Hiervoor is besproken wat er gedaan wordt om de kwaliteit van jeugdzorgmedewerkers te borgen. Ook hebben we toegelicht hoe signalen rondom de veiligheid van de jeugdige worden gebundeld en waar nodig onderzocht.
Het uitgangspunt van jeugdhulp is vanzelfsprekend, dat dit vrijwillig gebeurt en dat ouders en jeugdige het hier mee eens zijn (zie ook module 3 pagina 13). We noemen de hulp die gezinnen dan krijgen: hulp vanuit het vrijwillig kader.
Maar wat nu als er wel grote zorgen zijn, maar het gezin ziet het minder somber in en wil geen hulp? Uiteindelijk kan er dan gedwongen hulp ingezet worden, vanuit het gedwongen kader, dwang dus.
Maar nét voor het gedwongen kader is er een bijzondere categorie binnen het vrijwillig kader en dit noemen we drang. Je begrijpt dat zeker dwang, maar ook drang wel het uiterste redmiddel is, waarbij je eerst alle andere mogelijkheden onderzoekt.
Wat is drang
Drang valt zoals net gezegd binnen het vrijwillig kader. Kenmerkend voor drang is: vrijwillig maar niet vrijblijvend. De hulp is weliswaar vrijwillig, maar aan het niet aanvaarden van de hulp zitten consequenties (niet zo heel vrijwillig dus). Als ouders bijvoorbeeld besluiten te stoppen met de hulp, dan is een mogelijke consequentie dat er een onderzoek bij de Raad voor de Kinderbescherming wordt gestart.
Filosofiemomentje: Er is nogal wat te doen over dwang en drang. Denk aan wat er besproken wordt over de uithuisgeplaatste kinderen rond de toeslagenaffaire. Het gaat hierbij om ruim 1600 kinderen die vanuit dwang (dus met een uitspraak van de rechter) uithuisgeplaatst zijn, maar vermoedelijk om nog meer kinderen die vrijwillig (maar waarschijnlijk wel met drang) uit huis zijn geplaatst.
Denk eens na over de volgende stellingen:
Het is logisch dat ouders zich gechanteerd voelen, als ze moeten meewerken om een onderzoek bij de Raad voor de Kinderbescherming te voorkómen.
Drang is een oneigenlijk middel, waarbij ouders en kind niet voldoende rechtsbescherming ontvangen.
Een jeugdprofessional heeft geen keus: als het misgaat mag hij of zij zelf voor de tuchtrechter verschijnen. Dus bij twijfel: geen risico nemen.
Uiteindelijk moeten de veiligheid van het kind vooropstaan. In dat kader zijn alle middelen geoorloofd.
En voel je de dilemma’s? Van de jeugdprofessional en van de ouders? Het is absoluut geen makkelijk vak; jeugdprofessional.
Dwang
In het vervolg van deze module gaan we uitgebreid in op dwang. Bij dwang komt de kinderrechter eraan te pas en wordt hulp verplicht opgelegd. Dit noemen we het gedwongen kader. Het gaat dan om de inzet van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. Herinner je deze twee termen nog uit het begrippenkader? We zullen in de rest van de module uitleggen hoe de veiligheid van kinderen gewaarborgd wordt, welke organisaties hierbij betrokken zijn en hoe er besloten wordt tot de inzet van deze zware vorm van jeugdhulp. En we starten met de rol van de jeugdbeschermingstafel.
Check, dubbelcheck
Ik weet wat het verschil is tussen het vrijwillig en gedwongen kader.
Oké, we weten nu hoe de kwaliteit van professionals gewaarborgd wordt en hoe er met de VIR gezorgd wordt voor meer informatie tussen professionals onderling.
Nu gaan we kijken wat een professional moet doen bij vermoedens van een onveilige situatie voor een jeugdige. We hebben het hier specifiek over kindermishandeling en huiselijk geweld. Onder huiselijk geweld valt onder andere:
Partnergeweld
Ouderenmishandeling
Vechtscheiding
Huwelijksdwang en achterlating
Stalking
Eergerelateerd geweld
Seksueel geweld
Vrouwelijke genitale verminking
Meldcode Huiselijk geweld en Kindermishandeling (verder meldcode)
De meldcode ondersteunt professionals bij het signaleren van en omgaan met vermoedens van huiselijk geweld en kindermishandeling. Specifiek bij de afweging om wel of niet een melding te doen bij Veilig Thuis, het advies en meldpunt voor huiselijk geweld. Er wordt van iedere jeugdprofessional verwacht dat je de meldcode kunt doorlopen. Daarnaast heeft vrijwel iedere gemeente aandachtsfunctionarissen kindermishandeling en huiselijk geweld die je hierbij kunnen ondersteunen (dit zijn meestal collega jeugdprofessionals). Bij het doorlopen van de meldcode wordt in vijf stappen bepaald of een melding bij Veilig Thuis moet worden gedaan of dat een andere actie nodig is.
De stappen zijn:
In tegenstelling tot het afgeven van een signaal in de VIR is het bij de meldcode wel verplicht om contact tehebben met het gezin (zie stap 3). De professional is verplicht om zijn waarnemingen te delen. De reactie van het gezin wordt opgenomen in de uiteindelijke melding als het hiervan komt.
De uiteindelijke afweging moet zorgvuldig gemaakt worden vanwege de gevolgen voor de betrokkenen. Het uitgangspunt is, dat een melding noodzakelijk is wanneer er sprake is van acute of structurele onveiligheid. In andere situaties moeten andere vormen van hulp eerst onderzocht worden.
Bij vermoedens van acute of structurele onveiligheid is het verplicht een melding te maken voor professionals in:
de (gezondheids)zorg;
het onderwijs;
de kinderopvang;
de maatschappelijke ondersteuning ;
de jeugdhulp;
justitie.
Dit is vastgelegd in de Wet verplichte meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling. Wat een beetje verwarrend is, is dat deze wet vooral andere wetten aanpast. Je kunt de wet dus eigenlijk niet zelfstandig lezen (behalve voor de begripsbepalingen). Kijk ook even in de Jeugdwet (art. 4.1.7) en Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (art. 3.3), daar zie je hoe deze Wet verwerkt is in deze wetten.
