigen.
Voorlopige ondertoezichtstelling
De RvdK kan een voorlopige ondertoezichtstelling aanvragen als deze vindt dat de situatie van de jeugdige zo ernstig is, dat er meteen ingegrepen moet worden. De kinderrechter kan dan op advies van de RvdK een voorlopige ondertoezichtstelling afgeven. Dit gaat meestal gepaard met uithuisplaatsing. De jeugdige krijgt dan al een jeugdbeschermer, terwijl het raadsonderzoek nog niet is afgerond en de raadsonderzoeker uitgebreider onderzoek doet. Een voorlopige ondertoezichtstelling kan maximaal 3 maanden duren.
Uithuisplaatsing
Soms kunnen de de doelen van een ondertoezichtstelling niet bereikt worden als het kind thuis blijft wonen. Als ouders het hier niet mee eens zijn, dan kan er een uithuisplaatsing bij de rechter aangevraagd worden. De kinderrechter kan een machtiging voor uithuisplaatsing afgeven. Met zo’n machtiging krijgt een GI toestemming om de jeugdige in een ander (pleeg)gezin of instelling te plaatsen. Een machtiging uithuisplaatsing kan tegelijk met een ondertoezichtstelling aangevraagd worden of tijdens het traject van een ondertoezichtstelling.
We kijken nu door de bril van het gedwongen kader. Niet iedere uithuisplaatsing is gedwongen. Vaak zijn ouders en/of jeugdige het ermee eens dat verblijf bij een pleeggezin of instelling beter is. Dit gebeurt dan gewoon in het vrijwillig kader zonder tussenkomst van de RvdK of rechter.
Gezagsbeëindigende maatregel
Anders dan bij een ondertoezichtstelling wordt bij een gezagsbeëindigende maatregel het gezag van de ouder(s) beëindigd. Ook hierbij doet de RvdK eerst onderzoek en verzoekt de kinderrechter daarna om deze maatregel. In de praktijk zal een gezagsbeëindigende maatregel vooraf worden gegaan door een ots, maar dat hoeft niet.
Als de rechter deze maatregel uitspreekt, mogen de ouders geen beslissingen meer nemen over de jeugdige. In principe duurt deze maatregel tot de jeugdige 18 jaar is geworden en volwassen is. Omdat een minderjarige altijd een wettelijk vertegenwoordiger nodig heeft, krijgt de jeugdige een voogd toegewezen.
In de praktijk gaat een gezagsbeëindigende maatregel meestal samen met een uithuisplaatsing. Dit omdat het binnen het gezin ontbreekt aan een ouder die gezag kan voeren.
In principe wordt het gezag van de ouders beëindigd voor onbepaalde tijd. Maar voordat hun kind 18 jaar is geworden kunnen ouders bij de rechter herstel in gezag aanvragen. Als een ouder van mening is dat de situatie veranderd is, en dat zij wel de verantwoordelijkheid kunnen dragen, is zo’n aanvraag mogelijk. De rechter zal echter vooral kijken of het gezagsherstel in het belang van het kind is. Dit zal in de praktijk betekenen dat wanneer de maatregel al langer loopt, de rechter niet snel tot gezagsherstel zal besluiten (denk ook aan de publicaties die er nu zijn naar aanleiding van de uithuisplaatsingen bij de toeslagenaffaire).
Verdieping Onlangs is de richtlijn over uithuisplaatsing en terugkeer naar huis aangepast. Een klein voorbeeld van de aanpassingen; eerst werd geadviseerd dat als een jeugdige een jaar uit huis was geplaatst het onwenselijk was om de jeugdige nog terug te plaatsen. In de praktijk zijn er echter enorme wachtlijsten binnen de jeugdbescherming en jeugdhulp. Het jaar was al verstreken voordat de hulp voor ouders goed en wel was opgestart. Terugkeer werd hierdoor praktisch onmogelijk ook al wilden ouders hieraan meewerken. In de nieuwe richtlijn is meer aandacht gekomen voor terugkeer. Lees hier de nieuwe richtlijn.