Meldcode, melding Veilig Thuis en VIR
NB het één hoeft het ander niet uit te sluiten. Het is zelfs heel logisch dat als je overweegt om een melding te doen bij Veilig Thuis (en dus de meldcode toepast), dat je ook een signaal afgeeft in de verwijsindex. Zo wordt voorkómen dat het feit dat jij je ernstig zorgen maakt niet terecht komt bij een andere professional die zich ook ernstig zorgen maakt.
Veilig Thuis
Zoals we al een aantal keer hierboven benoemden, moeten meldingen in het kader van huiselijk geweld en kindermishandeling gedaan worden bij Veilig Thuis. Dit is in Nederland dé organisatie die onderzoek doet naar acute of structurele onveiligheid van kinderen en volwassenen in hun thuissituatie en die erop toeziet dat er ingezet wordt op langdurige en stabiele veiligheid. Daarnaast kunnen professionals anoniem schakelenen advies vragen aan Veilig Thuis omtrent de gezinnen waar veiligheidsproblemen spelen. Overigens kunnen ook inwoners een melding doen bij Veilig Thuis, het hoeft dus niet altijd te gaan om professionals.
Veilig Thuis onderzoekt de meldingen om te kijken of er daadwerkelijk sprake is van acute of structurele onveiligheid. Veilig Thuis mag in dit kader met alle betrokkenen overleggen en informatie opvragen die relevant is voor hun onderzoek. Als er sprake is van acute onveiligheid, dan kunnen ze maatregelen treffen om de veiligheid direct te herstellen. Veilig Thuis verleent zelf geen hulp, dus zij zullen erop toezien dat de juiste instantie betrokken wordt om de veiligheid te herstellen. Zij kunnen ook het overleg tussen de betrokken hulpverleners organiseren om te zorgen dat de hulp beter aansluit.
Meestal zal de gemeente aan zet zijn om de daadwerkelijke hulp te verlenen of in te zetten. Soms zijn gezinnen nog niet bekend bij de gemeente. Dit kan zijn als meldingen via een andere route dan de gemeente worden gemeld en het gezin open staat voor hulp (bijvoorbeeld meldingen via de politie). De gemeente gaat dan in gesprek met het gezin om te kijken welke hulp nodig is. Meestal is de gemeente al betrokken en wordt er al hulp ingezet. Meldingen worden dan vooral gedaan zodat Veilig Thuis het onderzoek naar de veiligheid kan doen (verregaander dan jij als jeugdprofessional mag) en om te zorgen dat structurele onveiligheid gemonitord wordt door Veilig Thuis. Als blijkt dat het gezin niet meer vrijwillig mee wil werken aan hulp, dan kan Veilig Thuis ook samen met de gemeente optrekken om een Verzoek Tot Onderzoek (VTO) in te dienen bij de Raad voor de Kinderbescherming om te kijken of gedwongen hulp nodig is (hierover straks meer).
Veilig Thuis is een landelijk begrip maar een regionale organisatie. Elke regionale afdeling maakt afspraken over de samenwerking met de gemeenten in de regio. Sommige regio’s werken bijvoorbeeld veel meer samen met het wijkteam, dan in andere regio’s. Ook worden afspraken gemaakt over wie welke rol heeft bij bijvoorbeeld crisissituaties en hoe dan zo snel mogelijk de juiste hulp ingezet kan worden. Het is daarom altijd goed om je te oriënteren op de samenwerkingsafspraken in jouw regio met Veilig Thuis.
Check, dubbelcheck
Ik weet wanneer een professional volgens de meldcode een melding moet maken.
Ik snap de rol van Veilig Thuis bij een melding van signalen van kindermishandeling of huiselijk geweld.
We hebben nu gezien hoe de kwaliteit van individuele professionals wordt gewaarborgd. Maar hoe zit dat met de samenwerking tussen meerdere professionals? In de jaren negentig hebben er een aantal tragische incidenten plaatsgevonden (Maasmeisje en zaak Savanna), die zelfs tot de dood van een aantal kinderen hebben geleid. In deze schrijnende zaken bleek dat de communicatie tussen verschillende professionals slecht of afwezig was. Men wist niet van elkaar dat ze ook betrokken waren bij een gezin. De Verwijsindex Risicojongeren (VIR) is opgezet om dit soort incidenten te voorkómen, omdat professionals in ieder geval weten wie zich nog meer zorgen maakt om een kind in een gezin.
Wat is de VIR?
De VIR is een landelijk digitaal systeem, een verwijsindex, waarin professionals risicosignalen registreren. Wanneer er op naam van een jeugdige meerdere signalen afgegeven worden, krijgen de betrokken professionals een melding zodat ze weten wie de zorgen deelt of wie nog meer betrokken is. Hierdoor kunnen problemen vroegtijdig gesignaleerd worden. Het is wettelijk verplicht om aan te sluiten bij de verwijsindex, maar een professional is niet verplicht om een signaal daadwerkelijk in de VIR te plaatsen. Er hoeft overigens geen toestemming gevraagd te worden aan de jeugdige of ouder om een signaal te kunnen afgeven. Het beroepsgeheim mag in die zin worden doorbroken. In de normale omgangsvormen zou je wel verwachten dat ouders/jeugdige op de hoogte gesteld worden van de signalering in de VIR.
Een signaal registreren in het VIR?
Hoewel de VIR een landelijke index is zijn er meerdere systemen waarmee een melding gemaakt kan worden. In grote delen van Gelderland en Overijssel wordt er bijvoorbeeld gewerkt met Multi signaal.
Organisaties werkzaam in de jeugdhulp, (jeugd)gezondheidszorg, het onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen, en politie en justitie maken gebruik van de VIR. Zij maken hierover afspraken met de gemeente. Daarnaast stellen zij meldingsbevoegde functionarissen aan die mogen registreren bij een redelijk vermoeden dat het kind te maken heeft met één of meer van de genoemde risico’s in de Jeugdwet (artikel 7.1.4.1). Voorbeelden zijn: vernederende behandeling of verwaarlozing, verslaving, veelvuldig schoolverzuim, blootstelling aan geweld, verrichten van strafbare activiteiten.