v
Voogdij
Zoals net al aangegeven. Een jeugdige heeft een wettelijk vertegenwoordiger nodig. Wanneer de ouders geen ouderlijk gezag (meer) hebben, is dat een voogd. Een voogd is iemand die gezag heeft over een jeugdige, terwijl deze persoon geen ouder is van de jeugdige. Dit kan een voogd vanuit de GI zijn, maar ook een ander gezinslid of bijvoorbeeld een pleegouder. Een voogd moet wel officieel benoemd worden.
Naast een gezagsbeëindigende maatregel kan er ook een gezagsvacuüm ontstaan door andere redenen, bijvoorbeeld als er met één ouder geen contact meer is en de andere ouder overlijdt.
Er zijn verschillende soorten voogdij:
Voogdij door een Gecertificeerde Instelling. De jeugdige groeit op in een pleeggezin of tehuis en een voogd vanuit een Gecertificeerde Instelling neemt beslissingen over (de opvoeding van de) jeugdige.
Voogdij door één persoon. Deze voogd is verantwoordelijk voor de verzorging en opvoeding van de jeugdige, maar hoeft dit niet zelf te doen. De jeugdige kan ook in een pleeggezin wonen.
Gezamenlijke voogdij. De voogden zijn verantwoordelijk voor de jeugdige en zijn zelf verantwoordelijk voor de opvoeding en verzorging van de jeugdige. Ook zijn ze verantwoordelijk voor de kosten.
Voogdij stopt wanneer de jeugdige 18 jaar is geworden, want op dat moment is de jeugdige voor de wet volwassen.
Check, dubbelcheck
Ik weet wat een kinderbeschermingsmaatregel inhoudt.
Ik weet het verschil tussen een ondertoezichtstelling en een gezagsbeëindigende maatregel.
Zoals we net ook al even kort vertelden kan de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) een situatie van een jeugdige onderzoeken. De RvdK is een landelijke organisatie van de overheid die taken uitvoert in het kader van jeugdbescherming en jeugdstrafrecht en -reclassering. De RvdK wordt ingeschakeld wanneer er ernstige zorgen zijn over de opgroei- en opvoedsituatie van een kind tussen de 0 en 18 jaar oud.
Het inschakelen van de RvdK
De RvdK kan over het algemeen alleen rechtstreeks ingeschakeld worden door de volgende instellingen:
Politie
Rechters
Gemeente
Gecertificeerde Instellingen
Veilig Thuis
Andere instanties en personen kunnen alleen de RvdK rechtstreeks inschakelen als het gaat om een acute en ernstig bedreigende situatie voor de jeugdige.
Wettelijke taken
De RvdK houdt zich bezig met:
Bescherming: Situaties waarin de ontwikkeling van een kind in gevaar komt. De RvdK doet onafhankelijk onderzoek en kan de rechter verzoeken om in te grijpen als een kind niet meer veilig thuis kan wonen.
Straf: Situaties waarin een jeugdige vanaf 12 jaar verdacht wordt van een strafbaar feit of als er sprake is van schoolverzuim. De RvdK doet dan onderzoek en adviseert de rechter over een passende straf of passende hulp.
Gezag en omgang: Situaties wanneer scheidende ouders er samen niet uitkomen over wat het beste is voor de jeugdige. De rechter kan in dit geval advies vragen aan de RvdK als deze zich zorgen maakt over de jeugdige. De Raad voert onderzoek uit en adviseert de rechter over het gezag van de ouders, de omgang met de jeugdige en de verblijfplaats.
Afstand, Screening, Adoptie en Afstammingsvragen (ASAA): Situaties waarin ouders een kind willen afstaan, de zorg van een kind willen overnemen of willen adopteren. Ook in deze situatie doet de RvdK onderzoek en geeft advies.
Check, dubbelcheck
Ik weet nu wat de Raad voor de Kinderbescherming is.