Wanneer een professional een signaal in de VIR zet, worden de persoonsgegevens van het kind in de VIR geregistreerd. Er wordt gerapporteerd ‘dat’ er een signaal is. De signaal bevat geen ‘wat-informatie’ oftewel er staat niet in waarom de professional zich zorgen maakt. Wanneer een andere professional een nieuw signaal opneemt in het VIR over hetzelfde kind, krijgen beide professionals een mail dat meerdere professionals zich zorgen maken om het kind. Zij kunnen vervolgens met elkaar in gesprek over de beste aanpak. Daar is dan wél toestemming voor nodig van de betrokken ouders en jeugdige. Het systeem kent ook gezinsfunctionaliteit. Dit houdt in dat het systeem ook een signaal afgeeft als er meldingen gedaan worden over verschillende kinderen binnen hetzelfde gezin.
De toekomst van de VIR
De toekomst van de VIR is ongewis. December 2021 is er in de Tweede Kamer een motie aangenomen, waarbij de regering wordt gevraagd om de wettelijke verplichting tot het gebruik van de verwijsindex te schrappen. De grootste bezwaren zijn dat de privacy rondom de VIR niet goed is vastgelegd. Daarnaast werkt de VIR alleen als er ook daadwerkelijk door iedereen gemeld wordt. Onder professionals is er echter (mede vanwege privacy) weinig draagvlak om te melden. Daarnaast is in sommige regio’s de VIR amper uitgerold. De VIR heeft daarom tot op heden niet het beoogde doel bereikt.
Hier kun je lezen, hoe dit proces verder gaat. En wat de gemeente in de tussentijd moet doen in afwachting van een eventuele wetswijziging.
Opdracht:
Kijk of jouw gemeente/organisatie waar je werkt een protocol heeft voor het doen van een melding binnen de VIR. Wie zijn de meldingsbevoegde functionarissen?
NB: Dit gaat dan niet over de meldcode, zoals die in de volgende pagina aan de orde komt.
Check, dubbelcheck
Ik weet wat de afkorting VIR betekent.
Ik ken de achtergronden van het ontstaan van de VIR.
Ik weet hoe de VIR werkt en heb een beeld bij het proces van signalering.
Met de decentralisatie van de jeugdhulp naar gemeenten in 2015 hebben jeugdprofessionals meer autonomie gekregen en daarmee ook meer verantwoordelijkheid. Om te waarborgen dat deze professionals over de juiste vaardigheden beschikken en hun werk op de juist manier uitvoeren, zijn het SKJ, de norm verantwoorde werktoedeling en het tuchtrecht in het leven geroepen. Hieronder leggen we uit wat dit precies inhoudt.
SKJ
SKJ staat voor Stichting Kwaliteitsregister Jeugd. In dit register kunnen jeugdzorgwerkers, psychologen en (ortho)pedagogen met een hbo- of wo-opleiding zich laten registreren. Sommige werkzaamheden mogen alleen uitgevoerd worden door professionals die SKJ-geregistreerd zijn. In het Kwaliteitskader Jeugd staat beschreven om welke werkzaamheden dit gaat. Hierna behandelen we de norm verantwoorde werktoedeling, waarin dit is uitgewerkt.
Het doel van de registratie is het waarborgen van de kwaliteit van professionals die met kwetsbare kinderen werken. Daarom zijn er aan registratie een aantal voorwaarden verbonden. Zo moeten professionals de juiste diploma’s en actuele kennis van de jeugdzorg hebben. Elke 5 jaar moeten jeugdprofessionals zich opnieuw registreren. We noemen dit herregistratie. Op dat moment moet de jeugdprofessional aantonen dat hij of zij de vakkennis up-to-date heeft gehouden, gereflecteerd heeft op eigen handelen en voldoende in de praktijk met jeugdigen gewerkt heeft. Zo blijft de kennis en kunde van jou als jeugdprofessional up to date.
Van een geregistreerde professional wordt verwacht dat deze handelt naar de professionelestandaard van het SKJ. Deze standaard bestaat uit een Beroepscode en de Richtlijnen voor Jeugdhulp en Jeugdbescherming. In een beroepscode liggen handelingsregels voor een specifiek beroep vastgelegd. Er is ook een Beroepscode specifiek voor de jeugdprofessional opgesteld. Hierbij kun je denken aan: respectvol omgaan met mensen, een professionele houding aannemen ten opzichte van een cliënt, geen misbruik maken van een machtspositie en privacy waarborgen. Alle jeugdprofessionals, dus ook zij die in dienst zijn van een gemeente vallen onder de beroepscode van Social Work. Deze beroepscode kun je hier vinden. In de Richtlijnen voor Jeugdhulp en Jeugdbescherming zijn voorschriften vastgelegd voor handelen met betrekking tot verschillende problemen en stoornissen. Door te werken met deze richtlijnen kan gegarandeerd worden dat de jeugdprofessional doordacht en methodisch handelt.
Opdracht: Elk beroep heeft dus zijn eigen beroepscode. Kijk hier naar de Beroepscode voor pedagogen. Verschilt deze erg van die van Social Work, waar zitten de verschillen?
Heb je verschillen kunnen vinden? Hier een paar voorbeelden van verschillen dit je had kunnen vinden:
Beroepscode van Social Work leest meer als een handleiding terwijl de beroepscode voor Pedagogen lijkt op een wettekst.
Beide beroepscodes behandelen dezelfde thema’s maar leggen wel andere accenten.
De beroepscode voor Pedagogen bevat artikelen over het verstrekken van informatie voor wetenschappelijke en onderwijs doeleinden. De beroepscode voor Social Work heeft deze niet.
De beroepscode voor Social Work heeft een artikel over het bevorderen van de sociale rechtvaardigheid voor de cliënten waar zij mee werken. De beroepscode voor Pedagogen heeft dat niet.
Als de verschillen die jij hebt gevonden er niet bij staan betekent dit niet dat ze fout zijn. Er zijn er nog veel meer te vinden dan dat wij hier genoteerd hebben.
Norm verantwoorde werktoedeling
Het verantwoord toedelen van het werk dat door een jeugdprofessional uitgevoerd wordt, is zoals het woord het al zegt, uitgewerkt in de Norm van verantwoorde werktoedeling. Deze norm houdt rekening met het opleidingsniveau van de jeugdprofessional, het al dan niet geregistreerd zijn en de omstandigheden en risico’s in het gezin.
In de praktijk betekent het toepassen van de Norm verantwoorde werktoedeling dat gemeente, jeugdhulpaanbieders en GI’s:
in beginsel werken met geregistreerde professionals (Besluit Jeugdwet art. 5.1.1);
bij het toedelen van taken aan professionals rekening houden met hun specifieke kennis en vaardigheden;
ervoor zorgen dat geregistreerde professionals kunnen werken volgens de voor hen geldende professionele standaard.
Het uitgangspunt is dat er gewerkt wordt met geregistreerde jeugdprofessionals. Als een taak toebedeeld wordt aan een niet geregistreerd professional wordt er gekeken of de situatie van de client en de werkzaamheden dit toestaan. Belangrijke factoren zijn mogelijke veiligheidsrisico’s en de complexiteit van de werkzaamheden. Zelf het volledige afwegingskader lezen? Met deze link kun je het volledige afwegingskader terugvinden.
Tuchtrecht
SKJ-registratie zorgt er dus voor dat professionals een hoge kwaliteit hebben en volgens bepaalde richtlijnen handelen. Desondanks kan het vóórkomen dat een collega, ouder of jeugdige van mening is dat het handelen van jou als professional níet aan deze kwaliteitseisen voldoet. Diegene kan zich melden bij het SKJ en een beroep doen op het tuchtrecht. Het handelen van de jeugdprofessional wordt dan beoordeeld aan de hand van de richtlijnen en de beroepscode. In het filmpje Tuchtrecht voor jeugdzorgwerkers wordt het tuchtrecht in 8 minuten op een prettige manier toegelicht. Zeker even die 8 minuutjes hiervoor nemen 😊.
Naast het tuchtrecht kan een klacht ook via de gemeentelijke procedure worden afgehandeld. Als iemand het niet eens is met een besluit op een aanvraag, dan kan iemand bezwaar indienen. Als iemand het niet eens is met de manier waarop hij bejegend is, dan kan hij een klacht indienen. In de klachtenprocedure van de gemeente is vastgelegd hoe iemand een klacht kan indienen en hoe de klacht afgehandeld moet worden. Je merkt al dat dit dezelfde zaken kúnnen zijn, als waarvoor iemand zich kan beroepen op het tuchtrecht. In de praktijk zien we dat inwoners toch vaak eerder een beroep doen op het klachtrecht dan op het tuchtrecht. En in dat geval wordt de klacht behandeld binnen de gemeentelijke procedures. Maar nu weer terug naar het tuchtrecht.
Bij het klachtrecht staat het handelen van de organisatie centraal. Het is dan het college van burgemeester en wethouders die de brief stuurt en, als de klacht gegrond is, daar maatregelen in treft. Jij als professional zal niet op die manier centraal staan (al wordt er natuurlijk wel bijgestuurd als jij je ‘misdragen’ hebt). Bij het tuchtrecht is dat anders en staat het handelen van jou als individuele professional centraal. Zoals we in het filmpje ook zagen bestaat het tuchtcollege uit juristen en vakgenoten, waarbij de vakgenoten in de meerderheid zijn. Het tuchtcollege toetst het handelen van de professional bij een klacht aan de professionele standaard, bestaande uit de Beroepscode en de Richtlijnen voor Jeugdhulp en Jeugdbescherming.
Als de klacht gegrond wordt verklaard, kunnen de volgende maatregelen worden opgelegd aan de professional in kwestie:
Een waarschuwing
Een berisping (die eventueel openbaar gemaakt kan worden op de website van de SKJ)
Een (voorwaardelijke) schorsing (die openbaar gemaakt wordt op de website van de SKJ)
Doorhaling met/zonder ontzegging van het recht om zich opnieuw te registreren (die openbaar gemaakt wordt op de website van de SKJ)
De maatregelen zijn openbaar. Er zit wel een einddatum aan de zichtbaarheid van de maatregel. Door de maatregelen op deze manier openbaar en vindbaar te maken, kan de beroepsgroep voorkómen dat iemand op een andere plek zo weer aan het werk kan. Het is best indrukwekkend om te lezen. Je kunt hier een overzicht vinden van de opgelegde maatregelen die openbaar zijn gemaakt.
Als de indiener van de klacht of de professional tegen wie de klacht is gericht niet tevreden is met de uitspraak kunnen zij in beroep gaan. De klacht wordt dan beoordeeld door het College van Beroep. Het uiteindelijke doel van het tuchtrecht is om hulpverleners die niet in lijn met de beroepscode handelen te corrigeren en te zorgen dat de kwaliteit van het beroepsmatig handelen gehandhaafd en bevorderd wordt.
Check, dubbelcheck
Ik weet wat SKJ betekent en wat deze organisatie doet.
Ik weet wat verantwoorde werktoedeling betekent én inhoudt.
Ik heb me verdiept in de professionele standaard zoals die binnen het SKJ is vastgesteld.
Ik weet globaal hoe de procedure bij het tuchtrecht loopt en ken het verschil met het (gemeentelijk) klachtrecht.
De Jeugdwet regelt in principe de zorg voor jeugdigen tot hun 18e jaar. Wordt een jeugdige 18 dan verandert er een heleboel en komt hulp die voorheen allemaal onder de Jeugdwet viel ineens vanuit verschillende wetten. Je kunt je vast wel voorstellen dat deze overgang best complex kan zijn. Je wilt voor de jeugdige het liefst dat deze overgang vlekkeloos verloopt. Hoe moet dat geregeld worden?