Ik weet nu wie de Raad voor de Kinderbescherming rechtstreeks mag inschakelen.
De jeugdbeschermingstafel is eigenlijk het overgangsmoment van het vrijwillig kader richting het gedwongen kader. Als de jeugdprofessional het vrijwillig kader ontoereikend vindt en denkt dat een kinderbeschermingsmaatregel uitkomst kan bieden, dan kan de jeugdprofessional een gezin bij de jeugdbeschermingstafel bespreken.
Wanneer komt de jeugdbeschermingstafel bijeen?
De tafel komt bijeen als een betrokken hulpverlener denkt dat:
De gezinssituatie van de jeugdige onveilig is;
Vrijwillige hulpverlening niet voldoende lijkt te zijn;
Een kinderbeschermingsmaatregel mogelijk nodig is.
Wie zitten er aan de tafel?
De volgende personen nemen (over het algemeen) deel aan het gesprek:
De jeugdige (van 12 jaar of ouder);
Ouder(s);
De professional die de melding heeft gedaan. Dit kan ook de jeugdprofessional van de gemeente zijn;
Betrokken hulpverlening;
De betrokken jeugdprofessional vanuit de gemeente;
Iemand uit het netwerk die betrokken is bij het gezin ;
Vertegenwoordiger van de Raad van Kinderbescherming en eventueel raadsonderzoeker;
Voorzitter van de tafel (vaak iemand van de gemeente, bijvoorbeeld de coördinator van het jeugdteam);
Secretaris van de tafel.
Uitkomsten jeugdbeschermingstafel
Het gesprek aan de jeugdbeschermingstafel heeft drie mogelijke uitkomsten:
Hulp vanuit het vrijwillig kader is voldoende of moet eventueel worden aangepast om de situatie van het kind te verbeteren.
Er vindt nu nog geen onderzoek door de Raad van Kinderbescherming plaats, maar de hulpverlening die het gezin al ontvangt (of gaat ontvangen) wordt ‘scherper’ neergezet. Er worden doelen en afspraken gemaakt en er wordt gemonitord of het gezin zich houdt aan de afspraken. Is dit niet het geval, dan wordt er alsnog een raadsonderzoek ingesteld. Deze uitkomst is te beschouwen als drang.
Er wordt een onderzoek gestart door de Raad voor de Kinderbescherming. Er wordt dan onderzocht of een kinderbeschermingsmaatregel noodzakelijk is. Wat een kinderbeschermingsmaatregel is, wordt later in deze module uitgelegd.
Verzoek tot Onderzoek (VTO)
Het is de gemeente (of Veilig Thuis, of GI) die een Verzoek tot Onderzoek (VTO) bij de RvdK indient. Op basis daarvan start de RvdK het onderzoek. Het voorlopige VTO dient als onderlegger voor de jeugdbeschermingstafel. Als besloten wordt dat een onderzoek nodig is, dan wordt het VTO definitief.
Drang
Je zult begrijpen dat de jeugdbeschermingstafel wordt gezien als drang middel. Ouders kunnen geen nee zeggen tegen de gemaakte afspraken, want de consequentie daarvan is dat er alsnog een raadsonderzoek wordt opgestart. Wel is het zo dat de nadruk tijdens de jeugdbeschermingstafel ligt op het oplossen van de problemen in het vrijwillig kader en juist het voorkomen van een kinderbeschermingsmaatregel.
Check, dubbelcheck
Ik weet nu wat een jeugdbeschermingstafel is en wanneer deze bijeenkomt.
Ik weet nu wie er aan een beschermingstafel zitten.
Ik ken de mogelijke uitkomsten zijn van een beschermingstafel.
Ik zie het verband tussen drang en de beschermingstafel.
We gebruiken cookies voor een goede werking van onze website. Met het plaatsen van deze cookies verzamelen we geen persoonsgegevens! Voor meer informatie bekijk ons cookiebeleid.AkkoordCookiebeleid