Verlengde jeugdwet
Zoals hierboven al stond: als iemand 18 wordt stoppen de jeugdvoorzieningen die onder een andere wet verstrekt kunnen worden (artikel 1.1. Jeugdwet). Maar als je goed hebt opgelet in module 1, dan weet je dat er altijd uitzonderingen zijn😉.
Er zijn namelijk voorzieningen die alleen vanuit de Jeugdwet verstrekt kunnen worden. En déze voorzieningen blijven onder de Jeugdwet vallen, ook als iemand ouder is dan 18jaar.
Bijvoorbeeld:
Jeugdhulp in het kader van het jeugdstrafrecht of jeugdreclassering (kant tot 23 jaar opgelegd worden en nog daarna doorlopen).
Pleegzorg of verblijf in een gezinshuis (sinds 2020 standaard tot 21 jaar, mogelijk tot 23 jaar)
Maar ook andere jeugdhulpvoorzieningen, mits die niet onder een andere wet verstrekt kunnen worden. Denk bijvoorbeeld aan opvoedondersteuning, zelfstandigheidstraining of pedagogische gezinsbegeleiding. Dit noemen we verlengde jeugdhulp. Deze hulp kan tot 23 jaar worden ingezet.
Dit is het geval wanneer:
Jeugdhulp al gestart is voor de 18e verjaardag en die voortgezet moet worden.
Jeugdhulp waarbij voor de 18e verjaardag is besloten dat deze nodig is en die voortgezet moet worden (maar nog niet kon aanvangen vanwege bijvoorbeeld wachtlijsten).
Jeugdhulp opnieuw nodig is binnen een half jaar na het beëindigen ervan en de jeugdige is in de tussentijd 18 jaar geworden.
De overgang van 18- naar 18+: wat doen gemeenten?
De knelpunten die jeugdigen en gezinnen tegenkomen wanneer een jeugdige 18 jaar wordt, worden steeds meer vanuit een breed perspectief aangepakt. Intussen spreken we daarom meer over 16-27 in plaats van 18- 18+. 16-27 is de periode waarin een heleboel life events gebeuren. Jongeren gaan een opleiding volgen of werken, zelfstandig wonen en worden financieel zelfstandig. Ook vanuit wetgeving is 16-27 logischer omdat vanuit wetgeving deze hele periode belangrijk is. Alleen vanuit de Jeugdwet werken we immers al met de leeftijdsgrenzen van 18, 21 en 23. Ook vanuit de Participatiewet zijn er veranderingen als je 18, 21 of 27 wordt.
Een aantal problemen die spelen rondom deze leeftijd:
Van 1 wet gaat de jeugdige naar meerdere wetten. De versnippering leidt tot onduidelijkheid, regelwerk en als een jongere dit zelf moet regelen dan kan dit makkelijk mis gaan.
Voogdij vanuit de GI vervalt. Deze jeugdigen zijn vaak helemaal niet goed in beeld bij de gemeente waardoor ze niet gemonitord worden of ‘koud’ binnenkomen bij de Wmo of Pw.
Jongeren zijn blij dat ze volwassen zijn en eindelijk los kunnen komen van de instanties. Ze willen geen hulp meer, maar overzien ook niet de gevolgen hiervan.
De wetten zijn anders. Dit betekent dat een pgb tarief bij de Wmo bijvoorbeeld ineens lager is. Of dat iemand ineens een eigen bijdrage vanuit de Zvw moet betalen voor de GGZ. Als iemand daar niet op voorbereid is, dan is dit een grote verrassing.
Binnen de Zvw, Wlz en Wmo geldt een eigen bijdrage.
Inkoop van hulp sluit niet op elkaar aan. Er is bijvoorbeeld allang duidelijk dat een jongere naar beschermd wonen moet, maar er is geen passende plek beschikbaar op het moment van 18 worden (vaak worden dit soort zaken wel opgelost, maar geeft het heel veel stress).
Verkokering van de verschillende loketten. Soms werken Wmo en Jeugdwet bijvoorbeeld niet samen en kun je pas 3 maanden van tevoren een Wmo aanvraag doen. Je weet dan pas bij het 18 worden wat iemand daadwerkelijk gaat krijgen. Dit geeft stress. Het is overigens ook lastig want hoe kun je als Wmo consulent een aanvraag in de toekomst behandelen? Dat gaat eigenlijk ook niet. En daarnaast moet je vanuit het vertrouwensbeginsel heel voorzichtig zijn, want wat je toezegt moet je ook doen.
En natuurlijk is het grootste probleem dat deze jongeren die al kwetsbaar zijn het meeste op hun bordje krijgen. Waar veel kinderen uit huis gaan ‘als ze eraan toe zijn’, financieel ondersteund worden door hun ouders en vooral kunnen leunen op hun ouders, valt voor deze jongeren in 1 keer alle steun weg en moeten ze het zelf fixen. Het beste wat wij daaraan kunnen doen is toekomstgericht werken. Dus tijdig (16 jaar) in beeld brengen op welke levensgebieden hulp nodig is om te groeien naar zelfstandigheid. Sommige gemeenten doen dit met een perspectiefplan. Wat is de juiste oplossing op korte termijn, en wat is het perspectief op lange termijn? Maar laten we ons hier ook geen illusies van maken. Rond deze leeftijd zijn jongeren nog zo in ontwikkeling dat het plan een week voordat iemand 18 wordt nog weer anders kan worden. Soms is het door de problemen ook simpelweg teveel gevraagd om ineens zelfstandig te zijn.
Veel gemeenten hebben inmiddels overlegtafels rondom 18-/18+. Dat is in ieder geval een goede stap in de richting om samen te werken en ook overstijgende problemen sneller op te lossen.
Op maatschappelijk niveau hebben we een hoop thema’s die jongeren extra raken (woningnood, inflatie, leefbaarheid in bepaalde wijken, discriminatie). Gelukkig maakt de overheid hier ook stappen in door bijvoorbeeld de leeftijdsgrens voor pleegzorg op te hogen, door de kostendelersnorm te schrappen en nog veel meer, op preventie in te zetten en nog veel meer.
.
EVEN OMDENKEN
Bij een bepaalde gemeente werd regelmatig om verlengde jeugdhulp gevraagd omdat een aanbieder die begeleiding bood binnen de Jeugdwet, niet was ingekocht binnen de Wmo. Nu is de Wmo voorliggend bij begeleiding en is verlengde jeugdhulp in dit geval niet van toepassing. Het is slechts een inkoop vraag. We hebben de boel omgedraaid. Hoe kunnen we zorgen dat we aan de voorkant een aanbieder inzetten die passende hulp kan bieden, nu en in de toekomst vanuit Wmo? Het stukje financiering hebben we geregeld vanuit pgb of maatwerk-contract met de aanbieder. Ook hebben we dit bij beleid/inkoop geagendeerd om te kijken hoe we de inkoop van begeleiding voor jeugd en Wmo beter op elkaar aan kunnen laten sluiten.
In het bovenstaande plaatje zie je onder welke wet de verschillende vormen van jeugdhulp na het 18e levensjaar kunnen worden voortgezet.
Verdieping: Wil je meer weten over ontwikkelingen rondom de aanpak 16-27? Het NJI heeft hier een kennispagina over gemaakt
Check, dubbelcheck
Ik weet dat alle voorzieningen vanuit de Jeugdwet stoppen als iemand 18 wordt, als deze ook vanuit een andere wet geboden worden.
Ik weet wanneer de verlengde Jeugdwet van toepassing is.
Ik weet wat de voorwaarden zijn om de verlengde Jeugdwet in te kunnen zetten.
Ik weet dat het belangrijk is om jeugdigen en ouders vroegtijdig mee te nemen in de overgang van 18- naar 18+.
Zo! Dat was een heleboel informatie over de verschillende wetten en de grensgebieden van deze wetten. Duizelt het je inmiddels een beetje? Geen zorgen! Voor we verder gaan naar het volgende onderwerp, vind je hieronder nog een kort overzicht van de verschillende aanpalende wetten.
De Participatiewet (verder Pw) staat van oudsher bekend als de bijstandswet en de uitkering vanuit de PW wordt dan ook bijstandsuitkering genoemd. Het doel van de Pw is het bieden van een uitkering voor levensonderhoud als er echt geen andere mogelijkheden zijn én het ondersteunen om weer aan het werk te gaan. Vandaar dat we in het kader van de Pw vaak spreken over Werk en Inkomen. Het uitgangspunt in de Participatiewet is kijken naar wat iemand wél kan wat betreft werk en deelname in de samenleving, in plaats van wat iemand niét kan. Herkenbaar? Dat kan kloppen, want kijken naar de mogelijkheden hebben we ook al gezien bij de eigen kracht die centraal staat in de Jeugdwet.
Inkomen
Wanneer iemand zelf geen mogelijkheden heeft om in zijn of haar levensonderhoud te voorzien, kan iemand een bijstandsuitkering aanvragen. We noemen dit algemene bijstand. Het kan ook vóórkomen dat iemand met een laag inkomen bepaalde bijzondere kosten niet kan betalen. Dit noemen we dan bijzondere bijstand. De Pw wordt als het vangnet van onze sociale zekerheid beschouwd. Dit betekent dat je het kunt zien als het laatste redmiddel. Alle andere mogelijkheden hebben voorrang boven de Pw.
VOORBEELDEN (geen recht op bijstandsuitkering)
Iemand heeft spaargeld (boven het vrij te laten bedrag) of waardevolle spullen. Een jongere kan terug naar school en een beroep doen op studiefinanciering. Iemand kan een beroep doen op een uitkering vanuit een andere wet (bijvoorbeeld werkeloosheidswet of ziektewet). Iemand kan misschien snel weer aan het werk, al is het maar een paar uur per week.
Van iemand die een bijstandsuitkering aanvraagt wordt verwacht dat hij alles in het werk zet om te voorkomen dat hij een bijstandsuitkering nodig heeft. En als hij dan een uitkering heeft, dat deze zo kort mogelijk duurt.
Naast de bijstand heeft de gemeente nog allerlei minimaregelingen voor mensen met een laag inkomen. Deze verschillen per gemeente. Denk hierbij aan regelingen om een laptop aan te schaffen als een kind deze nodig heeft voor school of het sportfonds zodat een kind kan sporten. Altijd handig om te weten waar gezinnen recht op hebben in de gemeente waar jij werkt. 😉
Werk
Heeft iemand dan toch een bijstandsuitkering nodig, dan kan hij ondersteuning krijgen om weer aan het werk te gaan. Deze ondersteuning kan in verschillende vormen, maten, geuren en kleuren geboden worden. Het bekendst is wel de begeleiding die de consulent werk aan de uitkeringsgerechtigde geeft. De consulent kan wanneer dat nodig is iemand coachen. De gemeente kan een inwoner ook helpen naar betaald werk met een re-integratietraject, bijvoorbeeld met een werkervaringsplaats. Of bijvoorbeeld een cursus aanbieden om te leren solliciteren. Daarnaast is beschut werk mogelijk wanneer er meer begeleiding of aanpassingen nodig zijn dan van een reguliere werkgever verwacht mag worden. Natuurlijk zijn er nog meer soorten ondersteuning, maar dan zou dit een hele Participatiewet module worden terwijl je hier natuurlijk bent voor de Jeugdwet. Niet helemaal de bedoeling dus! 😉
Jongeren in de Participatiewet
Recht op een uitkering
Vanaf 18 jaarkan een jongere een bijstandsuitkering aanvragen. Maar van 18 tot 21 jaar is deze uitkering veel lager dan voor iemand van 21 jaar of ouder. Deze lage norm is namelijk net zo hoog als de kinderbijslag die ouders voorheen ontvingen. Het uitgangspunt is dat jongeren tot 21 jaar thuis wonen. Wanneer een jongere onder de 21 jaar toch zelfstandig woont, kan deze alleen een hogere uitkering (vanuit de bijzondere bijstand) krijgen als het echt noodzakelijk is dat hij of zij niet bij zijn of haar ouders woont. Dit kan het geval zijn als de ouders overleden zijn, maar ook als jongeren een jeugdzorgverleden hebben en al langer niet thuis wonen.
Opdracht: Bij deze opdracht mag je ervan uitgaan dat aan alle voorwaarden voor een uitkering wordt voldaan en dat er geen noodzaak is niet bij de ouders te wonen (tenzij dit nadrukkelijk wordt vermeld).
Elk half jaar worden de nieuwe bedragen middels een normenbrief bekendgemaakt. *De bovengenoemde bedragen gelden voor juli t/m december 2023
Zoek uit met behulp van de normenbrief hierboven hoe hoog de bijstandsuitkering is van:
Rianne (18) woont bij haar vader.
Johnny (20) woont op kamers.
Sabrina (19) en Sander (20) wonen samen.
Chelsey (19) woont samen met haar dochtertje van 2.
Maartje (18) woont na opname in een gesloten jeugdinrichting met begeleiding zelfstandig. Terug bij haar ouders gaan wonen is geen optie.
Kim (20) en Joan (19) zijn getrouwd en hebben net een baby gekregen. Ze wonen niet bij de ouders van Kim of Joan.
Kim wordt 21, Joan is dan nog 19. Hoe hoog is de uitkering nu?
In de bovenstaande opdracht hebben we een grote groep jongeren die vaak op zichzelf woont en geen- of weinig inkomen heeft buiten beschouwing gelaten: studenten. Studenten hebben nooit recht op een bijstandsuitkering. Zij zijn (zoals we dat noemen) uitgesloten van het recht op bijstand. Zoals je ziet is het inkomensgedeelte van de bijstand redelijk strak afgebakend.
Zoeken naar werk
In de bijstandswet wordt onder jongeren verstaan: iedereen tussen de 18 en 27 jaar.
Jongeren zonder arbeidsbeperking:
We beginnen met jongeren (tussen de 18 en 27 jaar dus) zonder (arbeids)beperkingen. Met arbeidsbeperking wordt bedoeld dat iemand door ziekte of gebrek niet in staat is om het minimumloon te verdienen. Is dit niet aan de hand en gaat het om een ‘gezonde’ jongere, dan krijgt de jongere wanneer hij zich meldt niet direct een uitkering. Jongeren moeten eerst vier weken zoeken naar een baan. Pas als een jongere hier echt aantoonbaar zijn best voor heeft gedaan en het toch niet is gelukt, kan er recht op een bijstandsuitkering zijn. Als een jongere nog kan studeren met recht op studiefinanciering en hiermee zijn positie op de arbeidsmarkt kan verbeteren, dan wordt dit aangemoedigd (en soms zelfs verplicht gesteld). Onderzoek heeft uitgewezen dat het behalen van het juiste diploma de beste manier is om iemand voor armoede te behoeden.
Jongeren met een arbeidsbeperking:
Voor jongeren met een (arbeids)beperking loopt de ondersteuning vaak wat anders. Wanneer een jongere door een verstandelijke beperking of psychische stoornis niet in staat is om het minimumloon te verdienen, kan hij of zij opgenomen worden in het doelgroepenregister. Jongeren die in dit register zijn opgenomen kunnen extra structureel begeleiding krijgen om toch een betaalde baan te kunnen vervullen en werkgevers die deze mensen in dienst nemen kunnen loonkostensubsidie ontvangen om eventuele verminderde productiviteit te compenseren. Normaliter wordt de toegang tot de doelgroep bepaald aan de hand van een loonwaardemeting door het UWV waarmee onderzocht wordt of iemand het minimumloon kan verdienen. Voor jongeren die het speciaal onderwijs hebben afgerond wordt een uitzondering gemaakt. Zij worden direct in het register opgenomen. Vaak is er al voor de 18e verjaardag contact tussen jeugdprofessional en werkconsulent.
Juist als er problemen zijn met jeugdigen is het goed om alle mogelijkheden als jeugdprofessional in beeld te hebben. Je zult dan samen moeten werken met het samenwerkingsverband (zie de pagina over Passend onderwijs), de leerplichtambtenaar en ook de afspraken moeten kennen die er in jouw gemeente gemaakt zijn voor de schoolverlaters vanuit het speciaal onderwijs (of praktijkroute), de doelgroepjongeren. Het plan hoe een jeugdige overgaat van 18 – naar 18 + is hierbij extra belangrijk (we komen hier later nog op terug).
Antwoorden van de opdracht:
Rianne heeft geen kosten voor huur, g/w/l etc. en van haar vader wordt verwacht dat hij nog bijdraagt in haar levensonderhoud. Haar uitkering bedraagt maximaal € 300,36.
Johnny zal de huur van zijn kamer moeten betalen. Met de maximale algemene bijstand die hij kan ontvangen ad € 300,36 zal hij waarschijnlijk niet rond kunnen komen. Toch is dit de maximale uitkering, als er geen noodzaak is om niet meer bij zijn ouders te wonen.
Sabrina en Sander krijgen samen een uitkering ter hoogte van € 600,72. Als het niet noodzakelijk is dat zij niet meer bij hun ouders wonen, is dit het maximale bedrag.
Chelsey krijgt een uitkering voor een alleenstaande met een ten laste komend kind ad € 300,36. Via de toeslagen van de Belastingdienst zal Chelsey nog wel geld krijgen voor de kosten van haar kind.
Maartje heeft recht op een uitkering voor een alleenstaande zonder ten laste komende kinderen ad € 300,36. Omdat teruggaan naar haar ouders geen optie is, zal haar uitkering op grond van de bijzondere bijstand worden aangevuld tot een bedrag van € 1.091,71.
Kim en Joan hebben recht op een uitkering naar de norm voor gehuwden met ten laste komende kinderen ad € 948,32.
Op het moment dat Kim 21 wordt hebben zij recht op een samengestelde norm voor gehuwden waarbij één persoon 18 t/m 20 jaar is en de ander 21+. Deze uitkering bedraagt € 1169,37.
Zoals je ziet geen vetpot. Zonder noodzaak is het voor jongeren tot 21 jaar eigenlijk niet mogelijk om zelfstandig te wonen
.
Verdiepingskans: Zoals je ziet is de Participatiewet een laatste vangnet en geen vetpot. Voorheen was het zo dat thuiswonende jongeren van 21 t/m 27 jaar die werken, werden aangemerkt als kostendeler voor de kostendelersnorm. Dit betekent dat van hen verwacht wordt dat zij bijdragen in het huishouden. Voor hun ouders betekent dit dat zij gekort worden op de uitkering. Alleen bleek dat sommige jongeren dit niet konden betalen vanwege eigen kosten, schulden of simpelweg weigerden om te betalen. Dit had tot ongewenst gevolg dat ouders hierdoor hun rekeningen niet konden betalen en soms zelfs noodgedwongen hun kind op straat zetten. Gecombineerd met de woningnood heeft dit de afgelopen jaren tot een aanzienlijke stijging van jongere dak- en thuislozen geleid.
Gelukkig is de wet op dit punt aangepast en wordt de kostendelersnorm sinds januari 2023 pas gehanteerd vanaf 27+. Dit is wel een heel goed voorbeeld van hoe een kleine korting in de context van een complexe maatschappij, tot grote maatschappelijke (en financiële) problemen kan leiden. In dit artikel wordt dit nog verder toegelicht (dit artikel is dus vóór de wetswijziging geschreven).
Check, dubbelcheck
Ik ken de relatie tussen Pw en bijstandsuitkering.
Ik weet wat Werk en inkomen in dit kader betekent.
Ik weet nu dat er een verschil is in de hoogte van een uitkering voor jongeren van 18 – 21 jaar en van 21 jaar en ouder.
Bij deze energizer gaan we dansen op je favoriete muziek. Ze een energiek muziekje op en dans 5 minuten alsof er niemand meekijkt! Mocht je geen inspiratie hebben voor een fijn liedje dan hebben wij hieronder één voor je uitgezocht.
Energized en uitgedanst? Mooi! Dan gaan we verder met de rest van deze module.
De Leerplichtwet stelt dat kinderen verplicht zijn naar school te gaan. Vanaf 5 jaar ben je leerplichtig in Nederland. Er zijn twee manieren waarop leerplicht kan eindigen:
Aan het einde van het schooljaar waarin een leerling 16 jaar is geworden.
Wanneer een kind 12 volledige schooljaren naar school is geweest.
Kwalificatieplicht
Leerplicht eindigt dus als iemand 16 jaar is geworden. Maar… jeugdigen tussen de 16 en 18 jaar die nog geen startkwalificatie hebben behaald, hebben nog wel een kwalificatieplicht. Dit betekent dat je eerst je kwalificatie moet halen en dan pas van school mag. Wanneer is een jeugdige gekwalificeerd? Als deze één van de volgende diploma’s heeft: havo, vwo of minimaal mbo niveau 2.
Voor leerlingen op voortgezet speciaal onderwijs (vso) geldt een uitzondering. Als zij onderwijs hebben gevolgd in het uitstroomprofiel arbeidsmarktgericht of dagbesteding zijn ze niet meer kwalificatieplichtig.
Ontheffing van leerplicht
In geval van ernstige psychische en/of lichamelijke klachten kan een jeugdige ontheffing krijgen van de leerplicht (telkens voor de periode van een jaar). Hij is dan niet verplicht om ingeschreven te staan bij een school. Ontheffing van de leerplicht wordt aangevraagd bij de leerplichtambtenaar (een collega-ambtenaar dus). Deze zal een recente verklaring vragen van een arts. Vaak is dat de arts van de GGD. In geval van ontheffing van de leerplicht is er dus geen school meer verantwoordelijk en gelden ook de afspraken op grond van het passend onderwijs niet meer. Als een jeugdige nog wel leerplichtig of kwalificatieplichtig is en een ontheffing van de leerplicht heeft, dan kan er op grond van de Jeugdwet dagbesteding (als vervanging van onderwijs) ingezet worden.
Wat ontzettend lastig is, is dat ieder samenwerkingsverband hierin verschillend werkt en de budgetten anders heeft verdeeld. Het ene samenwerkingsverband heeft budget vrij gemaakt voor speciale trajecten voor leerlingen die dreigen uit te vallen met kleine klassen en extra begeleiding. Een ander samenwerkingsverband heeft de budgetten verdeeld en heeft geen budget meer voor individuele trajecten voor leerlingen. Dan wordt vanwege een financiële reden beroep gedaan op de Jeugdwet. Zolang een leerling leerplichtig is, is de school aan zet. Financiën zijn dus geen reden om Jeugdhulp in te zetten. Tegelijkertijd zijn we natuurlijk nog verder van huis als er dan maar een ontheffing van de leerplicht wordt aangevraagd om jeugdhulp (meestal in de vorm van dagbesteding) te kunnen ontvangen (ja dit gebeurt helaas).
Het is dus belangrijk om jouw leerplichtambtenaar en de afspraken binnen het samenwerkingsverband goed te kennen. Hoe werkt het samenwerkingsverband in de praktijk en welke middelen hebben zij ter beschikking? Zo kan voorkomen worden dat je als jeugdteam pas betrokken wordt als het kind al thuis zit of al een ontheffing van leerplicht heeft gekregen.
Check, dubbelcheck
Ik weet wanneer er leerplicht is.
Ik weet wanneer er kwalificatieplicht is en wanneer er een uitzondering op de kwalificatieplicht is.
Ik weet wanneer een jeugdige ontheffing van de leerplicht kan krijgen.
Ik weet wanneer de Jeugdwet verantwoordelijk is om een voorziening te treffen bij uitval van school.
We gebruiken cookies voor een goede werking van onze website. Met het plaatsen van deze cookies verzamelen we geen persoonsgegevens! Voor meer informatie bekijk ons cookiebeleid.AkkoordCookiebeleid